Laurentius Livinus van Laere
Utrecht 30 oktober 1897
(Er is geen CABR-dossier van hem beschikbaar, hij en zijn collega’s waren in staat om beschuldigingen tegen hen spoorloos te laten verdwijnen)
Hij kwam al ver voor de oorlog bij de Haagse Gemeentepolitie. Hij kwam per 8 juli 1939 bij de Haagse Politie Inlichtingendienst. Tijdens de bezetting maakte hij van begin af aan deel uit van de Documentatiedienst in de onderchefpositie van wachtmeester, waar hij ten behoeve van de Sicherheitsdienst werkte. Hij deed onderzoek naar de agent Cornelis Drupsteen die lid was van de Stijkelgroep; Drupsteen werd gearresteerd en werd in Berlijn gefusilleerd. Hij werd in mei 1941 naar de Justitieelen Dienst overgeplaatst. Zij vrouw werkte als telexiste bij de Sicherheitsdienst.
Hij kreeg na de oorlog de functie van commandant bij de Binnenlandse Strijdkrachten. Hij kwam bij de Politieke Opsporingsdienst. Hij deelde daarbij een werkkamer met Reinder Zwolsman. Volgens advocaat en procureur De Lauwere liet hij beschuldigingen tegen Zwolsman verdwijnen. Na de oorlog werd hij onder Crabbendam plaatsvervangend hoofd van de sectie B van achtereenvolgens BNV, CVD en BVD. Hij hield zich daarbij vooral bezig met Indonesiërs die voor de onafhankelijkheid van Indonesië waren’ dat waren veelal personen met communistische connecties.
In de gevangenis roste hij Emil Frank met een gummiknuppel af. Deze Frank, buurman van Crabbendam, was gevangen gezet om door te gaan voor de gruwelijke oorlogsmisdadiger Friedrich Frank, om zo te voorkomen dat de zoektocht naar hem werd voortgezet. De reden daarachter was dat de Nederlandse inlichtingendienst beoogden een anticommunistisch samenwerkingsverband met een Duitse inlichtingendienst aan te gaan, waarin Frank een belangrijke rol zou moeten gaan spelen.
Cornelis Leemhuis
Amsterdam 11 april 1907, Leeuwarden 14 februari 1968
(zijn CABR-dossier heb ik maar ten dele bestudeerd, zodat veel van zijn wandaden hier niet beschreven worden)
Hij werkte sinds 9 februari 1932 bij de Haagse Gemeentepolitie. Hij werkte eind jaren dertig als geheim agent voor de Duitse spion Protze.
Hij werd op 20 september 1940 lid van de NSB met stamboeknummer 116098 en ook van de SS. Hij werkte tijdens de oorlog weer voor de Duitse spion Protze en pleegde voor hem een inbraak in het archief van het Ministerie van Defensie aan de Fluweelen Burgwal in Den Haag om geheime documenten te bemachtigen van de Centrale Inlichtingendienst. Hij kwam per 30 april 1943 bij de Documentatiedienst, waar hij ten behoeve van de Sicherheitsdienst werkte.
Hij was betrokken bij de arrestatie van het Joodse gezin Mendels. De zoon Jacob Lion daarvan werd geprest om een verzetsgroep in Nijmegen te infiltreren. Die groep bleek een pilotenlijn naar Spanje in gebruik te hebben. Leemhuis infiltreerde daarop onder de schuilnaam Van Dam de groep ook en nam deel aan een tocht richting Spanje, maar keerde vanuit Parijs alweer terug. In het Signalementenblad van het verzet werd zowel voor Leemhuis als Mendels gewaarschuwd..
In augustus 1944 was hij nog steeds lid van de Documentatiedienst, die toen werd opgeheven en opgenomen werd in de Sicherheitsdienst.
Op 8 maart 1945 haalde een aantal arrestanten uit de gevangenis aan het Lyceumplein, die verdacht werden van plunderingen na het bombardement op Bezuidenhout, om die dag te worden gefusilleerd. Voor een aantal van hen stond niet vast dat ze zich aan plunderingen schuldig hadden gemaakt (er waren zelfs geen processen-verbaal opgemaakt).
Hij behoorde op 9 maart 1945 tot het team dat de communisten Harry van der Logt en Hans van ’t Veen arresteerde. Ze werden op 12 maart gefusilleerd.
Hij werd na de oorlog gearresteerd en opgesloten. Om vrij te komen en aan een strafproces te ontkomen, bood hij aan om in de CPN te infiltreren, maar dat werd afgewezen. Hij werd na de oorlog tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld.
Krieno Hendrik Luurssen
Ten Post 29 maart 1898, Den Haag 14 mei 1959
(Er is veel informatie uit zijn CABR-dossier verdwenen)
Hij kwam al ver voor de oorlog bij de Haagse Gemeentepolitie. Hij kwam per 1 juli 1935 bij de Haagse Politie Inlichtingendienst en kwam daarbij op den duur met de rang van hoofdbrigadier in een ondercheffunctie.
In mei 1940, meteen na de Duitse inval, meldde hij zich vrijwillig aan om diensten voor de Sicherheitsdienst te verrichten; hij werd daar op een bureau aan de Bezuidenhoutseweg als tolk gedetacheerd. Hij werd op 12 september 1942 op verzoek van de Sicherheitsdienst, samen met een andere politieman, bevorderd tot inspecteur 2e klasse. Hij kreeg als aanbeveling mee: ‘Beiden zijn aanhangers van de Groot Duitsche Rijksgedachte en bewonderaars van den Führer’. Later ging hij ook andere diensten voor de Sicherheitsdienst vervullen.
