Naar aanleiding van mijn twee boeken

Het Gastenboek van het Oranjehotel

Op de website van het Oranjehotel vind je het zogenoemde gastenboek. Dit gastenboek is vlak na de oorlog samengesteld op basis van gesprekken die iemand met voormalige gevangenen en familieleden daarvan heeft gevoerd. Uiteraard heb ik verschillende malen op die website gekeken of er informatie op stond die voor mij van belang was. Daarbij viel me op dat de namen van ruim 90% van de communistische gevangenen ontbreken. Niet alleen de namen van Haagse communisten ontbreken, maar ook die van Groningse en Rotterdamse communisten ontbreken vrijwel volledig.

Het probleem van de samenstellers van het gastenboek is dat de Duitsers aan het eind van de oorlog de administratie vernietigd hebben. Daarmee was het samenstellen van een volledig gastenboek onmogelijk geworden. Maar het gastenboek is wel erg onvolledig. Zo heb ik in Bad Arolsen een stuk administratie teruggevonden die de periode januari 1942 tot augustus 1943 beslaat en gevangenen van Referat IV van de Sicherheitsdienst betreft (een klein deel aan het eind is onleesbaar, doordat het vervaagd is). Ook hiervan ontbreken de meeste namen.

Bij mijn onderzoek kwam ik tegen dat er vlak na de oorlog hier en daar wat fantasten rondliepen die allerlei beweringen deden over verzetsdaden en gevangenschappen die niet bestonden. Uiteraard kan ik niet alle beweringen controleren. En dat konden de samenstellers van het gastenboek en de website ook niet. Daarom is voorzichtigheid geboden om zo maar klakkeloos aan te nemen dat als iemand in het gastenboek staat, dat hij inderdaad een held of slachtoffer was. In veruit de meeste gevallen is dat wel zo, maar er zitten hier en daar een paar fantasten bij die zich na de oorlog een verzetsverleden wilden aanmeten. Hiermee konden ze dan tevens voorkomen dat ze in het kader van de Bijzondere Rechtspleging vervolgd werden voor wandaden. Overigens ken ik enkele gevallen waarbij Nederlandse medewerkers van de Sicherheitsdienst korte tijd gevangen werden gezet, enerzijds ter intimidatie om de discipline te handhaven en anderzijds om naar de buitenwereld te indruk te wekken dat ze anti-Duits waren.

Zelf heb ik de namen die ik in de Bad Arolsen gevonden administratie van door Referat IVA1 (bestrijding communisme) aangeleverde Haagse arrestanten niet meegeteld bij het Haags communistisch verzet, behalve als ik gevonden heb dat ze om het leven zijn gekomen op een plek waar veel communisten om het leven kwamen. De reden is dat ik de indruk heb gekregen dat het personeel van Referat IVA1 soms op andere zaken werden ingezet, toen de meeste communisten gearresteerd waren. Hierdoor heb ik vast een aantal communistische arrestanten gemist.

Krieno Hendrik Luurssen en zijn betrokkenheid bij Hannie Schaft en Velser affaire

De Velser affaire betreft de bestrijding van het communistische verzet in de regio van de IJmond door de politie van met name de gemeente Velsen. Na de oorlog werden er beschuldigingen geuit dat de politie het verzet was geïnfiltreerd om communistische verzetsmensen, zoals Hannie Schaft en Truus Menger, als landverraders neer te laten schieten, terwijl het in werkelijkheid communisten waren. Verder werd de beschuldiging gedaan dat Hannie Schaft in de val was gelokt, waarna ze door de Duitsers vermoord is.

Er is verschillende malen onderzoek naar de beschuldigingen gedaan, De laatste maal werd zo een onderzoek gedaan door Bas von Benda-Beckmann. Het resulterende boek maakt een gedegen indruk. Bij geen van die onderzoeken is enig bewijs voor de zware beschuldigingen gevonden. Dit is overigens niet verbazingwekkend, want aan het eind van de oorlog werd er weinig opgeschreven, terwijl de betrokken politiemensen na de oorlog in staat waren om voor hun belastende documenten te laten verdwijnen. Verder zijn er mogelijk documenten met betrekking tot communisten en politiemensen die met de Duitsers hebben samengewerkt eerst in handen van het Bureau Nationale Veiligheid gekomen en vervolgens bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst (de voorloper van de AIVD). De AIVD heeft het archief van het Bureau Nationale Veiligheid aan het Nationaal Archief overgedragen. De omvang van het overgedragen archief bedraagt 35 meter, terwijl het oorspronkelijk enige kilometers groot was. Er is dus maar 1% of minder van het oorspronkelijke archief overgedragen, de rest is op onwettige manier vernietigd door de Binnenlandse Veiligheidsdienst. De voor de staat meest belastende stukken zullen dus wel vernietigd zijn. Dus het is niet verbazingwekkend dat niets meer gevonden is.

Op dringend verzoek van de regering in Londen werd door de verschillende verzetsorganisaties een samenwerkingsverband aangegaan in de Raad van Verzet (RVV). Met tegenzin namen de andere groepen ook de veruit grootste en oudste verzetsorganisatie van de communisten op. De samenwerking verliep stroef. De regering wees het anticommunistische lid van de illegale organisatie Ordedienst, de Haarlemse substituut-officier Nicolaas Sikkel (zwager van de tevens anticommunistische minister-president Gerbrandy) aan als haar vertegenwoordiger in de RVV in de IJmond. Zo gaf een felle anticommunist leiding aan een aantal communistische verzetsmensen. Sikkel nam in de leiding van de RVV de Haagse politieman Krieno Hendrik Luurssen op. In geen enkel onderzoek, ook niet in dat van Bas von Benda-Beckmann is serieuze aandacht aan Luurssen besteed. En dat is verbazingwekkend. Er bestaat immers een dik CABR-dossier over Luurssen vanwege zijn grootschalig landverraad. Het dossier is duidelijk geschoond van allerlei verklaringen, want er is vrijwel niets in te vinden over zijn activiteiten voor de Sicherheitsdienst, zoals het leiding geven aan de voor het verzet en onderduikers uiterst gevaarlijke en dodelijke treincontrole. Ook andere documenten die men zou verwachten, en zijn personeelsdossier bij de Haagse politie zijn grotendeels leeggehaald. De weinige nog beschikbare gegevens over de treincontrole komen dan ook uit dossiers van andere personen. Het was in die tijd gebruikelijk om dossierinformatie te kopiëren naar de dossiers van andere betrokkenen, en aangezien deze geheel ontbreekt is dat bewijs dat het dossier van Luurssen “geschoond” is. Ondanks het ontbreken van documenten op de plaatsen waar men die behoort aan te treffen, zou men verwachten dat er bij de onderzoeken naar de Velser affaire flinke aandacht aan deze landverrader bij de RVV wordt besteed. Maar in het geheel niet dus.

Krieno Hendrik Luurssen kwam op 1-7-1935 in dienst van de Haagse Politie Inlichtingendienst. Na het overlijden van zijn vrouw huwde hij een Duitse vrouw die sinds 1930 in Nederland woonde. Ze was afkomstig uit Hannover. Luurssen stond bekend om zijn zeer pro-Duitse houding en kwam van verblijf in Duitsland terug met enthousiaste verhalen. Vrijwel vanaf het begin werkte hij samen met de Duitse Gestapo, omdat de Haagse Politie Inlichtingendienst daar in 1935 een samenwerkingsverband mee was aangegaan.

Nog in mei 1940, direct na de Nederlandse capitulatie, meldde hij zich op eigen initiatief aan om dienst te gaan doen bij de Sicherheitsdienst. Met instemming van burgemeester De Monchy, die hoofd van de politie was, werd hij bij de Sicherheitsdienst gedetacheerd, met als werkplek Bezuidenhoutseweg 187-189. Hij begon als tolk, maar vervulde daarna diverse andere functies bij de Sicherheitsdienst. De door de Duitsers benoemde hoofdcommissaris Hamer bevorderde hem in 1941, met als opmerking dat hij aanhanger van de Groot-Duitse gedachte was [Haags Politiearchief, inventarisnummer 3726] en in 1942 werd hij op verzoek van de Duitsers bevordert tot de officiersrang van inspecteur.

Op 5 december 1942 werd de dienst Bahnfahndung, de treincontrole, opgericht die tot de spoorwegstaking in september 1944 actief zou blijven. De dienst telde in eerste instantie 15 personen die in de treinen mensen controleerden. De officiële omschrijving van de dienstopdracht was: ‘verstärkte Fahndungsaktionen nach flüchtigen Kriegsgefangenen und ausländischen Arbeitskräften’. Maar de dienst richtte zich in het begin vooral op het opsporen van Duitse deserteurs en piloten van neergekomen geallieerde vliegtuigen (deserteurs kwamen officieel niet voor, dus kon men dergelijk defaitisme niet in een dienstopdracht zetten). Bij de controle van personen werd in teams van twee gewerkt: een Nederlandse politieman en een Duitse militair. De Nederlander kon beter met de Nederlandse passagiers communiceren en kon Duitse of Engels/Amerikaanse accenten herkennen, terwijl de Duitser de Nederlander in de gaten kon houden en beter met een vuurwapen om kon gaan (de op te sporen personen waren militairen die in principe vuurwapengevaarlijk waren). Al gauw bleek de dienst zeer effectief te zijn en werd de opdracht uitgebreid met het opsporen van personen die in een opsporingsregister stonden, potentiële personen voor de Arbeitseinsatz en personen met een vals persoonsbewijs, zoals onderduikers, Joden, verzetsmensen en ontduikers van de Arbeitseinsatz. In voorkomende gevallen werden ook zwarthandelaren aangehouden. De dienst was zo effectief dat de dienst per 1 mei 1943 naar 35 man werd uitgebreid; Luurssen kreeg toen de leiding over deze dienst. De dienst was zo belangrijk dat hij gehuisvest werd in het kantoorgebouw van het hoofd van de Höhere SS und Polizeiführer Johann Baptist Albin Rauter op Plein 1 in Den Haag.

Een van de leden van de Bahnfahndung was de NSB’er Johannes Gerhardus Eckhardt. Hij werd in mei 1943 aangesteld en in Amersfoort gestationeerd. Eckhardt was voor de oorlog lid van de Haagse Politie Inlichtingendienst, die door de Duitsers werd omgevormd tot de beruchte Documentatiedienst. In het voorjaar van 1941 werden de meeste niet-NSB’ers uit de Documentatiedienst verwijderd, maar Eckhardt als NSB’er mocht blijven. In juni 1941 verzamelde hij bij de omliggende gemeentes de namen van communisten die de respectievelijke gemeentelijke inlichtingendiensten geselecteerd hadden om vermoord te worden. Bij de Inlichtingendienst werden alleen mensen aangesteld met een extreemrechtse of fascistische voorkeur, die bovengemiddelde capaciteiten hadden. Over de samenstelling van de Bahnfahndung heb ik geen informatie verzameld (het behoorde niet tot mijn oorspronkelijke onderzoeksdoel). Maar uit de aanstelling van Eckhardt mag men afleiden dat de achtergrond van de leden van de treincontrole identiek was aan die van de vooroorlogse gemeentelijke inlichtingendiensten. Mogelijk bestond de Bahnfahndung zelfs voornamelijk uit personeel van de vooroorlogse inlichtingendiensten.

Bij de Bahnfahndung werkten drie politiemannen die uit Velsen afkomstig waren (de namen heb ik niet opgeschreven, omdat dat niet tot mijn onderzoekdoel hoorde) [bron: Haags Politiearchief, inventarisnummer 3731]. Drie man uit Velsen op 17 Nederlanders is een groot percentage, vooral gezien de omvang van de gemeente Velsen. We vinden hier dus de eerste connectie tussen Luurssen en de politie in Velsen.

Naast de leiding over de Bahnfahndung was Luurssen nog betrokken bij andere activiteiten. Zo was hij betrokken bij de opsporing van de verzetsgroep van Theo Dobbe [bron: Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, inventarisnummer 384, verzameldossier Jan Viëtor c.s.]

Vanaf de zomer van 1943 begon Luurssen bedankbriefjes te verzamelen van mensen, voor wie hij bemiddelde bij de vrijlating van een van hun verwanten. Hij had zoveel bedankbriefjes dat het doet denken aan door hem uitgeoefende dwang. Ook de vader van Hannie Schaft schreef vlak na de oorlog zo een bedankbriefje, omdat Luurssen een poging gedaan zou hebben haar dood te voorkomen (ik heb dit briefje ontdekt, dat later door Bas von Benda-Beckmann is bekeken). Verder wist hij na de oorlog een lijst van 115 personen te overleggen van mensen die van zijn goede gedrag zouden kunnen getuigen.

Dit alles doet sterk denken aan een andere grote corruptieaffaire bij de Sicherheitsdienst onder leiding van de Duitse militair Fritz Hillesheim bij de Gruppe V, bestrijding zwarte handel, van de Sicherheitsdienst (Hillesheim werd later door de Duitsers opgehangen wegens desertie). Bij die affaire werden verwanten van een arrestant afgeperst om een bedrag te betalen voor de vrijlating, anders zou de arrestant in het kader van de Arbeitseinsatz naar Duitsland worden gestuurd. Dat bedrag was meestal 5.000 gulden (omgerekend naar de huidige waarde ca. 50.000 Euro), maar kon soms nog veel hoger zijn; tot wel 40.000 gulden. Vaak ging het daarbij om in de val gelokte (uitlokking) zwarthandelaren, waarbij de goederen in beslag werden genomen en vervolgens door handlangers van de Sicherheitsdienst op de zwarte markt verkocht. Tot die handlangers behoorden onder andere de beruchte zwarthandelaar en Sicherheitsdienstspion Jan Haakman en Reinder Zwolsman. Bij de activiteiten van Zwolsman was de vooroorlogse katholieke minister Laurentius Deckers betrokken, terwijl Zwolsman nauw bevriend was met de ook vooroorlogse katholieke minister Carl Romme. Nu hebben we naast Gerbrandy nog twee toppolitici die met deze affaires rond Luurssen te maken hebben. Dat Luurssen met de corruptieaffaire rond Hillesheim te maken had, wordt bevestigd in een naoorlogs proces-verbaal van een verhoor van de politieman Martinus van der Wilt, waarin verteld werd dat Luurssen samen met Hillesheim tegen betaling gunsten verleende aan verwanten van arrestanten om bezoeken te mogen af te leggen en voedsel te brengen [bron: Archief Jan Baars, inventarisnummer 328]. Van Luurssen is bekend dat hij arrestanten wel bedreigde met het zenden naar een concentratiekamp [bron: verslag van een zitting van de zuiveringscommissie, Haags Politiearchief, inventarisnummer 3726].

Dat Luurssen veel invloed bij de Sicherheitsdienst had blijkt wel uit het feit dat hij de chef van de afdeling bestrijding zwarte handel bij de Sicherheitsdienst, Oskar Wensky, kon vragen om de Duitser Horack over te plaatsen.

Bas von Benda-Beckmann deelt aan mij een sneer uit, omdat hij betwijfelt dat Luurssen verantwoordelijk is voor een groot aantal dodelijke slachtoffers. In mijn boek Vuile oorlog in Den Haag maak ik de volgende schatting: ‘Het lijkt een redelijke schatting dat er dagelijks twaalf teams van de treincontrole op pad waren en dat ieder duo gemiddeld één persoon per dag aanhield. De dienst bleef actief tot aan de treinstaking die in september 1944 begon. Zo kom je tot een schatting van ongeveer tienduizend aanhoudingen. Je mag vermoeden dat meer dan 10% van de aangehoudenen, zoals Joden en mensen die voor straf naar een concentratiekamp werden gestuurd, om het leven kwam. Dan kom je tot ruim duizend doden door toedoen van de acties onder leiding van Luurssen.’ Je kunt de schatting aan de hoge kant vinden, maar je moet wel bedenken dat bij het aanhouden van onderduikers vaak twee of meer mensen tegelijkertijd werden aangehouden. Verder werden na verhoren, vaak gepaard gaand met zware mishandelingen, regelmatig onderduikadressen prijsgegeven. Bij controle van de onderduikadressen werd soms de onderduikgever en de eventueel gevonden onderduikers aldaar gearresteerd, werden brengers van bonnen opgewacht en gearresteerd. Soms kon dat leiden tot een keten van meer dan tien arrestaties van onderduikgevers op de successieve onderduikadressen van een arrestant, de onderduikers op die plekken en de leden van illegale organisaties die hulp verleenden. Kortom, ik ben er zeker van dat Luurssen verantwoordelijk voor minstens enige honderden doden, nog los van de overige doden die hij heeft veroorzaakt bij acties zoals die tegen de groep van Theo Dobbe.

Het kenmerk van de Velser affaire is dat verzetsmensen werden ingeschakeld om andere verzetsmensen uit te schakelen. Deze tactiek is het handelsmerk van Friedrich Frank, een hoge functionaris van de Duitse contraspionage, direct onder het hoofd Joseph Schreieder. Maar er is geen enkel document dat de verbinding tussen Frank en de RVV in Velsen legt. Maar via Luurssen is die verbinding er wel. Frank was betrokken bij het corruptienetwerk van de Sicherheitsdienst, waar Luurssen deel van uitmaakte. Friedrich Frank was een uiterst wreed en volslagen gewetenloos figuur: hij had een leidinggevende rol bij de zogenaamde Silbertannemoorden en liet veel arrestanten executeren. Maar na de oorlog werd hij door Nederlandse geheime diensten in bescherming genomen, zodat hij probleemloos voor een gesprekje naar Nederland kon komen zonder enige straf te vrezen.