Tijdens de bezetting maakte hij van begin af aan deel uit van de Documentatiedienst maar hij bleef bij de Sicherheitsdienst gedetacheerd, waar hij later formeel deel van ging uitmaken. Hij werd lid van de ‘Zugreiffedienst’. Hij was betrokken bij de arrestatie van de door Anton van der Waals verraden bekende verzetsman Theo Dobbe, die daardoor om het leven kwam. Ook diverse leden van zijn groep werden gearresteerd, waarvan enkelen ook om het leven kwamen.
Per 5 december 1942 werd hij door de Sicherheitsdienst aangesteld als leider van de treincontrole: ‘Sonderdienst Referat Kriegsfahndung’. Officieel ging het in eerste instantie om het opsporen van voortvluchtige krijgsgevangenen, maar in de praktijk ging het om iedereen met een vals persoonsbewijs of gesignaleerde op de opsporingslijst. Daarmee, werden vooral alle onderduikers die om een of andere reden toch op reis moesten. Dat waren meestal Joden, verzetsmensen, ontduikers van de Arbeitseinsatz, deserteurs, neergeschoten piloten enz. En daarnaast ook zwarthandelaars en criminelen. De treincontrole begon met 9 man die paarsgewijs, een Nederlandse politieman plus een Duitse opsporingsbeambte, in de treinen persoonsbewijzen gingen controleren. De dienst was zo succesvol dat die in april-mei 1943 werd uitgebreid tot 35 man, wat 17 controlerende paren impliceert. De treincontrole bleef bestaan tot de treinstaking van september 1944. Een schatting leert dat in die periode ongeveer 15 miljoen keer een persoonsbewijs werd gecontroleerd. Dan lijkt het aannemelijk dat daardoor verscheidene honderden dodelijke slachtoffers zijn gevallen.
Hij bedreigde arrestanten om hen naar Duitse concentratiekampen te zenden, wat als een soort doodsbedreiging werd ervaren. Vanaf zomer 1943, toen de Duitse nederlaag duidelijk werd, ging hij bemiddelen om welgestelde personen vrij te krijgen, die voor relatief onbelangrijke zaken gevangen zaten. Alhoewel het voor dit specifieke geval niet bewezen is, lijkt het er sterk op dat het deel uitmaakte van het corruptie- en chantagespel van de Sicherheitsdienst, waar Fritz Hillesheim de leiding over had. In ieder geval wordt de naam van Luurssen genoemd in verband met de afpersingsactiviteiten van Hillesheim. In combinatie met de bedreigingen gingen velen op de vrijkoopaanbiedingen in. Schijnbaar om zich later vrij te kunnen pleiten verzamelde hij tijdens de oorlog meer dan vijftig bedankbriefjes voor de bemiddeling in vrijlatingen. Verder legde hij een lijst van 115 personen aan die door zijn toedoen vrijgekomen zijn; er staat geen enkele communist op.
Bij de treincontrole zaten 18 Nederlandse politiemannen, waarvan er drie uit Velsen afkomstig waren. Nadat de treincontrole door de treinstaking stopgezet onmogelijk geworden was, werd hij door de Haarlemse officier van Justitie Sikkel, lid van de extreemrechtse Ordedienst, opgenomen in de Raad van Verzet in Velsen, waar hij moest samenwerken met communistische verzetsmensen, die veruit de belangrijkste verzetsmensen in die regio waren.
Dit is een vreemde gang van zaken dat iemand die bij de Haagse Documentatiedienst nauw had samengewerkt met politiemannen die tegen de driehonderd communisten de dood in hadden gejaagd nu opeens de held moest uithangen door met communisten samen te werken.
Hierbij komt dat Sikkel een blinde haat had tegen alles wat maar enigszins links was: hij had voor de oorlog zelfs de SDAP-voorman Koos Vorrink laten vervolgen wegens belediging van een volksgroep, omdat die op een openbare bijeenkomst ter gelegenheid van 1 mei gezegd had dat alle NSB’ers in de kiem landverraders waren. Vorrink werd op 11 november 1938 tot 60 gulden boete veroordeeld. Maar Sikkel had niet zijn eigen zwager minister van Justitie Gerbrandy vervolgd, omdat die officieel communisten als landverraders liet registreren en de massamoord op de communisten beraadde door opdracht te geven dat de gemeentelijke inlichtingendiensten communistische verzetsmensen ten behoeve van de vijand in beeld moesten gaan brengen.
In Velsen rees de verdenking dat de politie en de leiding van de Raad van Verzet opdracht aan communisten gaven om landverraders te liquideren, waarvoor ze dan andere communisten aanwezen. Er zouden zo verscheidene communisten in de regio Haarlem om het leven zijn gekomen. Verder rees de verdenking dat communisten op pad werden gestuurd, zodanig dat ze bij Duitsers in de val liepen. Zo zou Hannie Schaft om het leven zijn gekomen. Dit staat bekend als de ‘Velser affaire’. De affaire is nooit tot klaarheid gebracht. Bij het laatste onderzoek naar de affaire werden de activiteiten van de Sicherheitsdienstman en communistenjager Luurssen weer niet serieus onderzocht. In het geval van Hannie Schaft werd via Luurssen, die zulke goede relaties bij de Sicherheitsdienst had, vrij te krijgen. Maar dat mislukte en ze werd op laffe wijze in de rug geschoten. De ouders van Hannie Schaft hebben meteen na de oorlog ook nog een bedankbriefje aan Luurssen geschreven voor zijn ‘poging’ haar vrij te krijgen. (Ik ben de eerste geweest die op het bestaan van dat briefje heeft gewezen. Ik heb Truus Menger-Oversteegen, de vriendin van Hannie Schaft, nog naar haar indruk van Luurssen kunnen vragen. Ze toonde tegenover mij een diepe walging ten aanzien van Luurssen.)
Over de Duitse beslissing om Hannie Schaft dood te schieten zie je in veel publicatie verbazing dat de Duitsers een afspraak met het ‘verzet’ om geen verzetsmensen dood te schieten zouden hebben geschonden. Dit is echter niet waar. De wekelijkheid is door Nederlandse historici systematisch verzwegen. De Duitsers hadden met het ‘verzet’, waarmee alleen de Haagse afdelingen van de extreemrechtse Ordedienst en de Geheime Dienst Nederland bedoeld werden, afspraken gemaakt om geen verzetsmensen dood te schieten behalve als de doodstraf van toepassing was. De doodstraf was per definitie van toepassing op alle communisten en mensen in het bezit van wapens. Dus de extreemrechtse groeperingen waren ermee akkoord gegaan om dat alleen nog maar communistische verzetsmensen doodgeschoten mochten worden en dus ook Hannie Schaft (bron: dossier Reinder Zwolsman).
Na de oorlog kreeg hij na het onderzoek in het kader van de zuivering van de politie een berisping. Hij werd aangezocht om bij het Bureau Nationale Veiligheid te komen werken. Dit riep veel weerstand bij Haagse politiemannen op, omdat zij vaak voor aanmerkelijk minder zware vergrijpen wel bestraft werden. Uiteindelijk werd hij te werk gesteld als hoofd van de Politieke Recherche Afdeling bij de Amsterdamse politie, waarin de toen tot waarnemend procureur-generaal in Amsterdam Sikkel de hand had.
Omstreeks 1950 kwam hij weer bij de Haagse politie werken in het commissariaat Zedenpolitie. Het kan zijn dat hij toen ook in dienst van de Binnenlandse Veiligheidsdienst kwam, want meer politiemannen die daarbij in dienst waren stonden formeel geregistreerd als gemeentepolitieman. Dit laatste gebeurde waarschijnlijk om te verhullen wie bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst werkte.
Ondanks dat hij waarschijnlijk de Nederlander was die veruit de meeste doden op zijn geweten heeft, wordt zijn naam niet in de werken van Lou de Jong genoemd.
Schatting van het aantal doden door de treincontrole:
- Ongeveer 1000 dagen actief tussen half december 1942 en half september 1944, waarvan de eerste 150 dagen op halve kracht, waarna wegens succes naar de volledige sterkte werd uitgebreid.
- Er waren op volle kracht 17 teams actief. Dit betekent gedurende 850 dagen 17 teams en 150 dagen 8 teams. Bij elkaar 15.650 teamdagen.
- Er was toen een zesdaagse werkweek en er waren vijf feestdagen, zodat er 308 werkdagen waren. Bij een ziekteverzuim van 2% blijven er 302 werkdagen over, wat 83% van het totale aantal dagen is.
- Neem 83% van 15.650 teamdagen en er resten ongeveer 13.000 gewerkte teamdagen.
- Het gebeurde regelmatig dat bij een arrestatie twee of zelfs meer personen (bijv. Joodse kinderen) vastgenomen werden. Uit een arrestatie volgden door verhoren vaak meer (indirecte) arrestaties (op onderduikadressen, helpers van onderduikers, andere verzetsmensen in het geval van ‘doorslaan’). Bij een aantal van gemiddeld 1 directe of indirecte arrestatie per teamdag zijn dat 13.000 arrestaties (het is bekend dat de treincontrole buitengewoon effectief was).
- Van de aangehouden Joden is bijna 100% om het leven gekomen, van de Arbeitseinsatz ruwweg 10% (mishandelingen, honger, ongelukken, bombardementen) en van de verzetsmensen 20-30% en van anderen nauwelijks iemand. Dan lijkt 10% doden een lage schatting te zijn. Dan kom je op meer dan 1.000 doden door de treincontrole.
Mr. Johannes Henricus van Maarseveen
Utrecht 3 augustus 1894, Utrecht 18 november 1911
Hij was lid van respectievelijk de Rooms Katholieke Staatspartij (RKSP) en Katholieke Volkspartij (KVP). Hij was tussen 1937 en 1951 lid van de Tweede Kamer. Hij was van 1946 tot 1948 minister van Justitie, van 1948 tot 1949 minister van Binnenlandse Zaken en vervulde daarna tot 1951 nog diverse ministersposten.