Wat deed Frank dan wel allemaal? In navolging van het Englandspiel had hij vijf geheime zenders van verzetsgroepen in handen weten te krijgen, via welke hij in direct contact met Nederlandse inlichtingengroepen, zoals het Bureau Bijzondere Opdrachten (BBO) en de Centrale Inlichtingendienst in Londen stond. Het lijkt er zelfs op dat het BBO dat wist en omgekeerd van Frank gebruik probeerde te maken. Frank probeerde van de Nederlandse geheime diensten gebruik te maken. Dat kon betrekking hebben op onschuldige zaken als het doorgeven van bestellingen voor chocola, koffie, rookwaren (sigaren, sigaretten), whisky, corned beef en dergelijke die dan vervolgens door vliegtuigen van de RAF boven Nederland gedropt werden. Minder onschuldig was het bestellen van wapens als stenguns. Deze wapens werden dan weer aan spionnen gegeven om bij hun infiltratiepogingen in verzetsorganisaties aannemelijk te maken dat ze in verbinding met Londen stonden en zo wapens aan die groepen konden leveren. Deze methode werd onder andere door Anton van der Waals gebruikt, die door Joseph Schreieder en Friedrich Frank aangestuurd werd. Verder zijn er getuigenverklaringen dat Frank het bombardement op Bezuidenhout heeft uitgelokt, door verschillende plekken aan te wijzen waar onderdelen voor de V2 in Bezuidenhout lagen opgeslagen. Getuigen hebben verklaard dat Frank tijdens het bombardement van plezier stond te dansen toen hij van de Willemspark flat toekeek. Voor deze bewering bestaan ondersteunende verklaringen. Zo is er een verklaring van een Nederlandse vertrouweling van Frank, die stelt dat hij van Frank de suggestie kreeg zijn woning in Bezuidenhout tijdig te verlaten. En ook de naaste medewerker van Frank, Jan Haakman, liep met zijn gezin geen schrammetje op, terwijl zijn huis in Bezuidenhout volkomen werd vernietigd, zodat hij geen huisraad en kleding meer had. Alhoewel daar geen verklaring van op papier staat, lijkt het er sterk op dat hij tijdig gewaarschuwd werd. Tot slot wist Frank (of zijn chef Schreieder) het voor elkaar te krijgen dat het BBO grote hoeveelheden wapens voor de Ordedienst door de RAF liet droppen, zodat deze in geval van naoorlogse procommunistische onrust onder de bevolking een bloedbad met automatische wapens kon aanrichten. De wapens werden door de Sicherheitsdienst (Reinder Zwolsman) met vrachtwagens van de dropping-plaatsen opgehaald en onder bewaking opgeslagen om na de Duitse capitulatie onder de onder leiding van de Ordedienst staande Binnenlandse Strijdkrachten te worden gedistribueerd, waarna ze een groot aantal strategische posities in den Haag innamen.

Krieno Hendrik Luurssen was dus een Nazi-sympathisant, die hand- en spandiensten aan de Duitsers heeft verleend en voor de Duitsers van zeer groot belang was. En juist hij wordt door de Nederlandse regering, al dan niet indirect, in de leiding van de RVV opgenomen om leiding te geven aan communistische verzetsmensen die hij haat en die hij het liefst het graf in zou willen jagen. En deze persoon krijgt de bescherming van drie Nederlandse toppolitici: Gerbrandy, Romme en Deckers, en daarnaast ook nog eens van de leiding van het Bureau Nationale Veiligheid en de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Direct na de oorlog wilde Johann Gottlieb Crabbendam, het hoofd van de afdeling extremisme bij het Bureau Nationale Veiligheid, en later idem bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst, Luurssen een hoge functie bij het Bureau Nationale Veiligheid geven. Maar dat riep protesten binnen het Haagse politiekorps op, want de wandaden van Luurssen waren buitensporig. Hierbij moet bedacht worden, dat er veel landverraders binnen het Haagse politiekorps waren en dat men na de oorlog elkaar in bescherming nam. Maar zelfs binnen het Haagse politiekorps werd de benoeming van Luurssen als te buitensporig ervaren. Daarom werd Luurssen maar benoemd tot hoofd van de Politieke Recherche Afdeling in Amsterdam, ver van Den Haag. Hij kreeg in plaats van de doodstraf slechts een berisping. Het is duidelijk dat de Velser affaire nader onderzoek benodigd.

Schatting van het aantal doden door de treincontrole:

  • Ongeveer 1000 dagen actief tussen half december 1942 en half september 1944, waarvan de eerste 150 dagen op halve kracht, waarna wegens succes naar de volledige sterkte werd uitgebreid.
  • Er waren op volle kracht 17 teams actief. Dit betekent gedurende 850 dagen 17 teams en 150 dagen 8 teams. Bij elkaar 15.650 teamdagen.
  • Er was toen een zesdaagse werkweek en er waren vijf feestdagen, zodat er 308 werkdagen waren. Bij een ziekteverzuim van 2% blijven er 302 werkdagen over, wat 83% van het totale aantal dagen is.
  • Neem 83% van 15.650 teamdagen en er resten ongeveer 13.000 gewerkte teamdagen. Bij een aantal van gemiddeld 1 directe of indirecte arrestatie per teamdag zijn dat 13.650 arrestaties (het is bekend dat de treincontrole buitengewoon effectief was).
  • Van de aangehouden Joden is bijna 100% om het leven gekomen, van de Arbeitseinsatz ruwweg 10% (mishandelingen, honger, ongelukken, bombardementen) en van de verzetsmensen 20-30% en van anderen nauwelijks iemand. Dan lijkt 10% doden een lage schatting te zijn. Dan kom je op meer dan 1.000 doden door de treincontrole.

Gladio, Operatiën & Inlichtingen

Gladio was een operatie in Italië om in geval van een Russische bezetting geheime agenten in bezet gebied achter te laten. Deze agenten werden ‘stay-behinds’ genoemd. In werkelijkheid werden de agenten gebruikt om het communisme te bestrijden en binnenlandse onrust te zaaien, zodat daarmee een militaire of extreemrechtse staatsgreep gerechtvaardigd kon worden. In Italië werden vele bomaanslagen gepleegd meer dan honderd doden als gevolg. Ook werden politieke moorden gepleegd. In de meeste West-Europese landen heeft een Gladio-achtige organisatie bestaan. Ook in Nederland heef zo een organisatie bestaan onder de naam Operatiën & Inlichtingen.

De eerste keer dat de Engelstalige typische Gladio-term stay-behind genoemd wordt is in verklaringen van de politieman Cornelis Heijnis en Reinder Zwolsman tijdens verhoren. Heijnis verklaarde dat de Duitse spion Traugott Protze (Onkel Richard) eind 1944/begin 1845 een stay-behind in Brabant had [bron: Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, inventarisnummer 23807]. De SS-verbindingsofficier Johannes Jacobus van Drunen van de Skorzeny-Kommando’s benaderde in april 1945 een neef van Reinder Zwolsman om aan die Kommando’s deel te nemen; de bedoeling was om na de Duitse capitulatie stay-behinds in Nederland en België achter te laten om terreur en spionage te bedrijven, terwijl ze per radio in contact stonden met een organisatie in Duitsland [bron: Archief Bureau Nationale Veiligheid, dossier Reinder Zwolsman, inventarisnummer 3524]. Ook de historicus Frans Kluiters noemt Van Drunen als lid van een Duitse stay-behind-organisatie (R-Netz). [https://www.nisa-intelligence.nl/PDF-bestanden/Abw%20B07-Geografisch%20overzicht%20Belgische%20en%20Nederlandse%20R-Netz-agenten.pdf]. Verder noemde de Belg Pierre Sweerts, een Duitse spion, in een verhoor door de Britse geheime dienst MI5 deze term, maar dat rapport is Engelstalig [bron: Archief Bureau Nationale Veiligheid, dossier Pierre Marie Ernest Sweerts, inventarisnummer 3351]. De term werd in al deze gevallen gebruikt in verband met de Duitse operatie Wehrwolf. Sweerts kreeg zijn opleiding tot geheim agent bij het onder leiding van Otto Skorzeny staande onderdelen Schule vor Sabotage en SS Jagdverbände bij het Reichssicherheitshauptamt (RSHA), kortweg Skorzeny-Kommando. Dit legt de bakermat van Gladio bij het Skorzeny-Kommando.

Otto Skorzeny was een Oostenrijkse SS’er die die betrokken was bij spionage- en sabotageactiviteiten en het organiseren van speciale operaties. Hij was een bijna 2 meter lange en arrogante man. Hij had een leidinggevende rol bij de SS-Sondereinsatzabteilung 502. Hij organiseerde de bevrijding van de door de Italiaanse koning gevangengenomen Duce Mussolini: de operatie Eiche. Hij deed echter niet zelf mee aan deze operatie. Deze operatie bezorgde hem veel prestige en hij kreeg op basis daarvan de leiding over de Schule vor Sabotage en de SS Jagdverbände. Hij was direct ondergeschikt aan Heinrich Himmler, maar hij legde ook verantwoording af aan de SS-generaal Ernst Kaltenbrunner, die hoofd van het RSHA was. De SS-Jagdverbände zouden achter de Russische linies moeten opereren, om zo de verdere opmars te storen en na een eventuele Duitse ineenstorting trachten schade aan de Russische bezetter toe te brengen. De beide militaire opleidingsinstituten waren in Oranienburg gevestigd. Deelnemers kregen een opleiding tot het bedienen van radioapparatuur, het zenden in Morse, vechttechnieken, het gebruik van allerlei wapens en silent killing (technieken om iemand snel en geluidloos te doden). De onmiddellijke nabijheid van het concentratiekamp Oranienburg doet vermoeden dat bij het perfectioneren van de technieken van silent killing op gevangenen geoefend werd. Waarom de Duitsers en hun handlangers na de oorlog voortdurend een Engelstalige term gebruikten, is me niet duidelijk.

Bij deze scholen werden onder anderen twee Belgische SS’ers opgeleid, die we eerst gedurende de oorlog en na de oorlog in Nederland zullen aantreffen. Het waren Pierre Sweerts en Antoon Johan Frans van der Gouw. Sweerts was na de oorlog betrokken bij geheime activiteiten voor Nederlandse inlichtingendiensten Van der Gouw raakte in opspraak toen hij Reinder Zwolsman in het nauw bracht met beweringen over diens oorlogsactiviteiten. Na de oorlog werd Zwolsman vanwege zijn activiteiten gedurende het laatste oorlogsjaar in verband gebracht met de operatie Wehrwolf [bron: een anoniem schrijven betreffende de operatie Wehrwolf gedeponeerd bij de politie in Haarlem, vermoedelijke auteur: Arnoldus Antonius Wilhelmus Wolf (in Haags Politie Archief)]. Dit is niet zo verbazingwekkend, want Zwolsman was een Vertrauensmann (V-Mann, spion) voor de Duitse contraspionage [bron:, Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, inventarisnummer 68541, dossier Reinder Zwolsman]. Dat Zwolsman hiervoor na de oorlog niet vervolgd werd, heeft vermoedelijk met de operatie Wehrwolf te maken: de Nederlandse regering werkte hierin samen met de Duitsers en benoemde Zwolsman met terugwerkende kracht tot agent van het tijdens de oorlog in Londen gevestigde Bureau Bijzonder Opdrachten (BBO). Sweerts kreeg allerlei opdrachten te vervullen, waarbij zijn standplaatsen Parijs, Brussel en Den Haag waren. Hij stond in contact met de Duitse spionagechef Canaris.

Aan het eind van de oorlog werd steeds meer duidelijk dat de Duitse nederlaag niet meer te vermijden was. Er werd contact gezocht met de westelijke geallieerden om vrede te sluiten en gezamenlijk tegen de Russen te gaan vechten. Dit was in het westen politiek onverkoopbaar, maar er werd wel besloten om een vorm van samenwerking aan te gaan. Er kwamen besprekingen, allereerst in het neutrale Zwitserland aan het Comomeer, dat voor zowel de geallieerden en Duitsland makkelijk te bereiken was en vervolgens in Zürich en Amsterdam; in de laatste stad in respectievelijk het Carlton- en het Victoriahotel. Aan de besprekingen namen de voormalige Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD in die Niederlande Wilhelm Harster, SS-Obergruppenführer Karl Wolff, Otto Skorzeny en geheime agenten van Engelse en Amerikaanse zijde. In Amsterdam was Friedrich Schallenberg bij de besprekingen aanwezig, vermoedelijk als hulpje of bewaker. [bron: een anoniem schrijven betreffende de operatie Wehrwolf gedeponeerd bij de politie in Haarlem, vermoedelijke auteur: Arnoldus Antonius Wilhelmus Wolf (in Haags Politie Archief)] Opvallend hieraan is dat zowel Harster als Wolff in zeer hoge functies in Italië actief waren. Deze Harster was tijdens de oorlog verantwoordelijk voor de meer dan de helft van de massamoord op de Nederlandse Joden en daarnaast voor de moord op duizenden Nederlanders in de concentratiekampen; ook was hij verantwoordelijk voor de wreedheden in de gevangenissen. Voor deze moord op meer dan zestigduizend mensen kreeg hij slechts vijftien jaar gevangenisstraf, die hij niet eens volledig hoefde uit te zitten.

De data van de besprekingen worden nergens genoemd, wel dat de besprekingen in Zwitserland eerder waren dan die in Amsterdam. Vanwege de stichting van het Skorzeny-Kommando na de zomer van 1943, moeten de besprekingen na dat tijdstip hebben plaatsgevonden. Vanwege de deelname van leden van de bezettingsmacht in Nederland aan minstens een van de besprekingen in Amsterdam, moeten de besprekingen voor mei 1945 hebben plaats gevonden. Over de besprekingen in het Victoriahotel wordt echter door de Utrechtse inlichtingendienstman Johan Dekker in 1951 verklaard dat ‘mr. Burger’ daarbij aanwezig was, wat niet anders dan op de PvdA-voorman Jaap Burger kan slaan. [bron: Rapport van J. Dekker, 27-4-1951, Nationaal Archief, Commissie van onderzoek Menten, toegang 2.09.63, inv. nr. dossier 626] Omdat Burger in mei 1943 naar Engeland wist te gaan en pas na de oorlog terugkeerde, moet de bijeenkomst in het Victoriahotel na de oorlog hebben plaatsgevonden, waarbij dan vermoedelijk weinig of geen Duitsers bij aanwezig waren.

De uitkomst van de besprekingen was dat de Jagdverbände ook zouden opereren in het westen in het geval daar (pro-)communistische regimes zouden ontstaan. De SS- Jagdverbände werden onderverdeeld in de onderdelen Ost, Südost, Südwest und Nordwest. Het werkterrein van het Jagdverband Nordwest was de landen België, Nederland, Noorwegen en Denemarken. De thuisbasis van het Jagdverband Nordwest werd het SS-kamp Neustrelitz. SS-hauptsturmführer Helmuth Pröbsting moest de organisatie van de Nederlandse tak van het Jagdverband Nordwest op zich nemen. Deze Pröbsting had een leidinggevende rol bij de Sicherheitsdienst in Utrecht gehad en was vervolgens in een leidinggevende positie bij de Duitse contraspionage in Den Haag gekomen; hij werd gehuisvest in de Willemsparkflat. [bron: Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, inventarisnummers 107680, 109546 en 109748, betreffende Helmuth Pröbsting] In het voorjaar van 1945 werd de naam veranderd in operatie Wehrwolf. Het idiote van deze constructie was dat een deel van de geheime diensten van de westelijke geallieerden met het Jagdverband samenwerkten, terwijl dit Jagdverband tijdens het Duitse Ardennenoffensief gekleed in Amerikaanse uniformen dood en verderf onder de geallieerde militairen zaaide.

Pierre Sweerts en Antoon van der Gouw werden leden van de organisatie Wehrwolf. Sweerts kreeg opdracht van het Jagdverband om door de westelijke geallieerde linies te breken en dan activiteiten te ontwikkelen. Hij deed dat door in de buurt van Antwerpen in een greppel te gaan liggen en het front van de oprukkende legers te laten passeren. Vervolgens meldde hij zich bij de Britse legerautoriteiten. Hij werd ondervraagd door MI5. Vervolgens kwam hij in dienst van de Britse Special Counter Intelligence. Daar werkte hij onder andere samen met de later ontmaskerde dubbelspion George Blake {bron: Bob de Graaff en Cees Wiebes, Gladio der vrije jongens}.

In maart 1945 vonden er besprekingen plaats tussen de Sicherheitsdienst en Willem Drees, Jan Tenkink en August de Koningh [bron: Archief Jan Baars, inventarisnummer 253, proces-verbaal van verklaring van Willem Bruins, 17-1-1946]. Drees was een vertegenwoordiger van het College van Vertrouwensmannen, dat naar eigen idee na de Duitse capitulatie tijdelijk het gezag zou moeten vertegenwoordigen. Jan Tenkink was de in 1941 afgetreden secretaris-generaal van Justitie en De Koningh was de door de Duitsers benoemde inspecteur-generaal van politie die ook in 1941 aftrad. De Koningh was nauw bevriend met Zwolsman en had in de zwarte handel samengewerkt met de Duitse zwarthandelaar Fritz Mucke, die voor de Duitse autoriteiten werkte. Het drietal werd opgehaald door de chauffeur van Zwolsman, zowel de chauffeur als Zwolsman werkten voor de Duitse contraspionage en werden aangestuurd door de SD’er Friedrich Frank. De besprekingen vonden plaats in het kantoor van de Höhere SS und Polizeiführer Johann Rauter aan het Plein 1. Zwolsman was ook bij de besprekingen aanwezig. Officieel is er niets bekend over het de aard van de besprekingen, maar nadat ernaar gevraagd werd, antwoordde Drees dat over de voedselvoorziening was gesproken. Dat is totaal ongeloofwaardig, want geen van drieën had iets met de voedselvoorziening te maken en Zwolsman en de aanwezige Duitsers ook niet. Wel hadden allen met de bestrijding van het communisme te maken. Het meest waarschijnlijke is dan ook dat de besprekingen met de bestrijding van het communisme te maken hadden. En gezien de aanwezigheid van Zwolsman ligt het voor de hand dat het te maken had met de operatie Wehrwolf.