Hij nam als minister van Justitie in 1946 de oorlogsmisdadiger Pieter Menten in bescherming. Hij wilde dat Friedrich Frank van de Duitse contraspionage, die ruim150 doden veroorzaakt had, niet laten vervolgen. Hij liet de oorlogsmisdadiger Zwolsman vrij. Toen minister-president Beel een onderzoekscommissie naar de Zaak Sanders (Commissie Wijnveldt) instelde, hield hij de filmrolletjes, die Sanders had laten maken in zijn gerechtelijk onderzoek naar de zakenman Reinder Zwolsman en door Justitie in beslag waren genomen, achter voor de commissie. (De filmrolletjes zijn in 1952 bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) terechtgekomen en vervolgens bij de Algemene Inlichtingen- ene Veiligheidsdienst (AIVD). Uiteindelijk heeft de AIVD, nadat ik vragen aan de minister van Binnenlandse Zaken in de Tweede kamer had laten stellen, de filmrolletjes in 2018 aan het Nationaal Archief overgedragen. Maar nu worden de filmrolletjes als een soort staatsgeheim behandeld en krijgt niemand er inzage in.)
Hij was bekend met het bestaan van de staatsgevaarlijke en criminele organisatie SOAN, maar greep niet in; hij leek zelfs die organisatie te steunen. Desondanks had de SOAN plannen om hem te ontvoeren en zelfs om een aanslag op minister-president Drees te plegen. Hij werd tijdens een rechtszaak door de beschuldigde burgemeester Visser van Den Haag genoemd als betrokkene of zelfs opdrachtgever bij de geldsmokkel en diefstal door burgemeester Visser. Hij legde in de rechtszaak tegen Visser achter gesloten deuren een geheime verklaring af (de inhoud van de verklaring is onbekend, omdat alle documenten vernietigd zijn).
Sebastiaan Willebrordus Josephus van der Mark
Den Haag 7 november 1891, Reeuwijk 15 juni 1968
Hij was inspecteur van politie in Den Haag. Hij regelde diverse delicate kwesties voor de Nederlandse regering in het buitenland, zoals de uitlevering door Finland van Salomon Liebermann die een bank frauduleus failliet had laten gaan.
In 1932 kondigde de communistische partij CPH voor Prinsjesdag 20 september 1932 grote demonstraties op het Oranjeplein in Den Haag aan tegen de bezuinigingen door de regering. Die werden door de burgemeester jonkheer Bosch van Rosenthal verboden. Daarna organiseerden de communisten een protestvergadering aan in gebouw Kunsten en Wetenschappen in de Muzenstraat, wat veel dichter bij het Binnenhof was. Die vergadering kon wettelijk niet verboden worden. De communisten noemden die vergadering ‘Rooden Dinsdag’.
De burgemeester gaf toen opdracht om groepjes communisten te beletten na de vergadering naar de omgeving van het Binnenhof te gaan. Omdat ook daar geen wettelijke mogelijkheden voor waren werd in overleg met hoofdcommissaris François van ’t Sant gekozen om groepen fascisten in te zetten om de communisten met geweld te beletten naar het Binnenhof te gaan. De uitvoering werd uitbesteed aan inspecteur Van der Mark. Die trad in overleg met fascistische organisaties als de Nationale Unie van Groeninx van Zoelen, het Nationaal Jongeren Verbond met een katholiek-fascistische signatuur, de Katholieke Jonge Garde en de Burgerwacht. Er werd verschillende malen overleg gevoerd met jonkheer Groeninx van Zoelen van de Nationale Unie.
Er werd voor gekozen om met geüniformeerde groepen door de uitgaande stroom communisten te gaan marcheren en anderen verdekt op te stellen, waarbij ze ter onderlinge herkenning een wit lintje droegen. De Nationale Unie deed in haar orgaan een oproep om mee te doen en zich te bewapenen met ploertendoders die ze bij de sympathiserende wapenhandel Mansvelt op de Denneweg konden kopen.
Bij het uitgaan van de vergadering had de Inlichtingendienst mensen in de omgeving opgesteld, die zich voordeden als verkeersagenten. Op de brug waar de Heerengracht overgaat in de Bezuidenhoutseweg stond een politieman, die kort daarvoor nog met zijn sabel op het publiek had staan inhakken, het verkeer te regelen, terwijl de Inlichtingendienstman Steven Pegels in burger op de hoek stond toe te kijken. In de menigte die terugliep naar de bussen, auto’s of treinen (voor het Binnenhof moest de andere kant op gegaan worden) stapte een man op de agent toe en stak een mes in zijn buik. De agent werd naar het ziekenhuis overgebracht en toen die aan de beterende hand was, overleed die plotseling.
Twee dagen later werd Johannes van Boheemen gearresteerd als verdachte van het doodsteken van de agent. Hij bleef maandenlang gevangen zitten. Op de rechtszaak kwam uit dat hij herkend was door de politieman Steven Pegels. Dat zou in principe kunnen, want Pegels was voor 1926 als infiltrant van de Haagse Politie Inlichtingendienst onder de Haagse communisten actief geweest. Pegels verklaarde daar als verkeersagent aanwezig te zijn geweest. De rechter kwam erachter dat dit een meinedige verklaring was, want hij was voor de Inlichtingendienst werkzaam. Verder werd beweerd dat het slachtoffer hem tijdens een confrontatie in het ziekenhuis herkend zou hebben. Maar die bewering bleek onbetrouwbaar te zijn. Tot slot bleek dat het slachtoffer overleden was, doordat hij uit zijn bed gevallen was en er door de regeringsbezuinigingen te weinig ziekenhuispersoneel was, zodat er niet ingegrepen werd vanwege een dor de val ontstane inwendige bloeding. Van Boheemen werd vanwege gebrek aan bewijs vrijgesproken. Tijdens de oorlog zou de getuigende Inlichtingendienstman Steven Pegels zich ontpoppen als een fanatieke NSB’er en een wrede Sicherheitsdiensthandlanger die nog gepoogd heeft Van Boheemen te laten vermoorden door hem te laten zetten op een gijzelaarslijst van kandidaten om gefouilleerd te worden.
Op Roode Dinsdag vonden er nog veel meer incidenten plaats. De politie hakte overal met de blanke sabel op rustig lopende mensen in, waardoor veel ernstig gewonden vielen. Ondertussen marcheerden horden mat bamboelatten bewapende fascisten door de menigte en werden door de politie ongemoeid gelaten. De fascisten belaagden de communisten met veel geweld. In een geval werd een communist door iemand in burger met een ploertendoder neergeslagen en vervolgens in de buik geschoten, waardoor hij levensgevaarlijk gewond raakte. De ploertendoder wijst erop dat het iemand uit de door de politie ingehuurde horden fascisten was, die bovendien met een pistool bewapend was. Ook waren er meldingen dat er vanuit het bureau van de fascistenleider Jan Baars aan het Spui geschoten zou zijn, waarna de politie dacht beschoten te worden en op de mensenmassa begon te schieten. Al met als lijken de gewelddadigheden met ploertendoders, vuurwapens en misschien ook het mes van de kant van de door de politie ingehuurde fascistenhorden te zijn gekomen.
Er lekte uit dat de fascisten door politie-inspecteur Van der Mark ingehuurd waren. Na en week legde de burgemeester Bosch van Rosenthal een verklaring af, waarin die stelde dat Van der Mark eenmalig contact met de Nationale Unie had gehad en op eigen houtje gehandeld had. Vervolgens kwam Groeninx van Zoelen met een openbare brief, waarin hij stelde dat de burgemeester tegenover de Gemeenteraad gelogen had en dat er verschillende malen contact met Van der Mark en andere politiefunctionarissen, waarbij drie politie-inspecteurs, was geweest. De burgemeester schreef een kort briefje terug dat hij niet wenste te reageren. Ook de voorzitter van de Katholieke Jonge Garde dat Van der Mark in opdracht van hoofdcommissaris Van ’t Sant handelde.
De meest sterke aanwijzing dat de burgemeester gelogen had en dat de hoofdcommissaris en de burgemeester wel op de hoogte van de afspraken met de fascisten waren, volgt uit de bevordering van Van der Mark. Normaal zou het op eigen houtje organiseren van rellen met een dode, enkele levensgevaarlijk gewonden en vele zwaargewonden tot oneervol ontslag op staande voet moeten leiden. Maar Van der Mark maakte in maart 1934 een zeer ongebruikelijke dubbele carrièresprong doordat hij als inspecteur bevorderd werd tot commissaris van politie in Nijmegen.
Van der Mark leende van zijn Haagse en Nijmeegse collega’s, onder wie hoofdcommissaris Van ’t Sant, in totaal ongeveer 70.000 gulden. Hij was echter niet in staat de leningen terug te betalen. Een benadeelde liet hem failliet verklaren. Hij gaf als verklaring dat hij gehuwd was en door een Haagse onderwereldfiguur gechanteerd werd, omdat hij tegelijkertijd een relatie met een Indische vrouw had, waarvan de echtgenoot in Nederlands-Indië verbleef. Daarnaast werd er in 1936 in Den Haag een onderzoek gestart naar twee gevallen van oplichting subsidiair verduistering, waarbij hij in een geval een valse handtekening (van de Haagse oud-commissaris Besseling) zette.
Verder speelde er een nooit opgehelderd geval van een rijke relatie van hem die zijn hulp inriep, omdat er gedreigd werd dat diens kinderen ontvoerd zouden worden. Van der Mark zei tegen de vader dat die tegen iedereen moest zwijgen en dat hij voor bewaking zou zorgen. Maar de vader moest daarvoor wel betalen. Van der Mark stak dat geld in zijn eigen zak.
Van der Mark werd ontslagen en wegens oplichting, valsheid in geschrifte en verduistering veroordeeld tot drie-en-een-half jaar gevangenisstraf.
Na zijn vrijlating ging Van der Mark in 1939 in de Nassaulaan in Den Haag wonen. In 1941 kreeg hij de psychiater Ed Hoelen als buurman. Die nam hem als psychiatrisch patiënt aan en kon voor elkaar krijgen dat Van der Mark een pensioen van 2.400 kreeg toegekend. Vervolgens regelde Hoelen, die commissaris in het bedrijf van Reinder Zwolsman was, dat hij in 1942 administrateur kon worden bij de bunkerbouw in Kassel door de zakenrelatie Adrianus de Vetten van Zwolsman. In de zomer van 1944 werd duidelijk dat bunkerbouwers na de oorlog hun vergaarde vermogen zouden kwijtraken. Daarom regelde Van der Mark de verkoop in schijn van de machines en bouwmaterialen aan Zwolsman. Na de oorlog behield Zwolsman de zonder betaling verkregen goederen.