De afgezette burgemeester van Den Haag De Monchy had de hele oorlog afstand genomen van wat zich in Den Haag afspeelde. Maar de laatste twee oorlogsmaanden dook hij weer op in Den Haag. Hij liep de deur van het Vredespaleis plat. Maar het Vredespaleis was het centrale punt van een Duitse actie, waarbij ze via Zwolsman de Haagse afdeling van de rechtse organisatie Geheime Dienst Nederland (GDN) was geïnfiltreerd. De Haagse afdeling was daardoor los te komen staan van de landelijke organisatie van GDN. Het radioverkeer tussen de Duitse contraspionage en het Bureau Bijzondere Opdrachten liep via de GDN in het Vredespaleis en Zwolsman was daarbij de loopjongen voor de chef van de Duitse contraspionage Joseph Schreieder. Het lijkt erop dat dit een essentieel onderdeel van de op dat moment lopende operatie Wehrwolf was. In Nederland was het voor de oorlog en ook weer na de oorlog dat de burgemeester van Den Haag een speciale rol speelde tussen de inlichtingendiensten enerzijds en het bestuur anderzijds. Dat is ook de reden dat nog nooit een lid van de sociaaldemocratische partij burgemeester van Den Haag is geweest, ondanks dat de PvdA vaak de grootste partij was. Die partij werd in de eerste decennia na de oorlog gewantrouwd door de inlichtingendiensten. Zodoende lijkt het plotselinge opduiken van De Monchy met Wehrwolf te maken te hebben.

Buiten deze twee was ook Johannes Jacobus van Drunen lid van de Nederlandse Wehrwolf-organisatie. Van Drunen benaderde in april 1945 Bart Pronk en vroeg hem om te participeren in de Wehrwolf-organisatie, maar Pronk weigerde. Bart Pronk was een neef van Reinder Zwolsman en was betrokken bij de Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers, maar Pronk weigerde [bron: Archief Bureau Nationale Veiligheid, inventarisnummer 3524, dossier Reinder Zwolsman]. Dit is een indicatie dat de Sicherheitsdienst connecties tot diep in het verzet had. Na de oorlog werden twee groepen van de organisatie Wehrwolf opgerold, een daarvan was in het Limburgse Brummen gevestigd. Ze bestonden uit Nederlandse SS’ers die over veel wapens zoals bijv. machinepistolen en handgranaten beschikten. De ene groep bestond uit 20 man en de andere telde 38 man. De manschappen bestonden uit Nederlandse SS’ers. Ze kregen een opleiding in silent killing, vechtsporten en omgang met vreemde wapens [bron: Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, inventarisnummers 107680, 109546 en 109748, betreffende Helmuth Pröbsting]. Dit oprollen was mogelijk doordat de organisatie zo geheim was, dat vrijwel geen enkele politieorganisatie van het bestaan op de hoogte was. Zo kon het dat de politie zo een groep kon oprollen, terwijl de Nederlandse geheime diensten de organisatie juist steunden.

Na de oorlog duikt Wehrwolf-organisator Sweerts weer in Den Haag op. Hij is dan achtereenvolgens betrokken bij activiteiten van de Stichting Opleiding Arbeidskrachten Nederland (SOAN) en Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD). Dit kan geïnterpreteerd worden dat deze organisaties nauw verbonden waren met Wehrwolf.

De SOAN was een geheime organisatie opgericht in 1947 door liberale coryfee Stikker van de Liberale Staatspartij; eigenlijk was het een heroprichting van de geheime dienst van de Liberale Staatspartij die in 1933 gesticht werd en onder leiding van Sam Citroen stond. Kort daarop fuseerde zijn partij met de VVD en vlak daarop werd hij minister van Buitenlandse Zaken. Stikker had zich een positie in de naoorlogse Zuivering te weten verwerven en daarin had hij kans gezien dat ondernemers geen aanslag voor vermogenswinst kregen voor hun, onder andere door grootschalige collaboratie, verkregen oorlogswinsten. Deze houding zullen we terugzien in het gedrag van de SOAN. Overigens was de SOAN niet de enige geheime organisatie van een politieke partij.

Ook de Katholieke Volkspartij had zijn eigen geheime organisatie die de Witte Cel heette, maar waar nauwelijks iets over naar buiten is gekomen, behalve dan dat Friedrich Schallenberg en, ondanks dat hij niet katholiek was, de criminele burgemeester Visser er lid van waren. De Witte Cel was gekoppeld aan de zogenaamde Katholieke Actie en was verwant aan de Katholieke groepen die in Italië Mussolini door dik en dun steunden.

De SOAN was naar zeggen van Stikker anticommunistisch bedoeld, maar ontwikkelde zich tot de grootste misdaadorganisatie uit de Nederlandse geschiedenis. De organisatie omvatte veel personen die zich tijdens de oorlog schuldig hadden gemaakt aan collaboratie, zwarte handel, roofovervallen of regelrecht landverraad, zoals het aangeven van Joden of nog lucratiever het aangeven van communistische verzetsmensen. Bij deze activiteiten waren soms moorden gepleegd, maar vaker werden door het aangeven van mensen deze de dood ingejaagd. Vaak waren ze aan het eind van de oorlog lid geweest van een illegale organisatie, die was opgericht om hun eerdere handelen tijdens de oorlog schoon te wassen. Soms hadden die organisaties geen enkele actie ondernomen, maar vaak waren het criminele organisaties voor roofovervallen en zwarte handel. De SOAN telde veel politiemannen die ontslagen waren vanwege hun wangedrag tijdens de oorlog, wat betekende dat ze het wel heel ont hadden gemaakt, want een groot deel van het politiekorps had ernstig wangedrag vertoond. De SOAN hield zich voornamelijk bezig met smokkel van vooral juwelen en effecten. Deze waardevolle zaken waren vaak tijdens de oorlog gestolen of afgeperst van voornamelijk Joden, maar ook geroofd uit gebombardeerde huizen of verkregen via zwarte handel.

Door de smokkel werd dit onrechtmatig verkregen bezit in het buitenland veiliggesteld. Uit deze inkomsten konden dan weer de leden van de SOAN betaald worden. Minister Stikker had er bovendien voor gezorgd dat er vrijstelling van belastingbetaling aan dit verkregen crimineel geld werd verleend. Dit alles is precies volgens de principes van de VVD´er Stikker, waarbij onrechtmatig en onethisch verkregen vermogens voor de schurken en criminelen in veiligheid worden gebracht, met een bonus van belastingvrijstelling. In een paar jaar tijd wist de organisatie een omzet van naar schatting een half miljard gulden te bereiken (te vergelijken met ruim twee miljard Euro nu). Door deze financiering buiten de parlementaire controle om konden activiteiten voor het parlement geheim worden gehouden en werden ongekende mogelijkheden voor corruptie, fraude, diefstal en andere vormen van zelfverrijking gecreëerd.

De leden van SOAN liepen soms met duizenden en zelfs tienduizenden gulden op zak. Een voorbeeld daarvan is het SOAN/lid Lambertus van den Heuvel. Hij besloot plotseling ´s-avonds in zee te gaan pootjebaden. Hij kon niet zwemmen. Hij kwam in moeilijkheden en verdronk. De politie vond in zijn op het strand achtergelaten kleding een bedrag van ƒ 3511,76, wat meer dan een jaarsalaris voor een eenvoudige arbeider was.

Op 21 oktober 1948 verongelukte een KLM-vliegtuig op weg naar de Verenigde Staten bij het Schotse Prestwick. In de wrakstukken werden vele honderden diamanten en een grote partij horloges gevonden. De diamanten waren verzekerd voor 900.000 dollar, wat overeenkomt met meer dan drie miljoen gulden. Later bleken ze van de SOAN te zijn.

De leden van de SOAN lijken betrokken te zijn bij vele moorden. Die moorden betroffen vaak afrekeningen uit de oorlog, maar ook beslechtingen van onenigheid bij allerlei transacties. De meest beruchte afrekening betreft die op Friedrich Schallenberg. Bij deze moord speelden verschillende zaken door elkaar, waaronder een miljoentransactie met effecten die uit zwarte handel waren verkregen en vervolgens van de zwarthandelaar waren gestolen, maar ook zaken die te maken hadden met de organisaties Wehrwolf en SOAN. De feitelijke moord werd vrijwel zeker gepleegd door Pierre Sweerts, waarbij die een techniek van silent killing toepaste. De moord werd door de politie gekwalificeerd als zelfmoord. Het politieonderzoek werd echter verricht door lieden die zelf tijdens de oorlog veel mensen, Joden en communisten, aan de Sicherheitsdienst hadden uitgeleverd en zo de dood in hadden gejaagd en zich verrijkt hadden met zwarte handel en roof uit woningen. Het eind-proces-verbaal werd niet normaal gearchiveerd, maar opgeborgen in een kluis van de Haagse Politie Inlichtingendienst. Dit laatste toont aan dat de Inlichtingendienst wat te verbergen had. Maar door het opbergen in de kluis van de Inlichtingendienst is dit proces-verbaal het enige dat uit die tijd bewaard is gebleven.

Na de moord op Schallenberg en een reeks andere schandalen kwam de SOAN in diskrediet, in 1950 werd te kennen gegeven dat de SOAN zichzelf zou opheffen, maar in 1951 bleek ze nog te bestaan. Daarna is er nooit meer iets van de SOAN vernomen en ook niet van de Witte Cel.

Het verdwijnen van SOAN en de Witte Cel viel samen met de oprichting van een nieuwe geheime groep: Operatiën & Inlichtingen (O&I). En weer is het sleutelwoord stay-behind en weer worden er verbanden met de georganiseerd criminaliteit in Nederland geconstateerd.

O&I werd het Nederlandse onderdeel van een club van soortgelijke stay-behind-organisaties in West-Europese NATO-landen en Zwitserland, dat samenwerkte met de Amerikaanse CIA. De Britse geheime dienst MI6 gaf advies en ontwikkelde hulpmiddelen. De overeenkomst met de operatie Wehrwolf is treffend: dat was ook een organisatie van stay-behind-groepen in West-Europese landen, inclusief Zwitserland, met Amerikaanse steun en bemoeienis van MI6. Alweer verschijnt die Nazi-Duitse term ‘stay-behind’.

In West-Europa werden op vele plekken depots van wapens, springstoffen, radioapparatuur, valse identiteitsbewijzen en geld aangelegd. Dit gebeurde ook op een veertigtal plekken in Nederland. De leden kregen opleidingen voor allerlei functies, zoals gevechtstrainingen, omgang met explosieven, bedienen van radioapparatuur. Spionagetechnieken en dergelijk. Natuurlijk zijn dit de geijkte spionage- en sabotagetrainingen, maar het doet wel sterk denken aan de trainingen van Pierre Sweerts op de Skorzeny-trainingsscholen. Omdat er nauwelijks documenten van O&I bewaard zijn gebleven, is een rechtstreeks bewijs dat het een voortzetting van Wehrwolf, SOAN en Witte Cel is niet te leveren. Maar de tijdstippen, woordgebruik, doeleinden, methoden en trainingen lijken verdacht veel op elkaar.

Naast de spionage- en sabotageactiviteiten als stay-behind richtte O&I zich expliciet ook op psychologische oorlogvoering. En dit onderwerp brengt ons weer bij de vooroorlogse fascistenleider Jan Baars. Die kwam na de oorlog een korte tijd bij het Bureau Nationale Veiligheid, waar hij zich met provocaties bezighield. Vervolgens kwam hij bij de Buitenlandse Inlichtingendienst. In een brief aan bij de zelfverklaarde fascist Jan de Quay vroeg hij om bemiddeling om een verzetspensioen te krijgen, ondanks dat er geen verzetsdaad van hem bekend was en hij persoonlijke vriend van Mussolini was, tijdens de oorlog inkoper voor de Wehrmacht was en vervolgens secretaris van een WA-hopman was. De Quay verordonneerde dat Jan Baars een verzetspensioentje moest krijgen. In zijn brief beroemde Jan Baars zich op zijn grootste heldendaad, nl. het kopen van een boek over psychologische oorlogsvoering in een boekwinkel in Praag. Deze twee keer voorkomen van de term ‘psychologische oorlogsvoering’ lijkt met elkaar verband te houden [bron: Archief Jan Baars, inventarisnummer 380, Verzoekschrift van Jan Baars aan J.E. de Quay, april 1961].

In 1969 kwam de SS´er Anton Johan Frans van der Gouw met de beschuldiging dat Reinder Zwolsman opdracht zou hebben gegeven tot de liquidatie van 124 Nederlanders en Duitsers. Zelf heb ik geen enkel spoor van zo een liquidatie gevonden, behalve dat Zwolsman opdracht gaf de Nederlander Just van Hasselt om het leven te brengen. Maar dit is van een andere orde. Van der Gouw kondigde de publicatie van een boekje aan en dat daarin het bewijsmateriaal of de achterhaalbare bronnen zouden komen te staan. Tot dan toe reageerde Zwolsman nooit op de vele beschuldigingen die tegen hem werden ingebracht, maar nu reageerde hij furieus. Hij stapte naar de rechter en Van der Gouw mocht geen beschuldigingen tegen Zwolsman meer uiten, maar heel ongebruikelijk verbood de rechter bij voorbaat de publicatie van het boekje. In Nederland bestond toen al persvrijheid en je mag alles publiceren als je beschuldigen maar kan waarmaken. Boeken mogen eigenlijk alleen na publicatie verboden worden. Van der Gouw was lid geweest van een Skorzeny-Kommando en kan daarmee in verband worden gebracht met de operatie Wehrwolf. En zijn beschuldigingen suggereren dat Zwolsman ook met Wehrwolf in verband kan worden gebracht.

In Italië werd het bestaan van Gladio in 1990 ontdekt, waarna deze Italiaanse naam in het spraakgebruik ook wordt toegepast op de verwante organisaties in andere landen. In Italië werkte Gladio nauw samen met fascistische criminele organisaties. Er werden terroristische bomaanslagen op willekeurig publiek gepleegd en een rechter en een voormalige minister-president werden vermoord, waarna de schuld in de schoenen van linkse organisaties werd geschoven. Bij vier bomaanslagen werden 121 mensen gedood en raakten er ongeveer 450 gewond. De pers in binnen- en buitenland, ook in Nederland, nam klakkeloos de beschuldigingen over dat anarchisten en andere linkse groeperingen verantwoordelijk waren. Nagenoeg de gehele Nederlandse pers maakte zich schuldig aan het verspreiden van nepnieuws en haat zaaien.

In België wordt Gladio in verband gebracht met de moordpraktijken op willekeurige burgers door de bende van Nijvel. In Spanje behoorde de Falange van de fascistische dictator en massamoordenaar Franco tot Gladio. In Turkije was Gladio betrokken bij de massamoorden op Koerden, daarom verbood de Nederlandse regering de Koerdische verzetsbeweging PKK die juist doelwit van Gladio was. In Duitsland was Gladio in 1980 verantwoordelijk voor een bomaanslag, waarbij 13 doden en meer dan 200 gewonden vielen.

De bomaanslagen, vooral die op een station met 88 doden als gevolg, lijken sterk op een geplande bomaanslag in 1932 op een trein in Nederland. De aanslag zou plaats vinden aan de Dordrechtse kant van de Moerdijkbrug; er zouden meer dan 100 doden kunnen vallen. Deze bomaanslag werd beraamd door mensen uit de omgeving van de fascistenleider Jan Baars, die kort daarop een officieuze medewerker van de Haagse Politie Inlichtingendienst bleek te zijn. De bedoeling was dat de communisten de schuld zouden krijgen. Om onduidelijke redenen werd ook contact gezocht met de NSB-leider Mussert, die kort daarop zijn mond voorbij sprak en een bomaanslag op en trein voorspelde. De beramers hadden voor de uitvoering twee personen ingeschakeld, die eerst lid van de communistische partij moesten worden. Zij liepen met het verhaal naar de leiding van de communistische partij, die er mee naar de politie liep en om te voorkomen dat het in de doofpot verdween meteen Kamervragen stelde. Er werd een strafvervolging ingesteld, maar de beramers werden vrijgesproken, omdat er alleen sprake was van plannen. Ondanks dat bij het onderzoek aan het licht kwam dat Mussert van de plannen op de hoogte was, werd ook deze niet vervolgd. We zien hier duidelijk dat Justitie en de rechterlijk macht fascistische terroristen in bescherming namen. En ook dat de Inlichtingendienst met fascistische terroristen als Jan Baars samen werkte.

In 1991 vreesde de crimineel John Mieremet voor zijn leven. Hij wist maar een plek waar hij voorlopig veilig was en dat was in een politiecel. Hij reed met zijn auto naar het politiebureau en vroeg de politie of ze hem in de cel wilden zetten. Hij kreeg als antwoord, dat dat niet zomaar kon, dan moest er sprake zijn van een misdrijf. Mieremet overhandigde vervolgens zijn autosleutels en zei: “kijk maar in mijn kofferbak”. De politie deed dat en vond daar in een paar Kalasjnikovs, waarna Mieremet werd aangehouden vanwege illegaal wapenbezit.