Peter Marsman
Den Haag 29 oktober 1921, Den Haag 28 mei 1944
Hij was van beroep automonteur.
Tijdens de oorlog wierf hij voor de firma Wijnbergen in Amsterdam arbeiders, die moesten gaan werken aan de bouw van de Atlantikwall. Hij wierf ook personeel voor een bouwonderneming in Maastricht. Daarvoor kreeg hij van de Duitsers blanco formulieren waarop hij namen kon invullen. Die formulieren konden ook gebruikt worden om de grens te passeren. Hij fraudeerde daarmee en kon zo 3.000 gulden per maand verdienen. Hij werd betrapt en gearresteerd. Om vrij te komen bood hij aan om als V-Mann voor de Sicherheitsdienst te gaan werken. Daarvoor kreeg hij eerst 25 en daarna 40 gulden per week.
Eind 1942 of begin 1943 kreeg een relatie met de aan de overkant op Jan Hendrikstraat 5 wonende dochter van Bastiaan Vierbergen. Daardoor kwam hij erachter dat daar Joodse onderduikers in huis zaten. Hij gaf aan de Documentatiedienst door dat er wapens in de woning verborgen waren, dat er speciaal op het zolderkamertje aan de voorkant gelet moest worden en verzocht verder: ‘Verzoek beleefd de dochter van Vierbergen ongemoeid te laten’. Daarop gingen de politiemannen Johannes Krom, Cornelis Leemhuis en Jan Viëtor op onderzoek uit en vonden het gezin Mendels. Het gezin werd gearresteerd. Jacob bood vervolgens aan om V-Mann voor de Sicherheitsdienst (SD) te worden als zijn ouders in gevangenschap een betere behandeling kregen.
Als V-Mann kwam hij in contact met de verzetsman Francisus Mol, die de leiding had over de groep Karl. Hij infiltreerde die groep en gaf de namen door aan de Sicherheitsdienst. Hij kwam er ook achter dat de groep plannen maakte om de politieman Steven Pegels, die nauwe banden met de Sicherheitsdienst onderhield, te liquideren. Hij gaf dit door. Daarop viel de Sicherheitsdienst binnen in de bloemenwinkel van Mol aan de Stationsweg 29, vlak voor het moment waarop ze wisten dat de groep daar bijeen zou komen. Ze arresteerden iedereen die daar voor de bijeenkomst kwam. Een winkelmeisje was zo alert om ieder lid van de groep die binnenkwam toe te fluisteren: ‘koop bloemen’. Helaas werd dat door de meesten niet begrepen, maar toch konden tien personen daardoor ontkomen. Desondanks werden er 36 personen gearresteerd, waarvan de helft in concentratiekampen om het leven kwam.
De niet gearresteerden kwamen erachter dat Marsman de verrader was. Daarop schoten ze hem op Eerste Pinksterdag op de Veenendaalkade dood.
Adriaan Koopman, die in 1941 gearresteerd werd als deelnemer van het communistisch verzet door De Vonk-groep, maar weer vrijgelaten werd, liep op 19 juni 1944 alsnog aan bij de winkel van Mol. De SD had daar nog steeds posten zitten en fouilleerden hem. Toen bleek dat hij exemplaren van het blad Voor God en den Koning bij zich had, werd hij gearresteerd. Hij werd op4 september 1944 in Vught gefusilleerd.
Nicolaas Gerardus van der Meij
Rotterdam 20 april 1891, 1961
In het begin van de jaren dertig was hij plaatsvervangend hoofdcommissaris onder hoofdcommissaris Van ’t Sant. In die functie voerde hij overleg met de leider van de fascistische Nationale Unie Groeninx van Zoelen over het inzetten van honderden bewapende en deels in fascistische uniformen gehulde leden van de Nationale Unie en het Nationaal Jongeren Verbond om op Prinsjesdag communisten aan te vallen, die een protestvergadering genaamd Rooden Dinsdag hielden. Bij de sabelhak- en schietpartijen vielen een dode (een politieagent) en vele zwaargewonden. Hij volgde in 1935 Van ‘t Sant op als hoofdcommissaris van politie. Hij was er mede voor verantwoordelijk dat de Inlichtingendienst direct na de Nederlandse capitulatie voor de Sicherheitsdienst ging werken en de ondergrondse CPN infiltreerde.
Hij liet kort na de Nederlandse capitulatie in mei 1940 het Haagse politiepersoneel via zijn ondergeschikte Wijmenga oproepen om lid te worden van de NSB omdat het een morele verplichting was.
Hij werd in augustus 1940 door de Duitsers demonstratief vervangen naar aanleiding van het door een politieagent doodschieten van de WA-man Peter Ton. Hij werd na deze schijnvertoning raadsadviseur in buitengewone dienst bij de nr. 2 van de NSB Robert van Genechten, die door de Duitsers tot procureur-generaal werd benoemd. Hij bereidde de omvorming van de Nederlandse politie tot Staatspolitie voor, waarmee de politie een instrument volledig in Duitse handen werd.
George Theodorus Johannes Meijer
Den Haag 29 november 1901
Hij was van beroep bouwkundige.