De wapens werden door de recherche onderzocht en toen bleek dat er geen nummers opstonden en er waren ook geen sporen dat ze weg gevijld waren. Dit betekende dat de wapens uit een speciale serie van de fabriek kwamen met als bestemming een spionage of andere geheime overheidsorganisatie. Na verder onderzoek bleken ze uit een geheim wapendepot van de organisatie O&I te komen. Het depot lag in de Scheveningse Bosjes in Den Haag op een terreintje dat door Staatsbosbeheer omzoomd was met een hekwerk. Het terreintje lag aan de noordoost kant van het tennispark De Bataaf, waar nu een parkeerterrein van Madurodam is. Het depot was een gat in de grond. Nadat de wapens, munitie, geld en dergelijke eruit waren gehaald werd het gat volgestort met afgedankte wasmachines, zodat een controle met metaaldetectors niets verdacht zou opleveren.

Het is onmogelijk dat Mieremet en zijn handlangers het depot bij toeval hebben ontdekt. En dat de controle van het depot met metaaldetectors gebeurde vereist helemaal insider-kennis. In Friesland werden explosieven ontdekt die afkomstig waren van een O&I-depot. Een controle van de alle depots leverde op dat er verschillende geplunderd waren. Ook dit wijst op een samenwerking tussen leden van O&I en de georganiseerde criminaliteit in Nederland. Dit is niet verbazingwekkend, want ook al bij SOAN zagen we dat er een nauwe samenwerking tussen inlichtingendiensten en criminaliteit bestond.

Nederlands bekendste landverrader Anton van der Waals heeft het volgende verklaard: Als er een moord wordt gepleegd, dan weet de politie die meestal op te lossen, maar niet altijd. Als er twee moorden worden gepleegd, dan si de kans dat de dader gevat wordt al een stuk groter. Maar het is zeer onwaarschijnlijk als er meer dan vijf moorden worden gepleegd, zonder dat de dader(s) veroordeeld kunnen worden. Als in zo een situatie geen veroordeling volgt, dan is er vrijwel zeker een geheime dienst in spel.

Anton van der Waals kon dit heel goed weten, want hij begon zijn spionne carrière als informant voor de Rotterdams Politie Inlichtingendienst om communistische anti-Franco- en anti-Hitler-activiteiten in de Rotterdamse haven te bestrijden onder leiding van Louis Einthoven [bron: Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, inventarisnummer 107, dossier Johannes Hubertus Veefkind]. Daarna werd hij tijdens de bezetting geheim agent voor de Gestapo, waarbij hij vele tientallen verzetsmensen de dood wist in te jagen, onder andere door middel van het Englandspiel. Na de oorlog werd hij geheim agent voor de Canadezen, de Engelsen, het Bureau Nationale Veiligheid van Louis Einthoven en zelfs de Russen. Deze expert kon het dus weten. Als we nu de affaires rond de criminelen Mieremet en Holleeder bekijken, zien we dat er tegen de dertig moorden werden gepleegd, terwijl de justitie er weinig vat op kon krijgen. Als we de woorden van Van der Waals volgen komt dat doordat weliswaar de meeste justitiemensen hun best doen om de zaak op te lossen, maar zwaar tegengewerkt worden door een kleine groep binnen het Ministerie van Justitie en door geheime diensten als de AIVD.

Een merkwaardige coïncidentie is het volgende. Mieremet werkte tijdens zijn criminele activiteiten samen met Charles Zwolsman. Charles was het neefje, oomzegger, van Reinder Zwolsman. Reinder Zwolsman en zijn volle neef Bart Pronk worden in verband gebracht met de operatie Wehrwolf die aan de operatie Gladio voorafging. Het lijkt zeer onwaarschijnlijk dat dit zomaar toeval is.

Door de wapenvondsten en de bomaanslagen door Gladio in het buitenland kwam de organisatie O&I aan het licht. De reactie was een ontruiming van de nog bestaande depots, een reorganisatie en een hals-over-kop-vernietiging van de archieven. De leiden was Max van der Stoel, die in een voorgaande functie als Minister van Buitenlandse Zaken altijd een grote bek had over mensenrechten in andere landen. En nu bleek hij de Leider te zijn van een fascistische moordenaarsorganisatie, waar buitengewoon veel bloed aan kleefde. Zijn politieke retoriek was niets anders dan huichelarij en hypocrisie. Het toont de nauwe verwevenheid van Nederlandse politici, ook die van de PvdA, met het fascisme. Het vernietigen van de archieven was een ernstig ambtsmisdrijf. Archieven mogen desnoods tot staatsgeheim verklaard worden en dan voor een eeuw gesloten blijven, maar vernietigen is in strijd met de archiefwet. Bovendien werd hier een justitieel onderzoek naar criminele en landverraderlijke activiteiten tegengewerkt. Feitelijk moet Van der Stoel als een zware crimineel beschouwd worden, die een lange gevangenisstraf verdiende.

De relatie tussen inlichtingendiensten en georganiseerd criminaliteit is niet toevallig. Bij de overheid en bedrijfsleven komen regelmatig criminaliteit, fraude en diefstal voor, ondanks dat er een redelijke kans op ontdekking is. Bij de inlichtingendiensten is de ontdekking echter minimaal, dan lijkt het waarschijnlijk dat medewerkers zich veel vaker met criminaliteit bezighouden, dan in de wereld daarbuiten. Er is immers nauwelijks externe controle. Verder maken de inlichtingendiensten graag gebruik van criminaliteit om aan fondsen te komen voor illegale acties, die niet gewoon gefinancierd kunnen worden, omdat de minimale controle toch een gevaar betekent voor het aan het licht brengen van die acties. Zoiets zien we bij het gedrag van de criminele burgemeester Visser van Den Haag, die bij diefstallen voor een inlichtingendienst ook een deel in eigen zak stak.

Binnenlandse Veiligheidsdienst

Tijdens mijn onderzoek heb ik natuurlijk de dossiers opgesteld door de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD)-over mijn toen al overleden ouders opgevraagd. Over mijn vader kreeg ik een dik pak, met vrijwel alleen rapporten over zijn vakbondswerk. Uit mijn archiefonderzoek is naar voren gekomen dat allerlei documenten over zijn vooroorlogse activiteiten en rapporten door de Documentatiedienst tijdens de oorlog opgesteld over zijn verzetsactiviteiten bij de BVD terecht zijn gekomen. Dat blijkt onder andere uit het feit dat Crabbendam al in de zomer van 1945 bij de burgemeesters in Nederland navraag naar hem deed, omdat hij vanuit de concentratiekampen niet meer op zijn oude adres was teruggekeerd.

Over mijn moeder kreeg ik een heel dun pakje, waaruit bleek dat bij haar verhuizing onmiddellijk een waarschuwing van de ene aan de andere burgemeester uitging. Maar het liet wel zien dat ze van zeer nabij bespioneerd werd, het kan een familielid, buur, kennis, ex-kampgenoot van mijn vader of een medewerker van de Stichting 1940-1945 zijn geweest. Het was een echte Stasi-maatschappij. Maar interessanter is dat mijn moeder zelf enige jaren eerder ook haar dossier had opgevraagd. En daaruit bleek dat er slechts een gedeeltelijke overlap tussen de twee pakketjes was. Met andere woorden: de Binnenlandse Veiligheidsdienst geeft geen volledige opening van zaken als je dossiers opvraagt. De BVD schendt de wet op grove wijze. Feitelijk zou men de verantwoordelijke leiding van de BVD vanwege deze wetsschending in de gevangenis moeten stoppen. Maar partijen als VVD, CDA, D66, PvdA e.d. hechten aan het handhaven van de Stasi-maatschappij en ondersteunen het liegen en bedriegen en de wetschennis door de BVD. De enige reden voor de BVD om de informatie achter houden is imago-schade, dat ze zoveel geld spenderen aan het verzamelen van totaal interessante informatie over verzetsmensen, die zich, in tegenstelling tot het Jodenverraad door voormalige BVD-ambtenaren, wel hebben ingezet voor het redden van Joden en het herstel van de (schijn)-democratie.

Natuurlijk heb ik ook navraag gedaan of er een dossier over mij was aangelegd. Ik had me weliswaar nooit met politiek ingelaten, maar ik was nou eenmaal de zoon van een communistisch echtpaar. Maar de BVD verklaarde dat er geen dossier over mij bestond. Wettelijk mochten ze ook geen dossier over mij aanleggen, want ik had me nooit met voor de BVD interessante activiteiten beziggehouden.

In 2012 hield de voormalige BVD-ambtenaar Frits Hoekstra een lezing voor een groep mensen over zijn boek In dienst van de BVD. Mijns inziens een fake-boek waaruit de werkelijk interessante, maar ook uiterst belastende, informatie is weggelaten. Een van de aanwezigen, de naam is mij bekend, stelde een aantal vragen naar aanleiding van de informatie over Gestapo-medewerkers die in dienst van de BVD waren gekomen dat staat vermeld in mijn boek Vuile oorlog in Den Haag. Hij deed dat op een vermoedelijk sarrende wijze, want zijn familie had ook zwaar geleden onder de pro-fascistische, landverraderlijke, antisemitische, bloeddorstige en moordlustige activiteiten van voormalige BVD-ambtenaren tijdens de oorlog ten behoeve van Nederlandse Inlichtingendiensten en de Gestapo. Hoekstra raakte daar kennelijk door geïrriteerd, zodat hij uit zijn slof schoot. Hij zei toen dat een familielid van mij ook voor de BVD had gewerkt, om aan te tonen dat de BVD dan wel goed moest zijn. Ik voel me gevleid dat het al voldoende is om familie van mij te zijn om het inktzwarte imago van de BVD op te kunnen poetsen. Maar toen ik hem later benaderde, weigerde hij mij te vertellen wie dat familielid was, maar hij ontkende ook niet dat hij het gezegd had.

Maar als een BVD-medewerker meer dan twintig jaar nadat hij de BVD verlaten had, spontaan weet te verklaren, dat een familielid van mij voor de BVD had gewerkt, dan kun je concluderen dat ik wel degelijk in de gaten werd gehouden. Hij moet dan uit zijn hoofd hebben geweten hoe de familieverhoudingen waren. Natuurlijk is een familielid van mij ook een familielid van mijn vader, maar hij wist twintig jaar na het verlaten van de BVD precies met wie ik verwant was (er leven vele honderden mensen met dezelfde achternaam). Met andere woorden, je kunt hieruit afleiden dat de BVD indertijd tegenover mij heeft gelogen. Maar je kunt er ook uit afleiden dat de BVD familieleden van politiek verdachte personen wierf. De BVD houdt er dus Stasi-methoden op na. Maar Nederlandse dagbladen vinden dat gewoon, alleen wat de Stasi (identiek) deed was erg. In Duitsland mogen voormalige slachtoffers van de Stasi hun volledige dossier inzien, maar hier mogen slachtoffers van de BVD dat niet. De BVD en zijn opvolger AIVD vernietigden zelfs op grote schaal dossiers om de vuile geschiedenis te verduisteren.

De BVD, en zijn opvolger AIVD, zijn opgericht om staatsgevaarlijke activiteiten in de gaten te houden. Maar dan hadden ze dat ook moeten doen. Ze hebben zich altijd tegen de communisten gericht, maar die hebben zich nooit staatsgevaarlijk getoond. Maar naar de werkelijk staatsgevaarlijke partijen hebben ze nooit onderzoek gedaan.

De meest bekende staatsgevaarlijke partij was natuurlijk de NSB. Ze waren openlijk staatsgevaarlijk, ze waren zelfs betrokken bij een geplande bomaanslag op een trein. In plaats van de NSB te bestrijden gingen de Inlichtingendiensten ertoe over om met NSB’ers samen te werken. Ik noem daarbij voor de oorlog de fascistenleider Jan Baars en de Duitse spion Boegheim en na de oorlog met de massamoordenaar Gestapo-agent Pierre Sweerts. En er zijn nog veel meer voorbeelden.

Andere staatsgevaarlijke partijen waren de confessionele partijen. Ze planden zelfs een staatsgreep. Een meer staatsgevaarlijke partij als het CDA kan men dus eigenlijk niet aanwijzen.

Een andere staatsgevaarlijke partij was de VVD. Die stichtte zelfs een eigen geheime organisatie vol criminelen en Gestapo-agenten. De geheime organisatie van de VVD was betrokken bij ongeveer tien moorden; de meeste waren in het criminele circuit. Maar ook hier had de BVD geen belangstelling voor.

En ten slotte was er de BVD zelf. Die zat vol met Gestapo-agenten. Deze Gestapo-mannen hebben duizenden Nederlanders de dood in gejaagd en ze werkten samen met de vijand. Ze spioneerden zelfs voor de vijand. Degene die volgens Lou de Jong Nederlands grootste landverrader was, werkte zelfs voor een Nederlandse Inlichtingendienst die een van de voorgangers van de BVD was. Kortom, de meest staatsgevaarlijke organisatie van Nederland is de AIVD zelf.

Die rote Kapelle

Die rote Kapelle was een nickname voor een Russische spionagegroep in West-Europa onder leiding van de gevluchte Duitse communist Ernst Wollweber. De nickname is erop gebaseerd dat de groep met veel mensen radiocontacten in Morse met Moskou onderhielden. De seiners werden ‘pianisten’ genoemd vanwege hun vingerhandelingen met het seintoestel. En vanwege de vele ‘pianisten’ had je een ‘orkest’. De doelstellingen waren tweeledig: 1. Spionage voor de Sovjet-Unie en het ondersteunen van haar (politieke) belangen; 2. Anti-Duitse acties, propaganda en spionage.

Uiteraard was de groep nauw verbonden met de communistische partijen in de diverse landen, maar vanwege het handhaven van het geheime karakter handelde die daar volkomen onafhankelijk van. Er was mogelijk zelfs meer beïnvloeding door de groep Wollweber op de communistische partijen dan omgekeerd.

Tijdens de Spaanse Burgeroorlog zorgde de groep voor wapenleveranties, bijv. door die in te kopen en heimelijk naar de wettige regering in Spanje te transporteren en het ondermijnen van de steun door Duitsland, Italië en Japan aan de fascistische opstandelingen onder leiding van de wrede generaal Franco. Henri Pieck deed nogal wat van die wapenaankopen. Dit was hard nodig omdat vrijwel alle West-Europese regeringen, ook de Nederlandse, de staatsgreep heimelijk steunden door een verbod op wapenleveranties af te kondigen. Dit verbod was schijnbaar neutraal, maar hielp de fascisten geweldig, doordat de staatsgreep door het leger werd gepleegd. Het fascistische leger had vrijwel het volledige wapenarsenaal van Spanje in handen en de wettige regering was aanvankelijk nagenoeg onbewapend.

De groep Wollweber was ook in Nederland actief en stond onder leiding van Leon Trepper in Brussel, waarbij de belangrijkste mensen in Nederland Achille Beguin en Daan Goulooze waren. Wollweber zelf kwam ook enkele keren naar Amsterdam, waarbij hij bij Helena Seegers verbleef. Verder vestigde zich de Duitse Komintern-agent Heini Meyer zich in Nederland, die vanuit Diemen een geheime zender naar Moskou bediende; later vond hij onderdak bij de Haagse communist Henk-Tettero.

Vanuit West-Europese havens werden aanslagen gepleegd op schepen van de asmogendheden die wapens en voorraden naar de opstandelingen brachten. Dat waren Duitse, Italiaanse en Japanse schepen. Ook vanuit Rotterdam vertrokken zulke schepen, zodat het verbod op wapenleveranties met instemming van de Nederlandse regerering grootschalig ontdoken werd. Nederland was niet neutraal maar onder leiding van de confessionele, vooral katholieke, en liberale partijen sterk pro-fascistisch. In Nederland werden zelfs segmenten voor onderzeeboten voor de Duitse marine gebouwd, die vervolgens in strijd met het verdrag van Versailles in Duitsland aan elkaar werden gelast en in de wateren rond Spanje werden ingezet om schepen met goederen voor de wettige regering te torpederen. Daarbij zijn ook Nederlandse schepen tot zinken gebracht, waarbij enkele zeelieden het leven verloren. Daarmee bouwde Duitsland een onderzeebootvloot op en deed daar ook praktijkervaring op. Zo droeg de verkapte steun van Nederland aan de Spaanse fascistische staatsgreepplegers bij aan de dood van duizenden Nederlandse zeelieden tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Vooral vanuit Antwerpen, maar ook Rotterdam en Hamburg, werden bommen aan boord van schepen gebracht en die dan midden op zee tot ontploffing kwamen, waardoor een aantal schepen vergaan zijn. Verder werden vanuit Rotterdam kleine wapens, explosieven en communistische en anti-Hitler propaganda op binnenvaart- en zeeschepen gebracht met bestemming Duitsland, waar Duitse communistische verzetsmensen ze met zeer veel levensgevaar van boord haalden. Bij ontdekking werden ze onthoofd.

De leiding van de groep Wollweber gaf te kennen dat de bommen zodanig geplaatst moesten worden dat de bemanning voldoende tijd zou krijgen om het schip te verlaten. Bij de aanslag in 1937 met een in Rotterdam geplaatste bom op het Italiaanse schip Boccaccio, dat tot zinken werd gebracht, viel desondanks een dode, maar de rest van de bemanning kon gered worden. Door deze restrictie op het plaatsen van bommen mislukten veel aanslagen, zodat er besloten werd vanuit Rotterdam verder geen aanslagen meer te plegen en alleen nog maar explosieven en propagandamateriaal naar Hamburg te smokkelen. Nederlandse leden van de groep Wollweber waren in 1938 betrokken bij het in Antwerpen plaatsen van een bom aan boord van het Japanse schip Kashii Maru. De bom veroorzaakte slechts lichte schade.

Wat de duikboten betreft werd het Nederlandse schip Hannah bij de Spaanse stad Valencia door een onbekende duikboot tot zinken gebracht, waarna de duikboot zich tegen het oorlogsrecht in onmiddellijk verwijderde zonder zich kenbaar te maken of zich om de bemanning te bekommeren. In die tijd opereerden alleen Duitse duikboten in die omgeving. Het was dus vrijwel zeker een Duitse duikboot, die of door Nederland of Zweden geleverd was of met behulp van kennis uit deze twee landen in Duitsland gebouwd was. Andere schepen konden de gehele bemanning redden.

Uiteraard was het de plicht van de Nederlandse regering om de neutraliteit te handhaven, maar niet om pro-fascistisch te worden wat de praktijk was. Ook werden bij de wapensmokkel diverse Nederlandse wetten overtreden, die gehandhaafd moesten worden. Daarom werd er in de Rotterdamse haven onderzoek gedaan door de havenpolitie en de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst onder leiding van Christoffel Bennekers. Daarbij werden ook infiltranten in de communistische partij ingezet. Een van die infiltranten was Anton van der Waals, wat het begin van zijn spionnencarrière was.

Bij de bestrijding van bommenleggerij en de smokkel van anti-Hitlerpropaganda was assistentie van Duitse zijde welkom, anders kon er niet goed aan boord van Duitse schepen onderzoek gedaan worden en kon Anton van der Waals niet aan boord van Duitse schepen komen om illegale acties te observeren. Door die samenwerking verkreeg Van der Waals zijn eerste contacten met de Gestapo, die tijdens de oorlog zoveel mensen het leven zou kosten. Maar de samenwerking ging veel verder: Duitse spionnen mochten vrijuit in Nederland werken en mochten onwettige praktijken uitoefenen, zoals ontvoeringen van Duitse vluchtelingen. De Duitse spionnen kregen daarbij de volledige medewerking van de Politie Inlichtingendiensten in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, waarbij vooral de Amsterdamse commissaris Karel Broekhoff, de Rotterdamse inspecteur van politie Christoffel Bennekers en de Haagse rechercheur Marten Slagter genoemd moeten worden. De Nederlandse regering schond daarmee zijn eigen neutraliteitspolitiek op grove wijze.

Bij de samenwerking ging Rotterdamse politiefunctionarissen als Louis Einthoven en Christoffel Bennekers begin 1938 naar een conferentie in Hamburg onder leiding van de Gestapo. Daar overhandigden zij resultaten van Anton van der Waals aan de Gestapo; die resultaten betroffen in ieder geval namen en adressen van Nederlandse leden van de groep Wollweber, maar mogelijk ook die van contacten in Duitsland (Hamburg, Bremen, Emden, Ruhrgebied). Dit gebeurde in het volle besef dat het voor die leden een wrede dood zou betekenen als ze in Duitse handen mochten vallen. En het was bepaald niet denkbeeldig dat dat kon gebeuren, want er werd gesmokkeld en de dreiging van een Duitse bezetting tekende zich toen al af. Deze namenlevering heeft inderdaad direct na de Duitse inval tot een flink aantal doden geleid, waarbij in een enkel geval Louis Einthoven actieve steun heeft verleend bij de arrestatie van iemand die geen enkele Nederlandse wet had overtreden en die ten gevolge daarvan opgehangen zou worden. De Nederlandse extreemrechtse confessionele (Van Schaik, Goseling, Gerbrandy, De Vlugt) en liberale politici (Oud, De Monchy) en politieautoriteiten (Broekhoff, Einthoven, Bennekers) hebben wat dat betreft veel bloed op hun geweten.

In 1939 toen de nederlaag van de wettige regering onvermijdelijk was, wat het einde van de Spaanse Burgeroorlog betekende, werd Wollweber naar Moskou teruggeroepen. De ondersteuning van het anti-Hitlerverzet in Duitsland hield echter niet op. De leden van de groepen in West-Europa kregen opdracht zich gereed te maken voor de partizanenstrijd in geval van een Duitse bezetting, waarmee sabotageacties als verzetsdaden bedoeld werden. De spionage voor de Sovjet-Unie en de anti-Duitse acties werden voortgezet, ook nadat de Sovjet-Unie en Duitsland in augustus 1939 een niet-aanvalspact sloten. De voortzetting van anti-Duits acties was een van de belangrijkste redenen die Hitler in 1941 aanvoerde voor de aanval op de Sovjet-Unie.

Vlak voor de Duitse inval liet de Nederlandse regering een aantal NSB’ers, waarbij Rost van Tonningen, samen met hun grootste tegenstanders, namelijk leden van de groep Wollweber interneren, gearresteerd. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werden ze met terugtrekkende troepen via Zeeland richting Calais in Frankrijk meegenomen. In het Zeeuwse Sluis vond het konvooi Prins Bernhard op zijn pad, die voorstelde om de NSB’ers en communisten ter plekke dood te schieten; het voorstel werd door de leider van het konvooi afgewezen. Bij Calais werden de NSB’ers en enkele later toegevoegden vrijgelaten, maar de leden van de groep Wollweber aan de Duitsers uitgeleverd. Een van de leden, Feij, werd bang en liep over en verraadde diverse leden van de groep aan de Gestapo. Ze werden naar Hamburg overgebracht, waarna Feij werd vrijgelaten en de andere twee na een proces in Berlijn onthoofd met de handbijl.

Direct na de Duitse inval werd door de Duitsers de jacht op de groep Wollweber geopend. Die groep was overigens meteen tot verzetsactiviteiten (spionage, informatie met radiozenders nar Moskou seinen) begonnen. Zeventien leden van de groep Wollweber konden door de inzet van de V-Frau rote Fuchse (Lina Hartmann) in het najaar van 1940 gearresteerd worden en werden naar de gevangenis in Fuhlsbüttel bij Hamburg overgebracht. De meesten zijn op een wrede manier aan hun eind gekomen. Andere leden als Pam Pooters en Daan Goulooze konden een verzets- en spionagenetwerk opbouwen. De gegevens werden door Daan Goulooze, Wim Gnirrep en anderen naar Moskou geseind. Voor zover het militaire gegevens, zoals militaire stellingen, vliegvelden, wapenproductie, buiten het bereik van het Rode leger betrof, werden die na de Duitse inval in de Sovjet-Unie aan de westelijke geallieerden doorgegeven. Daarmee was de groep Wollweber militair gezien veruit de belangrijkste verzetsgroep die in Nederland actief is geweest. Een van de gegevens die door Goulooze naar Moskou werd geseind, was de start van de productie van duizenden vliegtuigonderstellen op ski’s in Den Haag, die door de Haagse communist Arie Kloostra was ontdekt en via enige tussenpersonen bij Goulooze kwam en die het na overleg met Trepper overseinde. De radiozenders rond Goulooze stonden toen onder leiding van Anton Winterink.

In 1943 werden Pooters en Goulooze door inzet van onder anderen Anton van der Waals en leden van de Haagse Politie Inlichtingendienst gearresteerd. Pooters werd om het leven gebracht. Goulooze, die enkele maanden later werd gearresteerd, werd ingezet in het Moskou-Spiel ingezet. Daarbij moest Goulooze door de Duitsers gecontroleerde berichten naar Moskou seinen. Goulooze wist echter een waarschuwingscode door te seinen, zodat vanuit Moskou alleen zinloze of foutieve informatie terugkwam. Het heeft de Duitsers aardig wat mankracht gekost voordat ze in de gaten kregen dat ze voor de gek gehouden werden.

Na een strafproces werden twee ter dood veroordeelde leden van de groep Wollweber op 30 juli 1943 met de handbijl onthoofd (de guillotine was al jaren eerder door Hitler afgeschaft). Op 7 en 8 september 1943 tijdens de zogenoemde Plötzensee bloednachten, werden zes of zeven eerder ter dood veroordeelde leden geëxecuteerd. Volgens het vonnis moesten ook zij met de handbijl ter dood worden gebracht. Maar omdat er in die nachten overhaast 250 doodvonnissen werden uitgevoerd, enerzijds omdat tijdens een bombardement vier ter dood veroordeelde gevangenen ontsnapt waren en anderzijds omdat er plats moest worden gemaakt in de al overvolle gevangenissen, kan het zijn dat ze net zoals de anderen op een wurgende wijze opgehangen werden.

Na de oorlog werd de groep Wollweber door de Nederlandse regering en historici nagenoeg doodgezwegen, zodat er nu vrijwel niets over bekend is. Het NIOD is zelfs zover gegaan door te ontkennen dat de groep Wollweber al aan het begin van de bezetting verzet heeft gepleegd en daardoor aan de omgekomen Leen Seegers jr. de status van verzetsman ontnomen heeft. Dit terwijl Lou de Jong zelf schreef dat de anti-Duitse acties van de groep Wollweber een belangrijke aanleiding vormde voor de aanval op de Sovjet-Unie in 1941.

Hieronder geef ik de namen van de leden van de groep Wollweber die ik bij mijn onderzoek ben tegengekomen, inclusief enkelen die tijdens de oorlog toetraden, en tevens enkele betrokkenen die eigenlijk geen deel van de groep uitmaakten.

  • Levie (Leon) Barbier, 15-10-1921 Den Haag, 8-9-1943 Berlijn Plötzensee (onthoofd of opgehangen aan vleeshaak), expeditieknecht
  • Achille Camille Theodoor Beguin, 10-7-1909 Gorinchem, gearresteerd 15-10-1940, 7-9-1943 Berlijn Plötzensee (onthoofd of opgehangen aan vleeshaak), monteur
  • Gijsbertje Beguin-Van Heusden, 7-1-1914 Brakel
  • Adriaan Johannes Feij, 5-4-1895 Vlissingen, uitgeleverd 26 mei 1940, loswerkman (overgelopen naar Duitsers)
  • Theodorus Andreas Antonius Fleeré, 15-7-1900 Amsterdam, 19-12-1943 Oranienburg (medische proef met tbc), grondwerker
  • Jakoba Elisabeth Fleeré-de Nijs, Duisburg 5-6-1908
  • Wilhelmus Gnirrep, 29-12-1910 Dortmund, elektricien
  • Johanna Wilhelmina Gnirrep-Harthoorn, 30-1-1921 Amsterdam, naaister
  • Daniël (Daan) Goulooze, Amsterdam 28-4-1901, Postzegelhandelaar
  • Leentje van Heusden
  • Evert Hoedemaker, 14-6-1896 Amsterdam, zeeman
  • Jan van den Hoonaard, 1-5-1891 ’s-Gravendeel, uitgeleverd 26 mei 1940, 27-4-1942 Groß-Rosen (concentratiekamp), koopman
  • Jan Hoorn, 28-8-1905 Rotterdam, 7-9-1943 Berlijn Plötzensee (onthoofd of opgehangen aan vleeshaak), expeditieknecht
  • Herman Henri de Kadt, 18-4-1907 Rotterdam, 17 oktober 1941 Dachau (wurgend opgehangen), bedrijfsorganisator
  • Matthijs Kerver, 15-12-1900 Woerden, gearresteerd 11-11-1940, café-uitbater
  • Jan Cornelis van Kuik, 1908, zat gevangen in concentratiekamp Lublin-Majdanek
  • Johannes Jacobus Adam Lemaire jr., 19-11-1906 Amsterdam, 2-2-1960 Middelburg, overleefde concentratiekamp, acteur en toneelregisseur
  • Herman Mark
  • Heini Meyer, Duits Komintern-agent voor de oorlog naar Nederland gevlucht
  • Henri Christiaan Pieck, 19-4-1895 Den Helder, overleefde concentratiekampen, architect
  • Petrus Antonius Martinus Pooters, 28-8-1911 Amsterdam, Overveen 1-10-1943 (gefusilleerd), journalist
  • Johannes Proost (schuilnaam Jansen), 27-2-1882 Geervliet, uitgeleverd 26 mei 1940, 26-3-1942 Oranienburg (concentratiekamp), kunstschilder
  • Joseph Rimbertus Schaap, 3-5-1899 Amsterdam, gearresteerd augustus 1940 in Kopenhagen, 30-7-1943 Berlijn Plötzensee (onthoofd), varensgezel
  • Jan Cornelis van Schaik, 24-6-1908 Rotterdam, 30-7-1943 Berlijn Plötzensee (onthoofd), spekslager
  • Leendert Jacobus Seegers jr., 20-11-1914 Amsterdam, 28-3-44 Majdanek (medische proef met tbc), bloemist
  • Helena Margaretha Seegers-Budde, 28-12-1892 Amsterdam, 16-10-1940 Hamburg (zelfmoord na martelingen)
  • Arie Tettelaar, 6-12-1897 Schiedam, ijzerwerker
  • Roelof Vogelzang, 28-3-1894 Beetsterzwaag, 30-3-1942 Groß-Rosen (concentratiekamp), metselaar
  • Willem van Vreeswijk, 12-3-1906 Rotterdam, 7-9-1943 Berlijn Plötzensee (onthoofd of opgehangen aan vleeshaak), matroos
  • Johann Wenzel, Niedau (Nowy Staw, Polen) 9-3-1902
  • Antonie Winterink, 5-9-1914 Arnhem, 6-7-1944 Brussel (gefusilleerd), reiziger
  • Wouter de Wit, 25-9-1922 Sliedrecht, 4-5-1943 Antwerpen (gefusilleerd), matroos Rijnvaart
  • Daniel van Zweden, 30-3-1907 Winschoten, onderwijzer, kunstschilder
  • Johanna van Zweden-Plenckers, 16-2-1908 Amsterdam, naaister

In de gevangenis van Fuhlsbüttel zaten in 1940 gevangen: Leon Barbier, Achille Beguin, Adriaan Feij, Theodorus Fleeré, Jakoba Fleeré-de Nijs, Leentje van Heusden, Evert Hoedemaker, Jan van den Hoonaard, Jan Hoorn, Matthijs Kerver, Johannes Proost, Jan van Schaik, Leendert Seegers, Helena Seegers-Budde, Arie Tettelaar, Roelof Vogelzang en Willem van Vreeswijk.

Nederlands belangrijkste verzetsman Gerrit Kastein

  1. De dood van Gerrit Kastein

Gerrit Kastein was een prominent lid van de vooroorlogse communistische partij (CPN). Hij hield zich onder andere actief bezig met de bestrijding van racisme en heeft vermoedelijk regelmatig contact gehad met de door Nederland uit Suriname verjaagde activist Anton de Kom. Hij heeft een boekje geschreven waarin hij Hitlers antisemitisme belachelijk maakte. Hij was psychiater van beroep en was nauw bevriend met zijn collega Rhijnvis Feith, die ook lid van de CPN was.

Onmiddellijk na de Duitse inval begon hij verzetsgroepen te organiseren. Allereerst was hij medeoprichter van het Haags communistisch verzet op 16 mei 1940 in overeenstemming met het besluit van het landelijk partijbestuur om met de partij ondergronds te gaan. Verder was hij medeoprichter van het studentenverzet met het bijbehorende blad de Vrije Katheder en het artsenverzet.

Binnen het communistisch verzet richtte hij de zogenoemde mil-groepen op, waarbij mil voor militair staat. Dat waren groepen die gewapend verzet en bomaanslagen gingen plegen. Het gewapend verzet ging tegen de landelijke richtlijnen van de illegale communistische partij in, maar later werd het idee van de mil-groepen overgenomen door de landelijke CPN, waar Gerben Wagenaar de leiding over kreeg. Van het gewapend verzet in Den Haag is weinig bekend. Er zijn wat beweringen bekend dat er enkele Duitse militairen gedood werden (in situaties dat ze communistische verzetsmensen op heterdaad betrapten). Harde bewijzen hierover ontbreken, vooral doordat alle betrokken communisten om het leven zijn gekomen.
Verder stichtte hij de zogenoemde Nederlandse Volksmilitie, die na enige tijd onder leiding van Sally Dormits kwam te staan. Ook over de Haagse periode van deze groep is weinig bekend, maar er is wel het een en ander bekend over de periode dat Sally naar Rotterdam vertrokken was, en de groep daar danig wist uit te breiden met hulp van Rotterdamse communisten. Kastein richtte elders in Nederland nog meer groepen op om bomaanslagen te plegen. Zo liet hij Van der Kraats in de omgeving van Hengelo twee bomaanslagen op treinen plegen. Vermoedelijk is dit een van de groepen die door Roel van Duijn in zijn boek Verraad wordt aangeduid.

Kastein wilde zich bij het verzet niet beperken tot communistische groeperingen, maar ook samenwerken met andere groeperingen. De andere verzetsgroepen wilden echter over het algemeen niet met communisten samenwerken. Een van de weinigen die het wel wilden was de groep Dienst Evert onder leiding van Kees Dutilh, wiens schuilnaam Evert was. Kastein en Dutilh kenden elkaar uit hun studententijd in Leiden. Nadat Erik Hazelhoff Roelfzema als agent van de Special Operations Executive (SOE) door de Engelsen in Katwijk aan land was gezet, zocht hij contact met vrienden uit zijn studententijd, waaronder Dutilh. Zo kreeg Dutilh de beschikking over een verbinding met Londen die over Brussel liep. Maar deze verbinding faalde spoedig. Voordat deze faalde was Dutilh echter in contact gekomen met Koos Vorrink, de centrale figuur in een sociaal-democratische verzetsgroep. Vorrink nam Dutilh op in het Nationaal Convent, dat na de oorlog een soort voorlopige regering zou moeten gaan vormen. De groep rond Vorrink stond in radiocontact met de Nederlandse regering in Londen. Echter via het Englandspiel had Anton van der Waals dit Nationaal Convent weten te infiltreren en stond in direct contact met het lid Jacobus van Tijen. Hij vertelde dat zijn echte naam Baron van Lynden was, maar dat hij Luc als schuilnaam gebruikte. Hij liet Tijen weten dat hij in contact met Londen stond en dat was, weliswaar via het Englandspiel, inderdaad zo. Tijen wilde daar zekerheid over hebben en liet Van der Waals een door Van Tijen opgegeven code zin door radio Oranje uitzenden.