Hij kende Jan Haakman sinds 1930. Hij werd V-Mann voor Friedrich Frank van de Duitse contraspionage, waar Haakman ook V-Mann voor was. Hij deed aan het vooral in de periode 1941-1942 veel zakelijke transacties met Reinder Zwolsman, die ook V-Mann voor Frank was. Hij verkocht hem onder andere de NV Zeebad Egmond, incl. hotels, houten landhuisjes, met inventaris en bouwgronden. Zwolsman verkocht de NV door en maakte 200.000 winst. Ook verkocht hij aan Zwolsman een hofje aan de Zuid Oost Buitensingel en die verkocht het met veel winst weer door.
Een broer van hem, Johannes Antonius (Jan), werd gearresteerd omdat hij naar de Engelse zender geluisterd had en in Berlijn in een gevangenis opgesloten. Na negen maanden werd deze vrijgelaten en te werk gesteld in Berlijn. Jan ontvluchtte en werd bij Bellingwolde vlak voor de Nederlandse grens gegrepen. Desondanks zag hij kans zag zijn broer George om hulp te vragen. Toen regelde George dat Jan Haakman hem met zijn auto ophaalde en met valse papieren over de grens te smokkelen.
Toen Haakman bij het bombardement op Bezuidenhout zijn huis verloor, betrok deze met vrouw en kind het pand Huis ter Leede naast Meijer en kocht voor 70.000 gulden tweedehands meubelen van Meijer.
Meijer was eigenaar van het landgoed De Wolberg in Epe. Als huisbewaarster zat daar de vrouw van de gearresteerde en in een concentratiekamp opgesloten Haagse communist Henk Tettero ondergedoken. Tettero had voor de oorlog de gevluchte Duitse communist ‘Heini’ in huis genomen, die een belangrijk rol speelde in de internationale vanuit Moskou gedirigeerde communistische organisatie Komintern; de opdracht van Heini was om contacten met de illegale KPD in Duitsland te onderhouden en die materialen (propagandamateriaal, wapens, explosieven) toe te spelen. Zijn achternaam is Meyer. Over Heini is weinig bekend, maar wel dat hij in 1937 vanuit Diemen een geheime zender naar Moskou bediende voor de OMS (OMS = Otdel mezhdunarodnoi Sviazi = Afdeling voor internationale verbindingen), die een onderdeel van de Komintern was. Via deze zender werd contact onderhouden tussen Duitse communistische vluchtelingen in Moskou en de ondergrondse Kommunistische Partei Deutschlands (KPD) in Duitsland. Hij werkte toen met Daan Goulooze samen en kan beschouwd worden als onderdeel van de groep Wollweber.
Toen Haakman naast Meijer kwam wonen vernam die daarvan door loslippigheid van een schoonzuster van Meijer. Haakman maakte daarover een rapport voor de Sicherheitsdienst, maar deed er verder niets meer mee, vermoedelijk omdat hij hoopte dat die kennis na de spoedig te verachten Duitse capitulatie hem nog van nut kon worden.
Na de oorlog arresteerde Zwolsman hem. Na enige tijd werd hij weer vrijgelaten op bevel van de Canadese Field Security.
Jacob Lion Mendels
Den Haag 11 maart 1910, Auschwitz 31 maart 1944
Hij was van Joodse afkomst. Hij was van beroep journalist.
Hij woonde nog bij zijn ouders op het adres Laan 24. Hij was secretaris geweest van de Haagse afdeling van de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP), die in 1935 na een fusie met de Revolutionair-Socialistische Partij onder leiding van Henk Sneevliet opging in de Revolutionair Socialistische Partij (RSAP). Tijdens de oorlog dook het gezin onder bij de familie Vierbergen die in de Jan Hendrikstraat 5 woonde.
Eind 1942 of begin 1943 kreeg de V-Mann voor de Sicherheitsdienst Peter Marsman een relatie met de aan de overkant wonende dochter van Bastiaan Vierbergen. Daardoor kwam hij erachter dat daar Joodse onderduikers in huis zaten. Hij gaf aan de Documentatiedienst door dat er wapens in de woning verborgen waren, dat er speciaal op het zolderkamertje aan de voorkant gelet moest worden en verzocht verder: ‘Verzoek beleefd de dochter van Vierbergen ongemoeid te laten’. Daarop gingen de politiemannen Johannes Krom, Cornelis Leemhuis en Jan Viëtor op onderzoek uit en vonden het gezin Mendels. Het gezin werd gearresteerd. Jacob bood aan om V-Mann voor de Sicherheitsdienst (SD) te worden als zijn ouders in gevangenschap een betere behandeling kregen.
De Documentatiedienst ging eropin en Jacob moest aan Marten Slagter gaan rapporteren. De V-Mann Jan Keunen bracht hem in contact met pater Martinus ten Berge die werkzaam was in de kerken in de Da Costastraat en de Elandstraat. De Sicherheitsdienst wist dat deze pater via een organisatie in contact met Engeland stond. De pater vertrok naar Nijmegen en Mendels die zijn vertrouwen had weten te winnen ging mee. In Nijmegen gebruikte hij de schuilnaam Breukelaer, op welke naam hij een persoonsbewijs van de SD kreeg. Daar leerde hij veel personen kennen uit de organisatie waar Ten Berge bij betrokken was. Het betrof een zogenaamde pilotenlijn: een organisatie die piloten van neergehaalde of neergestorte vliegtuigen via een reeks tussenadressen naar Spanje liet vertrekken, vanwaar ze naar Engeland konden terugreizen. Dit was militair van groot belang, omdat de opleiding tot piloot lang duurde en erg kostbaar was, terwijl ze in de lucht een betrekkelijk kort leven hadden.