Kastein had een aantal documenten over de inrichting van de Duitse kustverdediging in Nederland in handen weten te krijgen. Alle posities van legereenheden met hun bewapening stonden erop aangegeven. Kastein wilde die via Dutilh aan Londen doorspelen. Dutilh liet de documenten fotograferen en gaf het door aan Van Tijen om naar Londen door te sturen. Tijen kon dat via Van der Waals. Samen bekeken ze eerst het filmrolletje en toen wilde Van der Waals graag in contact met de maker komen. Daarom bracht Van Tijen hem met Kastein in contact.

Kastein en Luc ontmoetten elkaar in het Amsterdamse café Traiton. Bij die ontmoetingen vroeg Kastein of Luc voor een vuurwapen kon zorgen en die zegde het hem toe. Luc vertelde Kastein hoe hij een vuurwapen in de schaamstreek kon verbergen, zodat het bij fouillering niet gevonden werd, omdat de leden van de Sicherheitsdienst weerstand hadden om daar te voelen. Van der Waals vroeg aan zijn chef Joseph Schreieder, hoofd van de Duitse contraspionage om een vuurwapen. Schreieder zorgde voor een wapen, maar deed eerst een schiettest, om later te kunnen nagaan of het wapen ergens gebruikt was. Kastein ontving het wapen op 5 februari 1943. Dezelfde avond liquideerden Kastein en Jan Verleun generaal Seijffardt, maar Kastein schoot niet zelf. Op 7 februari schoot Kastein de bekende NSB’er Reijdon en zijn vrouw dood; daarbij gebruikte hij wel het gekregen wapen.

Op 13 oktober 1942 werd in Den Haag een opslagplaats voor hooi en stro van de Wehrmacht in brand gestoken. Een van de betrokkenen was Piet Wapperom: hij stond met een paar anderen op de uitkijk. Wapperom was lid van een mil-groep die sabotage pleegde. Bij de mil-groep had Wapperom Gerben Wagenaar leren kennen. Na de brandstichting vroeg Wagenaar hem om verbindingsman voor de landelijke mil-groepen te worden. Wapperom stemde toe en Wagenaar organiseerde een aantal afspraken voor hem, waarbij Wagenaar de eerste paar keer ook aanwezig zou zijn.

Een van die afspraken was met Nico Bergsma, een belangrijke partijfunctionaris uit Utrecht. Wagenaar was bij de eerste afspraak aanwezig. Er kwam een vervolgafspraak voor 11 februari, maar zonder Wagenaar.

Een andere afspraak was met een zekere Jan Bakker op 10 februari 1942. Jan Bakker bleek een oude bekende van Wapperom te zijn: het was Kastein. Ze bespraken een plan om aanslagen op arbeidsbureaus door heel Nederland te plegen en waarvoor Wapperom een aantal verkenningen zou uitvoeren. Na afloop werd een nieuwe afspraak, zonder Wagenaar, gemaakt voor 19 februari in café De Kroon in Delft, vlak bij het station. Wapperom schreef de afspraak in zijn notitieboekje.

Op 11 februari ging Wapperom naar de afspraak met Bergsma in Utrecht. Bij het verlaten van het station werd hij door een groep SD’ers besprongen en in een auto gezet, waar Bergsma al in bleek te zitten. Bergsma is later gefusilleerd. Het is onbekend hoe de SD van de afspraak wist, hoe Bergsma in hun handen was gevallen en hoe Wapperom tussen de andere reizigers herkend kon worden. Het bleek niet de Utrechtse SD te zijn, maar de Rotterdamse. Wapperom werd eerst naar de SD in Utrecht gebracht, waar hij werd geschopt en geslagen. De SD vond in zijn notitieboekje nog meer afspraken voor die dag, onder andere een bij een bruggetje bij de Leidseweg. Wapperom werd er heen gebracht en daar werd Wijnand Brouwer gearresteerd. Brouwer is in Neuengamme om het leven gekomen. Wapperom werd naar Rotterdam overgebracht en daar stevig gemarteld. De SD vond in het notitieboekje nog meer afspraken in Den Haag. Wapperom werd steeds naar de afspraakplekken gebracht en moest daar met een bezemsteel in zijn broekspijp aan een been gebonden wachten totdat er iemand verscheen; de bezemsteel reikte tot ongeveer zijn oksel.

Dit gebeurde ook voor de afspraak met Kastein in de ochtend van 19 februari. Hij werd in een auto met drie Rotterdamse SD’ers naar café De Kroon aan de Houttuinen 24-26 in Delft gebracht. Vanuit Den Haag kwam een auto met een aantal Haagse SD’ers. Wapperom werd met een stok in een broekspijp aan zijn been gebonden op een stoel gezet en de gordijnen werden gesloten. Drie Rotterdamse SD’ers gingen in een hoek zitten. Toen Kastein binnen kwam en enkele stappen in de richting van Wapperom deed, grepen ze hem. Hij werd geboeid en tegenstribbelend afgevoerd naar een auto. Daar ontstond een worsteling waarbij Kastein een revolver wist te trekken, en schoot op een SD’er die in de auto zat te wachten. Het was de beruchte Haagse SD’er Knorr. Hij verloor veel bloed. Kastein werd afgevoerd richting het Binnenhof. Op het rumoer waren omstanders afgekomen, maar omdat de Duitsers niet in uniform waren, wisten ze niet dat het om een Duitse actie ging. Ze waarschuwden de politie dat er een ontvoering had plaatsgevonden, waarna er spoedig een aantal politiemensen op de plek aankwamen die de mensen begonnen te ondervragen.

Houttuinen 24-26 in Delft. Het pand in het midden is nr. 25, hotel-café De Kroon is gevestigd op de nummers 24 en 26, respectievelijk het lage gebouw links en het pand met de gebogen gordijnen. Je kon achterlangs van 24 naar 26 lopen. Het café was in het lage gebouw op nr. 24 gevestigd.
Café De Kroon. Wapperom zat bij het kruisje achter het raam te wachten.

In de auto werd Kastein gefouilleerd en de SD vond een briefje waarop nog een afspraak met een zekere Lucas genoteerd stond in een koffiehuis bij station Laan van Noord Oost Indië. Bij aankomst op het Binnenhof toonde Kastein zich bereid om mee te werken en mee te gaan naar de afspraak met Lucas. De auto reed aldus weg zonder dat er iemand uitgestapt was.

Het bedoelde koffiehuis was waarschijnlijk een koffiehuis aan de Voorburgse kant, vlak bij de trap vanaf de spoordijk waar het station op lag. De Rotterdamse SD’er Hoffmann stapte uit en liep naar het koffiehuis. Toen Hoffman een meter of tien weg was, trok Kastein via een gat in zijn broekzak plotseling een tweede revolver en schoot de SD’er Kohlen, die naast hem zat, in het been. Het was het wapen dat hij van de SD had gekregen. Vervolgens sprong Kastein uit de auto en holde weg. Hij was een goed sportsman, maar omdat hij geboeid was, kon hij niet zo hard lopen en werd snel achterhaald. Hij werd de auto ingesleurd en deze stoof weg richting Binnenhof.

Op het geluid van het schot stoven er vier gewapende mannen uit het koffiehuis, maar ze waren te laat om Kastein te kunnen helpen. Het bleken Lucas Spoor en drie andere mannen te zijn. Later zou Van der Waals verklaren dat hij een afspraak met Kastein had. Lucas Spoor was iemand uit een van de mil-groepen. Lucas Spoor is later in de oorlog om het leven gekomen, zodat hij hier nooit een verklaring over heeft kunnen afleggen. Luc zou later verklaren dat hij in het koffiehuis zittende alles vol verbazing had aanschouwd. Maar uit de gebeurtenissen kun je echter afleiden dat Kastein een afspraak met zowel Luc als Lucas had. Het doel was dan dat Van der Waals door de ploeg van Lucas geliquideerd moest worden. Kennelijk was Kastein er op een of andere manier achter gekomen dat Luc de beruchte landverrader De Wilde was, die door het gehele verzet gesignaleerd was. De Wilde was een andere schuilnaam van Van der Waals. Als de liquidatie gelukt was, had dat het leven kunnen redden van veel Nederlandse verzetsmensen, die later door Van der Waals in de val zouden worden gelokt .

Op het Binnenhof aangekomen moest Kastein uitstappen. Daarna trok hij een derde revolver en richtte het op zijn borst, maar het wapen ketste. Vervolgens werd Kastein naar de verhoorkamer op de tweede verdieping gebracht, waar hij op een stoel werd vastgebonden, omdat hij zich hevig verzette.

De SD’ers trokken zich terug voor overleg, maar er bleef wel een bewaker bij Kastein achter. Plotseling stond Kastein op en rende, nog steeds vastgebonden aan de stoel, naar het gesloten raam en dook er, met het hoofd voorover, doorheen. Hij liep een schedelbasisfractuur op en werd naar het ziekenhuis Zuidwal overgebracht, waar hij kort na aankomst overleed.

8432a02
Binnenhof 7, waar Kastein vanuit het raam, op de tweede verdieping boven de boog, naar beneden sprong.

Bij zijn val was Kastein aan de voeten van een collega en de echtgenote van een andere collega terechtgekomen. Het waren Jan Wuite en Harmina ter Braak-Faber. Ze waren beiden overstuur. Ze waren op zoek naar Jan ter Braak, de echtgenoot van Harmina, die een paar dagen eerder gearresteerd was, omdat hij geweigerd had zijn Joodse patiënten in ziekenhuis Zuidwal aan de Duitsers uit te leveren. Jan ter Braak was de broer van de linkse schrijver Menno ter Braak die in de meidagen van 1940 zelfmoord had gepleegd, omdat hij een leven onder Duitse bezetting vreesde.

Kastein had bij zijn arrestatie in Delft een wapen in zijn jaszak en twee wapens in de schaamstreek verborgen op aanwijzingen van Anton van der Waals. Kastein had zijn laatste nacht doorgebracht bij zijn vriend en collega Jhr. Rhijnvis Feith, die op Stationsweg 4 woonde. De volgende ochtend had hij een afspraak met zijn vrouw op station Hollands Spoor, waar zij hem de drie wapens overhandigde.

Wapperom, die al eerder die ochtend naar het Binnenhof was gebracht met de tweede auto bij De Kroon, werd in de dagen daarna zwaar mishandel en gemarteld. De SD verdacht hem ten onrechte ervan de aanslag op Reijdon te hebben gepleegd. Enkele maanden later werd Wapperom vrijgelaten. Deze vrijlating nadat enkele communisten in de val waren gelopen doordat Wapperom was neergezet, heeft het wantrouwen van de communisten gewekt. Na de oorlog werd Wapperom van verraad beschuldigd, maar uiteindelijk werd dat niet bewezen verklaard. Naar mijn mening kan Wapperom geen enkel verwijt worden gemaakt.

De zelfmoord van Kastein lijkt sprekend op de poging door zelfmoord door Henk Speksnijder bij de Rotterdamse SD. Ook hij sprong door een gesloten raam, maar bleef met zijn voeten in de sponning haken, waarna hij terug gehesen werd. Speksnijder was lid van een mil-groep en was een belangrijke figuur binnen de Nederlandse Volksmilitie. Kastein en Speksnijder kenden elkaar vrijwel zeker. Daarom lijken de sprongen door een gesloten raam van tevoren ingestudeerd te zijn.

  • Biografie Kastein

Buck Goudriaan heeft een biografie van Gerrit Kastein samengesteld. De ondertitel waarin de term ‘vreeswekkend’ in voorkomt vind ik jammer. Kastein was juist een zeer menslievend man, die veel aandacht voor zijn patiënten had en die opkwam voor de verdrukten in de maatschappij en daarbij speciaal het in Nederland en zijn koloniën voorkomende racisme tegen Joden, negers en Indonesiërs bestreed. Daar hoort zo een term niet bij.

Het boek zier er zeer gedegen uit en Goudriaan heeft kans gezien veel belangwekkend materiaal boven water te krijgen. Maar helaas bevat de beschrijving over hoe de dood van Kastein tot stand kwam veel onjuistheden.

Ik was al bijna tien jaar bezig met mijn onderzoek naar het Haags communistisch verzet, toen Goudriaan mij benaderde om informatie. We hadden een lang gesprek in Zaltbommel. Eigenlijk was het een monoloog, want ik heb hem verteld wat ik over Kastein wist. Ik deed dit, ondanks dat een auteur niet graag zijn onderzoekresultaten weggeeft, omdat ik een goede biografie belangrijk vond. Vooral omdat die recht zou doen aan de verzetsheld Kastein. Toen ik klaar was, heb ik Goudriaan gevraagd naar wat zaken die Kastein betroffen en waarvan ik hoopte dat hij daar een antwoord op wist. Maar helaas wilde hij niets vertellen. Dit was voor mij niet zo rampzalig, want ik kon mijn tekst toch niet afsluiten voordat zijn boek uitkwam. Ik kon daar een aantal zaken uit halen en heb netjes steeds zijn boek als bron vermeld. Helaas kom ik in zijn boek geen bronvermelding tegen naar wat ik hem verteld heb.

Op mijn aanwijzen heeft Goudriaan een aantal uit het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging onderzocht. Maar hij heeft dat helaas onvolledig gedaan, zodat hij niet in de gaten had dat sommige bronnen elkaar tegenspreken en heeft daardoor soms een bron gebruikt die de gebeurtenissen strijdig met elkaar beschrijven. Hij heeft wel een enkele keer Hugo Wapperom en Bert van Gelder als bron opgevoerd. Hugo heeft zelf nauwelijks onderzoek gedaan. Hij heeft zijn gegevens van Bert van Gelder en van mij. Bert van Gelder en ik hebben veel gegevens uitgewisseld. Van hem heb ik onder andere de informatie over de fiets van Sally Dormits gekregen, waardoor ik een veel beter beeld kreeg over de omstandigheden die leidden tot het oprollen van de Nederlandse Volksmilitie. Nadat het boek van Bert van Gelder uit was gekomen, heb ik nog een aantal aanvullende zaken in de dossiers ontdekt, die in het prachtige boek van Bert niet misstaan zouden hebben. Ik zou dit niet opgeschreven hebben als het bestaan van twee versies over de dood van Kastein tot een onjuiste geschiedschrijving zou leiden. Een biografie lijkt nou eenmaal een betere bron dan een hoofdstuk in een boek.

Ik geef hieronder de onjuistheden die ik heb aangetroffen, met een beschrijving van de bronnen:

  1. De aanslag op Seijffardt vond niet plaats op zijn oude adres Statenlaan 103, maar op zijn nieuwe adres Van Neckstraat 36. Dit adres is vlak bij de woning van Kastein, waar zijn vrouw en kinderen nog woonden )zelf was hij ondergedoken. Het oude adres moest waarschijnlijk verlaten worden vanwege de ontruiming van het tot Sperrgebiet verklaarde Scheveningen vanwege de bouw van de Atlantikwall.

Bijna iedereen schrijft klakkeloos van elkaar over dat het de Statenlaan was, zoiets zie je ook in het o zo onbetrouwbare Wikipedia dat meestal geen bronvermeldingen geeft (echte bronvermeldingen zijn daar verboden, want dan noemen ze het onderzoek). Waarschijnlijk heeft ooit iemand het in het bevolkingsregister opgezocht, dat tot 1939 openbaar is. Er is mij geen enkele betruwbar bron bekend waarin staat dat het in de Statenlaan was. Een half betrouwbare bron is een krantenartikel uit april 1948 [bron: Nieuwe Apeldoornsche Courant,15-4-1948, secretaris-generaal Reijdon werd neergeschoten met SD-revolver] (ondanks de verwijzing naar Reijdon in de kop staat er wat over de aanslag op Seijffardt in). Een echt betrouwbare bron kan gevonden worden in het Politiearchief bij het Haags Gemeentearchief. Er bestaat daar een collectie foto’s van plaatsen delict van moorden. In dit geval: ‘6-2-1943, Moord op Gen. Seyffardt’, 458 Leica. De foto is een glasplaat en mag alleen met verstrekte witte handschoenen gehanteerd worden. De foto toont de voordeur van het pand van Seijffardt met de kogelgaten er in. Het adres staat er bij geschreven.

  • Op blz. 191 schrijft Goudriaan dat mevrouw Kastein-Sachse haar man Gerrit op 10 februari voor het laatst zag. In het CABR-dossier van Anton van der Waals bevindt zich een verklaring van haar van 24-1-1947, waarin zij verklaart dat zij haar man op 19 februari voor het laatst op station Hollands Spoor ontmoette en hem 3 vuurwapens overhandigde. Ze vond dat Kastein altijd ongewapend over straat moest gaan en alleen bij absolute noodzaak gewapend mocht zijn. En dat was nu dus het geval.
  • Goudriaan schrijft dat de melding van iets om 10.55 bij de politie in Delft binnenkwam. Ik heb in het Rapportenboek gevonden, dat die om 10.35 bij politie Delft bericht binnen kwam dat er iets aan de hand is, om 10.47 uur dat het om een moordaanslag in auto ging en om 11.15 uur dat het slachtoffer van aanslag in auto met kenteken HZ 4571met 3 of 4 man was meegenomen.
  • Goudriaan schrijft dat Wapperom in Delft in dezelfde auto als Kastein werd gezet en wel voorin. Maar dat is onlogisch, want er waren twee auto’s. De Duitsers waren ervaren politiemannen en zouden nooit twee arrestanten in dezelfde auto zette, want die waren dan niet te controleren. Martelingen en de doodstraf dreigden, dan was er kans dat een het stuur zou grijpen en de auto de Vliet in zou laten rijden, zodat ze misschien allemaal zouden verdrinken. Na de oorlog heeft Wapperom meerdere verklaringen afgelegd. In een verklaring zegt hij dat ze in verschillende auto’s werden gezet en dat hij Kastein daarna nooit meer heeft gezien [bron: Centraal Archief Bijzonder Rechtspleging, inventarisnummer 76959, dossier Pieter Wapperom, proces-verbaal van verhoor 25-11-1947].
  • Goudriaan schrijft dat er verschillende tegenstrijdige verklaringen over de gang van zaken op de dag van de dood van Kastein zijn afgelegd. Dat is inderdaad zo. Uit de meeste betrouwbare verklaringen, die van de politie in Delft en de kelner en zijn baas, en het ontbreken van bepaalde mededelingen in verschillende verklaringen kan de gang van zaken worden gereconstrueerd. De eerste afspraak was som 10 uur, de tweede om 11.30 uur. Zowel de caféhouder als zijn kelner hebben na de oorlog verklaringen afgelegd, maar niets gezegd overeen tweede afspraak in hun café. Bij die tweede afspraak is geschoten, dat kan niet ongemerkt zijn gebleven. Er was veel publiek afgekomen op de commotie rond de eerste afspraak, die toen werd aangeduid met ´moordaanslag´. Dat publiek heeft kennelijk ook niets gemerkt, want anders zouden enkelen het wel aan de kelner of zijn baas hebben verteld. Ook de politie heeft niets verklaard over een tweede afspraak waarbij geschoten was, terwijl ze op die plek onderzoek aan het doen was. De tweede ontmoeting was dus elders. De politie trof een plas bloed aan, dus was er bij de eerste ontmoeting ook geschoten. De getroffene was volgens de tegenstrijdige verklaringen of Knorr of Kohlen. Degene die getroffen was, kon door het rijkelijke bloedverlies niet bij de tweede afspraak zijn geweest. Kohlen was bij de tweede afspraak, dan was Knorr dus bij de eerste afspraak getroffen.

De tweede afspraak was in een koffiehuis bij het station Laan van Nieuw Oost Indië. Anton van der Waals heeft in zijn levensbeschrijving verklaard dat de afspraak in het koffiehuis bij het viaduct van het stationnetje was (waarschijnlijk bedoelde hij de stationsonderdoorgang voor passagiers en niet het 50 meter verder liggende viaduct voor het verkeer. [bron: Centraal Archief bijzondere Rechtspleging, inventarisnummer 706, levensbeschrijving geschreven door Anton van der Waals in april 1945 in Oxerhof]. Van der Waals had geen enkele reden om hierover te liegen en hij kende de situatie ter plekke goed, omdat hij toen daar vlakbij woonde: op Laan van Nieuw-Oost-Einde 243. Van der Waals noemde het Laan van Nieuw Oost Einde, naar de straat waarin hij woonde, maar pas tien meter verder dan het viaduct begon (over de gemeentegrens van Den Haag naar Voorburg). Er zijn twee tegenstrijdige verklaringen wie er als eerste uitstapte: Hoffmann of Kohlen. Kastein schoot op de man naast hem in de auto, dat moet Kohlen zijn geweest, want dat is volgens Van der Waals de andere man die getroffen werd. Kastein sprong uit de auto en holde weg. De wond moet oppervlakkig zijn geweest, want Kohlen sprong ook uit de auto en achterhaalde hem snel. Na de oorlog maakten de Duitsers er geen melding van dat een van hen hier getroffen was. Kennelijk was de wond onbelangrijk of ze geneerden zich voor hun stommiteit om niet goed te fouilleren.

Het mooie werk van Goudriaan bevat veel vooroorlogs materiaal dat voor mij nieuw was en ook wat voor mij nieuw materiaal uit het begin van de oorlog. Uit de bronvermeldingen door Goudriaan heb ik afgeleid dat hij een aantal bronnen door mijn toedoen heeft leren kennen. Dat komt doordat de publicatie van mijn boek Vuile oorlog in Den Haag erg lang duurde, waardoor ik het ethisch noodzakelijk vond enkele verwanten van verzetsmensen al omstreeks 2005 inzage te geven van mijn resultaten tot dan toe. In de bronvermeldingen van Goudriaan zie ik dat hij contact heeft gehad met mensen die mijn tekst kenden, maar zelf nooit onderzoek hebben gedaan. Op eigen houtje had hij bijv. nooit het CABR-dossier van Anton van der Waals als bron over Kastein kunnen vinden.

  • De plaquette bij het kamertje waar Kastein uit is gesprongen.

Op 28 april 2017 heb ik contact gezocht met de SP-fractie met het verzoek of zij Kamervragen wilden stellen over de restauratie van filmrolletjes uit de affaire Sanders, waarin de AIVD al bijna tien jaar nalatig is geweest. In een postscriptum vroeg ik of er een plaquette voor Kastein kon worden geplaatst (ik bedoelde eigenlijk op de bestrating van het Binnenhof onder het kamertje). Het kamertje is in gebruik door de SGP-fractie als opslagruimte. Tot mijn verbazing vernam ik een maand later uit de krant dat de SGP-fractie begin mei op het idee was gekomen om een plaquette aan te brengen. En vervolgens is dat ook uitgevoerd. Eigenlijk was ik de initiatiefnemer, maar desondanks werd ik niet uitgenodigd en velen anderen wel. Ik vind het mooi dat die plaquette is geplaatst. Maar ik verbaas me wel over de gang van zaken.

Toelichting op het lot van Heinrich Müller

Vlak voor de dood van Hitler heeft Müller de Reichskanzlei verlaten. Volgens geldende inzichten is zijn lichaam gevonden en is, in uniform en met identiteitspapieren, in een massagraf gedumpt. Volgens sommigen zou hij zelfmoord hebben gepleegd, volgens anderen bij oorlogshandelingen omgekomen. Dat hij in uniform en met identiteitspapieren in een massagraf zou zijn gelegd komt uit een relatief onbetrouwbare getuigenis van een grafdelver, tientallen jaren na de oorlog. Zelfmoord lijkt onwaarschijnlijk, want dan kon hij net zo goed samen met Hitler in de Reichskanzlei zelfmoord hebben gepleegd; waarom dan zoveel moeite genomen?

Na de oorlog deden allerlei geruchten de ronde dat Müller in dienst van de CIA was getreden, maar ook dat hij voor de Russische geheime dienst KGB is gaan werken. Voor beide opties bestaan geen harde aanwijzingen. Werken voor de CIA zou nog enigszins plausibel zijn, omdat Müller als topfunctionaris van de Gestapo veel wist van de Russische spionageorganisatie Wollweber. Deze informatie zou ook van toepassing kunnen zijn voor naoorlogse Russische spionageorganisaties.

Als hoofd van de Gestapo had Müller de macht om zichzelf valse papieren toe te kennen. Valse papieren werden binnen de Gestapo regelmatig toegekend voor allerlei operaties. Het lijk dat ver na de oorlog, in 2003, is aangemerkt als dat van Müller is nooit afdoende geïdentificeerd.

In 1963 werd een graf ontdekt dat zijn naam droeg. Een foto van dat graf heeft jarenlang op de website van de Simon Wiesenthal Center gestaan. Bij opening bleek het leeg te zijn. Het graf leek een dwaalspoor te zijn. Waarom zou men een dwaalspoor aanleggen als iemand al dood is? Waarschijnlijker is dat Müller zijn identiteitspapieren op een lijk heeft gelegd of laten leggen en vervolgens met valse papieren naar het buitenland is gevlucht. Zolang er geen DNA-onderzoek op de resten van Müller hebben plaatsgevonden lijkt mij het dwaalspoor waarschijnlijker dan dat hij in het massagraf ligt.

Soorten concentratiekampen

Overlevenden uit de concentratiekampen, die uiteindelijk ‘klant’ van de Stichting 1940-1945 werden, zaten bij bijeenkomsten en reünies soms op te scheppen dat zij het nog zwaarder hadden gehad dan veel anderen. Uiteraard kwamen er dan weer anderen die beweerden dat zij het nog zwaarder hadden gehad.

De zwaarte van een concentratiekampgevangenschap hing af van veel factoren. Het ene concentratiekamp was veel slechter dan het andere. Een politiek gevangene met een rode driehoek had het, behalve in Buchenwald, veel slechter dan criminelen met een groene driehoek, en de Joden hadden het nog veel slechter (zelfs in het betrekkelijk matig zware kamp Buchenwald werden alle Joden binnen enkele weken doodgeknuppeld). Russen en Polen hadden het beter dan Joden, maar weer slechter dan Fransen, terwijl Germanen, zoals Nederlanders en Noren, het iets beter hadden, en de Duitse gevangenen waren het minst slecht af. In een steengroeve was je, ongeacht afkomst, veel slechter af dan in andere arbeidscommando’s, en als je in een speciaal commando als de keuken of Bekleidungskammer terecht kwam, had je geluk; vaak kon je dan een beetje extra voedsel achterover drukken. Je kon een Kapo treffen die veel knuppelde of eentje die er geen zin in had. Voor de herfst van 1942 waren de kampen veel zwaarder dan daarna, omdat er vanuit Berlijn een Befehl kwam de gevangenen langer in leven te houden zodat ze als arbeidsslaaf konden dienen, want het Duitse leger onttrok steeds meer mannen aan het arbeidsproces. En na de herfst van 1944 waren de gevangenen die op transport gesteld werden, bijv. om ze uit de handen van de geallieerde legers te houden, er vaak slechter aan toe omdat er onvoldoende baantjes met recht op extra voedsel beschikbaar waren, zodat ze nog meer honger leden en vaak ten prooi vielen aan besmettelijke ziektes als tyfus, die zich onder de dicht opeengestapelde gevangenen makkelijk konden verspreiden. Als je voedselpakketten ontving was je veel beter af, wat betekende dat mensen uit de middenklasse, die over het algemeen meer en rijkere pakketten ontvingen, het beter hadden dan die uit de arbeidersklasse, terwijl mensen met een Nacht-und-Nebelstatus (vaak communisten, maar ook anderen) helemaal geen pakketten mochten ontvangen.

Gevangenen in een concentratiekamp

Gevangenen die in een steengroeve terecht kwamen hadden het over het algemeen het zwaarst te verduren. Ze kregen per dag voedsel met minder energie dan de energie die ze in de steengroeve verloren. En daarnaast werden ze ook vaak mishandeld. De mishandelingen waren in het ene concentratiekamp heftiger dan in het andere.

Het meest gewelddadige kamp was Mauthausen. Vanuit Nederland werden over het algemeen alleen Joden naar Mauthausen gestuurd, met als belangrijkste uitzonderingen een grote groep geheime agenten uit het Englandspiel die daar allemaal vermoord werden en evacuees die vanaf herfst 1944 in Mauthausen kwamen. Deze evacuees kwamen lang niet allemaal in de steengroeve terecht Na jarenlang allerlei informatie uit allerlei bronnen te verwerken, ben ik tot de conclusie gekomen dat geen enkele Nederlander die voor de herfst 1944 in Mauthausen terecht is gekomen, de oorlog heeft overleefd.

Na Mauthausen was Groß-Rosen het zwaarste kamp. Iedereen die daar langer dan een half jaar in de steengroeve heeft gewerkt is om het leven gekomen. Maar in mei 1942 is daar een transport met veel Nederlanders aangekomen, waarvan een aantal na respectievelijk vier en vijf maanden weer naar Dachau is overgebracht; respectievelijk op 7 augustus en 12 september 1942 in Dachau ingeschreven. Maar de Nederlanders, nagenoeg allemaal Joden, die tussen begin herfst 1942 en zomer 1944 in Groß-Rosen zijn, ondanks het iets minder wrede regime, toch allemaal om het leven gekomen.

In de zomer van 1942 werden vanuit Berlijn nieuwe beleidsmaatregelen naar de concentratiekampen gestuurd. Door de oorlogsverliezen kreeg men gebrek aan arbeidskrachten, waardoor besloten werd dat men de gevangenen niet meer moest laten creperen, maar dat ze meer in het arbeidsproces moesten worden ingezet. In Groß-Rosen betekende dit dat men de gevangenen die nog kans op overleven maakten naar Dachau stuurde. In Dachau hoefden ze de eerste maanden niet te werken en kregen versterkend voedsel dat zelfs voor de Duitse bevolking schaars begon te worden. Desondanks stierven velen van de geëvacueerde, maar een anderen herstelden enigszins, zodat ze vanaf begin 1943 weer op het gewone concentratiekampdieet werden gesteld en weer slavenarbeid moesten verrichten.

De Joden die in Mauthausen terecht kwamen, meestal verzetsmensen of die volgens de Duitsers een vergrijp gepleegd hadden, waren bijna allemaal binnen enkele weken dood, maar er schijnen er twee te zijn die jaren overleefd hebben. Daarover wordt gezegd dat dat door een toeval kwam (wat weet ik niet, maar vermoedelijk doordat ze op een of andere manier voor de Duitsers nuttig konden zijn en daardoor niet in de steengroeve terecht kwamen). Er is een persoon, Siep Adema, die drie jaar in Groß-Rosen heeft overleefd. Maar hij heeft niet in de steengroeve gewerkt. Daarnaast zijn er nog 16 anderen die Groß-Rosen hebben overleefd en wel in de steengroeve hebben gewerkt. Een ander persoon die ik niet meetel is Johannes Teunissen, die kans zag kans een Kapo met voedsel uit een pakket (het duurde enkele weken voordat het verbod op het ontvangen van pakketten werd ingesteld) om te kopen, zodat hij wekenlang naar het Revier kon. Toen hij uit het Revier ontslagen werd, waren de meeste Nederlanders al doodgeknuppeld. Daarna kon hij door omkoping vroeg naar Dachau gestuurd worden, terwijl hij daar volgens zijn lichaamskracht nog niet voor in aanmerking kwam. Hij heeft daardoor betrekkelijk kort in de steengroeve gewerkt. Het was waar een zwaar lot, maar lang niet zo zwaar als dat van de anderen.

Ik kan voor een beperkt aantal concentratiekampen toch een ranglijst naar zwaarte opstellen. Als criterium neem ik de overlevingstijd onder concentratiekampregime. Dit betekent dat ik voor Auschwitz geen rekening houd met de massale moord door vergassing, omdat die mensen meestal niet het concentratiekamp werden binnen gevoerd (geselecteerd), maar rechtstreeks naar de gaskamers werden gevoerd en aldus niet in het concentratiekamp terecht kwamen. Ook fusilleringen zoals in Vught en Amersfoort laat ik buiten beschouwing. En ook zij die pas na enkele dagen of weken vergast werden, kwamen niet door het concentratiekampregime om het leven. En ik laat de doden bij de verschrikkelijke dodenmarsen bij de evacuaties aan het eind van de oorlog buiten beschouwing.

In onderstaande tabel geef ik bij gebrek aan een goede statistiek een ruwe schatting een soort overlevingstijd voor Nederlandse gevangenen, d.w.z. de tijd totdat de helft dood was, en het percentage doden na een jaar, waarbij ik de periode na augustus 1944 buiten beschouwing laat, omdat de hoge sterfte in de meeste kampen voornamelijk aan de honger en ziekte-epidemieën door de overbevolking door de aanvoer van grote aantallen gevangen uit geëvacueerde kampen te wijten was, wat verschilde van de sterfte door het concentratiekampregime met veel mishandelingen van voor die tijd.

Kamp                     Gemiddelde      Aantal      Opmerking

                           overlevingstijd      doden

                                                          na 1 jaar

Mauthausen               4 weken        100%      Alleen Joden en slachtoffers Englandspiel

Groß-Rosen           3 maanden        100%      Eerst meest communisten, daarna alleen Joden

Flossenburg          4 maanden        100%

Neuengamme      6 maanden          80%      Eerst communisten, daarna veel anderen zoals Puttenaren

Bergen Belsen                                    80%

Natzweiler                                           30%      Nacht-und-Nebelkamp

Sachsenhausen                                  20%

Auschwitz                                            20%      Alleen Joden, zonder enorme aantal vergassingsslachtoffers

Dachau                                                20%

Ravensbrück                                       10%      Voornamelijk vrouwen, voor de helft communisten

Buchenwald                                         10%

Amersfoort                                            5%      Zonder de vele fusilleringsslachtoffers

Vught                                                     2%      Zonder de vele fusilleringsslachtoffers

Het Nederlandse Rode Kruis

Vanuit het concentratiekamp Groß-Rosen mocht mijn vader in mei 1942 precies één keer naar huis schrijven. Zodoende wist mijn moeder waar hij was. Maar daarna kreeg mijn vader een schrijfverbod, omdat hij tot Nacht und Nebel-gevangene was verklaard. Eind augustus of begin ontving mijn moeder een pakketje met zijn kleren. Ze wist van lotgenoten dat dat meestal een doodsbericht inhield, maar dat zat er niet bij. Maar wel dat hij naar elders was overgebracht. N wist mijn moeder niet waar hij was gebleven. Ze wendde zich tot het Rode Kruis om hem op te sporen. Maar ze werd buiten de deur gezet met de mededeling dat het Rode Kruis zich niet met ‘misdadigers’ bezig hield. Voor het Nederlandse Rode Kruis waren politieke gevangenen dus misdadigers. Z wendde zich toen tot het Zweedse Rode Kruis en die deed zijn best om mijn vader op te sporen.

Aan het eind van de oorlog waren de concentratiekampen overvol geraakt. De al magere voedselrantsoenen gingen drastisch omlaag en vele gevangenen dreigden van honger om te komen. Gevangenen uit Noorwegen, België en Frankrijk kregen van hun nationale Rode Kruis-organisaties voedselpakketten. Maar de Nederlanders kregen niets. Het Nederlandse Rode Kruis bekommerde zich niet om de gevangenen en schond daarmee hun eigen statuut. Maar ook de Nederlandse regering in Londen bekommerde zich niet om de gevangenen. In principe had de Nederlandse regering via een vestiging van het Nederlandse Rode kruis in het buitenland of via het Rode Kruis van een ander land wel degelijk voedselpakketten kunnen sturen. Maar het enige wat de Nederlandse regering was hun spijt betuigen dat de communistische fractieleider in de Tweede Kamer nog niet in het concentratiekamp Neuengamme vermoord was. Het niet zenden van voedselpakketten heeft honderden Nederlandse concentratiekampgevangenen het leven gekost.

Bij mijn historisch onderzoek kwam ik erachter dat het Nederlandse Rode Kruis bij het hoofdkantoor in Den Haag over een archief beschikte van Nederlanders in Duitse gevangenschap. Ik heb me tot het hoofdkantoor gewend om inzage te krijgen om zo meer slachtoffers en gegevens over slachtoffers te achterhalen. Ik kreeg een middag de gelegenheid om wat in te zien, waarbij ik vijftien dossiers kon inzien. Daaruit vond ik inderdaad nog een paar slachtoffers, doordat aan gevangenen na hun terugkeer in Nederland gevraagd werd wie er tegelijkertijd gearresteerd waren. Maar na die paar dossiers vond het Rode Kruis het genoeg en kreeg ik geen verdere inzage, terwijl ik een lijst van 600 namen had. Die vijftien dossiers zijn natuurlijk geen goede steekproef, maar omdat verdere gegevens ontbreken, moet ik daarmee maar schatten hoeveel slachtoffers ik gemist heb. Ik kom tot vele tientallen. Het Rode Kruis heeft de slachtoffers tijdens de oorlog laten stikken en laat nu de nabestaanden, die willen achterhalen wat er gebeurd is, stikken.

Helden

Tegenwoordig wordt er veel ophef gemaakt over militaire helden. Ze worden tot ridder geslagen bij het verkrijgen van de Militaire Willemsorde. Daarmee wordt de indruk gewekt dat er alleen maar militairen held zijn geweest. Niets is minder waar. Van de vele dragers van die orde kan ik er maar een vinden die echt held was, maar die werd pas in een zeer laats stadium in het leger ingelijfd. Dat was Erik Hazelhoff Roelfzema. Maar na de oorlog speelde hij een uiterst twijfelachtige en antidemocratische rol toen hij meedeed aan de planning van een door Gerbrandy georganiseerde staatsgreep.

Geen van de overige militairen kan tippen aan de moed van enkele communistische verzetshelden. Buiten die communisten waren ook nog enkele andere grote verzetshelden, maar ik ken dit onderwerp niet goed genoeg. In ieder geval was Gerrit van der Veen een van hen, maar die werkte binnen de Persoonsbewijscentrale nauw samen met een grote groep communisten.

Communisten die pas echt grote helden waren, zijn: Gerrit Kastein, Hans Polak, Jan Rik van Gilse, Maarten van Gilse, Gerhard Badrian, Sally Dormits, Henk Speksnijder, Gerben Wagenaar en waarschijnlijk zie ik er nog een paar over het hoofd, omdat ik alleen het Haags communistisch verzet heb onderzocht.

Andere verklaring voor bombardement op Bezuidenhout

  1. Inleiding

Op 3 maart 1945 vond het bombardement op Bezuidenhout plaats. Er kwamen ongeveer 550 mensen bij om het leven. Het doel van het bombardement was het uitschakelen van de lanceringen van V2-raketten, die veel slachtoffers in Londen maakten. Het vreemde aan het bombardement was dat de Britse legerleiding had toegezegd geen burgerdoelen in Nederland aan te vallen.

Vrij algemeen wordt vermeld dat het bombardement een vergissing was. Maar een duidelijke betrouwbare bron voor die verklaring, wordt nergens gegeven. Die verklaring is dat de persoon die het doel van de bombardementen in de haast de coördinaten van het doel verwisseld had. Niet de woonwijk, maar het Haagse Bos met de lanceerinrichtingen zou het doel zijn geweest.

De verklaring dat het om een vergissing van een persoon ging, gaat in tegen de procedures die gevolgd werden, het aantal betrokken vliegtuigen en het type bommen dat gebruikt werd. De normale procedure voor een bombardement was dat de bemanning instructie kreeg over de doelen die geraakt moesten worden. In dit geval zou het gaan om een of een klein aantal doelen in een bos en niet in een bebouwde omgeving. De piloten en de bemanningsleden die de bommen moesten afwerpen, konden heel duidelijk zien dat de bommen op een bebouwde omgeving werden afgeworpen. Dit zou strijdig met de instructies moeten zijn geweest. Verder werden ongeveer 60 bommenwerpers ingezet. Zoveel zette men alleen in als stadswijken of industriële complexen getroffen moesten worden, maar niet voor een klein aantal doelen in een bos. En er werden brandbommen ingezet. Brandbommen hebben alleen zin in een bebouwde omgeving, maar niet in een bos. In de winter zouden brandbommen hooguit een paar bomen laten afbranden, maar niet een grote bosbrand veroorzaken, waarmee de doelen in geval van missen alsnog geraakt zouden worden. De verklaring van een vergissing lijkt dus strijdig met de gebeurtenissen.

Er is echter een andere verklaring beschikbaar. Deze verklaring is gebaseerd op getuigenissen die na de oorlog zijn afgelegd en vastgelegd in een aantal processen-verbaal. Deze processen-verbaal bevinden zich in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR), maar de details die betrekking hebben op het bombardement zijn nooit gebruikt voor een rechtszaak. De reden daarvan is weer dat men de Duitse schuldigen niet wilde bestraffen, omdat de inlichtingendiensten na de oorlog een nieuwe samenwerking wilden opzetten. En de Nederlandse medeplichtigen wilde men niet bestraffen, omdat die teveel wisten over enkele personen die men een politieke bescherming wilde bieden.

Het CABR heeft vele decennialang opgeslagen gelegen bij het ministerie van Justitie. Het was een geheim archief dat voor vrijwel niemand toegankelijk was. En als iemand er toegang tot kreeg, dan is het onwaarschijnlijk dat die in de honderdduizenden dossiers met een totale dikte van vier kilometer nou net die paar centimeter aan dossiers in handen kreeg, waar de relevante informatie in staat. Het is dus niet verwonderlijk dat deze informatie niet eerder boven water is gekomen.

Bij mijn historische onderzoek naar de bestrijding van het communisme kwam ik tegen dat Reinder Zwolsman een rol heeft gespeeld bij de voorbereiding van de naoorlogse bestrijding van het communisme. Daarom heb ik de gebeurtenissen die zich tijdens de oorlog in zijn directe omgeving afspeelden onderzocht. En zo kwam ik de desbetreffende dossiers tegen. Ik zal de daaruit voortvloeiende verklaring van het bombardement hier weergeven. Er is consistentie tussen de getuigenissen van verschillende personen en er zijn aanwijzingen dat ze juist zijn, doordat enkele personen die in Bezuidenhout woonden zich tijdig voor de bombardementen in veiligheid konden brengen. Zelf vind ik die verklaring veel beter dan een ‘vergissing’, maar ik kan niet instaan voor de absolute juistheid. In ieder geval heb ik duidelijke bronnen in de vorm van bij naam genoemde personen.

  • Voorspel

Ondanks dat de nederlaag zich in de zomer van 1944 steeds aftekende, bleef Duitsland naar allerlei methoden van weerstand zoeken. Het doel was om de westelijk geallieerden over te halen om samen met Duitsland tegen de Sovjet-Unie te gaan vechten. En voor het geval dat niet zou lukken om dan een samenwerking na de capitulatie voor te bereiden. Het eerste hoopte men te bereiken door de oorlog zo lang mogelijk te laten voortduren om tijd te winnen om de westelijke over te kunnen halen. Het tweede hoopte men te bereiken met een actie die later de operatie Wehrwolf zou krijgen.

Voor beide strategieën werd de Duitse contraspionage ingeschakeld. In Nederland stond die contraspionage onder leiding van Joseph Schreieder. Onder hem werkte Obersturmführer Friedrich Frank. Deze had de leiding over een groep die speciale operaties uitvoerde, dat aangeduid werd met Sonderkommando Frank. Dat Sonderkommando bestond louter uit Duitsers, maar het beschikte ook over een aantal Nederlanders, die Vertrauensmänner werden genoemd. Een van die Vertrauensmänner was Reinder Zwolsman.

Zwolsman wist binnen te dringen in de Haagse afdeling van een Ordedienstachtige groepering, die zich voorbereidde om de orde te bewaren of zelfs de macht over te nemen direct na de Duitse capitulatie, omdat er dan een gezagsvacuüm zou optreden [bron: Archief Zwart Front, inventarisnummer 2498, rapport van Van Geelen]. Die groepering heette Geheime Dienst Nederland (GDN). De GDN was een landelijke organisatie onder leiding van Willem Schoenmaker die in Amsterdam resideerde. Zwolsman gebruikte bij zijn infiltratie in de Haagse GDN de vrijwel identieke schuilnaam Mickey. Het kan zijn dat de leden in hem de landelijke leider zagen, want hij kreeg de leiding over de groep. De groep zetelde in het Vredespaleis.

De Haagse afdeling van de GDN stond in radiocontact met het Bureau Bijzondere Opdrachten (BBO) in Londen. Alle berichten die binnenkwamen werden na decodering aan Zwolsman doorgegeven, die ze via Frank bij Schreieder liet bezorgen. Schreieder schreef dan een antwoord, dat via de omgekeerde weg bij de GDN terecht kwam. Daar werd het bericht gecodeerd, zodat de Duitsers het niet konden lezen, en naar via de radio naar Londen gezonden. Op deze manier beheerste Schreieder het radioverkeer en kon het BBO in Londen manipuleren.

schreieder
Joseph Schreieder

Behalve de zender van de GDN kreeg het Sonderkommando nog vier andere zenders onder controle. Dat was gelukt door zenders uit te peilen en de bedieners er van te arresteren. Die kregen vervolgens de keus voorgelegd: of voor de Duitsers te gaan zenden of kandidaat worden voor een represaillefusillering. Verschillende bedieners van de zenders lieten zich aldus overhalen. Maar sommigen zonden toch buiten de controle van het Sonderkommando, waarna ze subiet uit de lucht werden gehaald. [bron: Archief Jan Baars, inventarisnummers 327 en 377, processen-verbaal van verklaringen van Hauptscharfüher Heinrich Karl Otto Haubrock]

Met wie in Londen de aanvullende zenders contact hadden heb ik niet kunnen achterhalen. Maar wel dat de zenders werden gebruikt om allerlei zaken te bestellen, de Britse luchtaanvallen enigszins te ontregelen en gedropte agenten in de val te laten lopen. Het leek enigszins op het Englandspiel. De bestellingen die geplaatst werden betroffen luxe artikelen als chocola, koffie, whisky, sigaren, sigaretten en dergelijke. Maar er werden ook oorlogswaren als stenguns, pistolen, handgranaten en munitie besteld. Deze zaken werden gebruikt om bij infiltratiepogingen in verzetsorganisaties deze er van te overtuigen dat ze goede contacten in Londen hadden en dat ze te vertrouwen waren.

Friedrich Frank had de leiding bij de uitvoering van de activiteiten. Hij was buitengewoon wreed. Hij was corrupt en perste familieleden van arrestanten af om die vrij te laten onder de bedreiging dat ze anders naar een concentratiekamp gestuurd zouden worden, wat hun dood zou kunnen betekenen. Hij gaf leiding aan de roofovervallen die door een groep marechaussees onder leiding van Zwolsman gepleegd werden. Verder gaf hij leiding bij de uitvoering van de zogenoemde Silbertannemoorden en hij leverde veel arrestanten als er vanuit de hogere leiding mensen nodig waren om bij wijze van represaille gefusilleerd moesten worden. Nortier liet de posities van de doelen onmiddellijk via een geheime zender naar Londen seinen.

  • De uitlokking van het bombardement op Bezuidenhout

Eind 1944 en begin 1945 was al ervaring opgedaan met het uitlokken van bombardementen, door via de geheime zenders die het Sonderkommando controleerde de posities van afweergeschut en de kwartieren van het lanceercommando van de V2-raketten aan Londen door te geven. In Londen werden dan recente luchtfoto’s gecontroleerd of daar aanwijzingen voor de juistheid van de informatie op te vinden was. Dat bleek dan inderdaad zo te zijn. Maar de Duitsers verplaatsten kort na het doorgeven van die posities het afweergeschut en de troepen. De precisiebombardementen werden over het algemeen snel uitgevoerd, maar kwamen desondanks steeds weer te laat.

Begin 1945 kwam bij de Duitse spionage het plan op om de geallieerden bij de bevolking in diskrediet te brengen. Dat zou moeten gebeuren door het uitlokken van een groot bombardement op de burgerbevolking. Het plan was om een aantal posities van opslagplaatsen van benodigdheden en voorraden voor het lanceren van V2-raketten door te geven. Deze posities zouden verspreid door de wijk Bezuidenhout moeten liggen. Dat was militair gezien logische, want het was dicht bij de lanceerplaats in het Haagse Bos gelegen en de spreiding was logisch om te voorkomen dat alles in een keer uitgeschakeld werd.

Een van de Vertrauensmänner van Frank was de Nederlander Richard Salter. Door bemiddeling van Zwolsman wist die contact te leggen met een prominent lid van de GDN, nl. Pieter Jacob Nortier. Na enige ontmoetingen maakten ze een afspraak in het pand Anna Paulownastraat 70C op de hoek van de Laan van Meerdervoort, op de tweede verdieping boven café The Corner. Salter moest na afloop verslag uitbrengen en daar werd een rapport van opgesteld dat uitgetypt werd door de secretaresse van Frank, mevrouw Focken-Cremer [bron: Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, inventarisnummer 35016, en Archief Bureau Nationale Veiligheid, inventarisnummer 3209, dossiers Richard Salter, processen-verbaal van verklaring van Gisela Hermine Thekla Focken-Cremer]. Hij overhandigde hem een kaart van een deel van Den Haag. Op die kaart had Schreieder de volgende posities aangekruist: het afweergeschut aan de Boorlaan, het V2-lanceer-Kommando, het bureau van generaal Schmidt van het Jagerkorps in het BIM-gebouw van Shell aan de Wassenaarseweg en het lanceerplatform in het Haagse Bos. Dit betroffen allemaal werkelijke doelen. Daarnaast had hij fictieve doelen in Bezuidenhout aangekruist, zijnde: een assemblagelocaties voor de V2 en een opslagplaats gelegen aan de Bezuidenhoutseweg tussen de Laan van Nieuw Oost-Indië en Huis ten Bosch. Meteen na de overhandiging van de kaart werd opdracht gegeven om het afweergeschut te verplaatsen en het BIM-gebouw te ontruimen (bron: Archief Zwart Front, inventarisnummer 2498, rapport van Van Geelen).

Het café The Corner op de hoek van de Anna Paulownastraat en Laan van Meerdervoort, waar op de tweede verdieping het bombardement op Bezuidenhout voorbereid werd.

Op 3 maart 1945 vond het bombardement op Bezuidenhout plaats. Bij de meeste bombardementen waarbij de bevolking geraakt werd, had de Duitse bezetter enige compassie met de bevolking of was gewoon onverschillig. Maar in dit geval werd gezien dat Friedrich Frank boven op de Willemsparkflat, waar zijn Sonderkommando was gevestigd, had staan toekijken en juichen.

Behalve deze informatie uit onafhankelijke bonnen, zijn er nog twee aanwijzingen dat Frank het bombardement verwachtte. Hendrikus Wilhelmus Vastenhout was een V-Mann van Frank. Deze vroeg een paar dagen voor het bombardement of hij familieleden in Bezuidenhout had wonen, want die konden dan beter vertrekken omdat hij een bombardement op de stadswijk verwachtte. Op de vraag van Vastenhout of de stadswijk dan niet beter ontruimd kon worden antwoordde Frank dat hij niet verantwoordelijk voor de daden van de Engelsen was, dat het hem vanuit propagandistisch oogpunt goed uitkwam en dat er bovendien te weinig tijd voor was. [bron: Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, inventarisnummer 35016, dossier Salter, proces-verbaal van verhoor van Hendrikus Wilhelmus Vastenhout] Jan Haakman was zo ongeveer de belangrijkste V-Mann van Frank, niet zo zeer vanwege de inlichtingen die hij verzamelde, maar vooral vanwege de roof van veel kostbare goederen waar Frank in deelde. Haakman moest vanwege de aanleg van de Atlantikwall met vrouw en jong kind verhuizen van Statenlaan 142 naar de Juliana van Stolberglaan 120. Bij het bombardement werd het pand volledig vernietigd, waarbij Haakman behalve een grote partij geroofde juwelen al zijn bezittingen verloor. Maar hij en zijn gezinsleden liepen geen schrammetje op. Het lijkt er sterk op dat ook hij kort van tevoren gewaarschuwd werd om zich met zijn gezin uit de voeten te maken.