Mendels gaf de namen van de groep door aan de Sicherheitsdienst. Deze gegevens kwamen terecht bij de Duitse topspion Traugott Protze. Deze liet de groep niet oprollen, maar gebruikte die om spionnen naar Londen te laten reizen. Maar eerst liet hij de route verkennen door de politiemannen Jan Viëtor en Cornelis Leemhuis, waarbij Abraham van Dijk de leiding had. Leemhuis reisde via Brussel naar Parijs, werd bang en keerde terug. Viëtor wist zelfs tot bij de Spaanse grens te komen en keerde toen ook terug. Door de verkregen inlichtingen konden in Brussel en Parijs arrestaties verricht worden. Ook leerde Protze langs deze weg dat er een vliegverbinding tussen Lille en Engeland bestond, waarlangs hij enkele spionnen naar Engeland kon sturen.
Mendels penetreerde ook de Oxford-beweging in Arnhem, die verbindingen had met een Engelse Geheime Dienst.
De volgende opdracht van Mendels was het infiltreren van de CPN in Amsterdam, waarbij zijn politieke kennis uit de OSP gebruikt kon worden om vertrouwen te wekken. Hij werd geïntroduceerd bij pater Vroom van de kerk aan de Rozengracht. Langs deze weg kwam hij in contact met Pam Pooters die een belangrijke rol in de groep Wollweber speelde; die groep werd door de Duitsers aangeduid als ‘die Rote Kapelle’ (het rode orkest) vanwege het uitgebreide radioverkeer in Morse (de seiners werden ‘pianisten’ genoemd).
De SD had meer infiltranten rond Pooters, onder anderen Anton van der Waals, en leerde langs die weg dat binnen de groep rond Pooters wantrouwen tegen Mendels ontstond. Sommigen zagen in hem een politiespion. Daarop huiszoeking bij hem in de Jacob van Lennepkade te doen. In zijn woning werden communistische blaadjes gevonden, wat niet vreemd was, want het was binnen de groep zijn taak om communistische blaadjes te verspreiden. Daarna werd Mendels opnieuw gearresteerd. Dit vertoon van de SD moest bescherming tegen ontdekking aan de andere infiltranten bieden. In illegale blaadjes werd vanuit verschillende verzetsgroepen gewaarschuwd voor de V-Mann Jacob Mendels.
In de herfst van 1943 moesten in opdracht van Berlijn alle joodse agenten afgestoten worden. Hierdoor en door de waarschuwingen in de verzetsblaadjes had Mendels geen waarde meer. Volgens Lou de Jong werd het gehele gezin Mendels naar het concentratiekamp Theresienstadt gestuurd. Ik heb zo mijn twijfels of dat waar is: Zijn ouders kwamen op 3 september 1943 in Auschwitz aan, waarna ze nog dezelfde dag vergast werden. Jacob werd op 25 januari 1944 vanuit Westerbork op transport naar Auschwitz gezet en overleed daar op 31 maart 1944.
De infiltratie door Mendels heeft er wel toe bijgedragen dat Anton van der Waals kans zag Pooters op 6 augustus 1943 in de val te laten lopen. Pooters probeerde nog te vluchten maar werd neergeschoten. Hij werd op 1 oktober 1943 in Overveen gefusilleerd. Ook werden er toen andere leden van de groep Wollweber gearresteerd. De SD wist dat er vijf zendtoestellen in gebruik waren en kon er vier achterhalen. Het vijfde stond bij Jopie Gnirrep-Harthoorn, die het met behulp van haar zuster Mattie op het laatste moment wist weg te werken.
Mr. dr. Salomon Jean René de Monchy
Rotterdam 9 maart 1880, Den Haag 26 juni 1961
Hij was voor de oorlog partijloos liberaal, na de oorlog lid van achtereenvolgens de liberale partijen PvdV en VVD. Hij was burgemeester van Den Haag.
Hij ging ermee akkoord dat de Haagse Politie Inlichtingendienst vanaf 1935 nauw ging samenwerken met de Gestapo in Wuppertal. Hij ging akkoord met de ontduiking van de archivering van correspondentie met de Gestapo in Wuppertal door de gebruikmaking van extreem dure koeriers in plaats van de gewone post te gebruiken. Hij liet gegevens over Haagse communisten aan de Gestapo in Wuppertal leveren. Hij stond toe dat Duitse spionnen en de Gestapo ongemoeid in Den Haag opereerden en contacten onderhielden met de Inlichtingendienst. Hij was ervoor verantwoordelijk dat de NSB zijn wapens mocht houden en dat schietoefeningen houdende NSB’ers niet werden vervolgd.
Na de Nederlandse capitulatie in 1940 liet hij de Inlichtingendienst de sinds 1923 lopende infiltratie van de communistische partij ten behoeve van de Duitse bezetter voortzetten. Door de kennis van wat in Duitsland geschiedde wist hij dat de infiltratie voor de communisten een levensgevaarlijke situatie veroorzaakte. De infiltratie kostte uiteindelijk ruim honderd communisten het leven en daarom kan De Monchy als massamoordenaar beschouwd worden. Zijn verraad was zonder meer vergelijkbaar met het verraad door Anton van der Waals die slechts 70 doden veroorzaakte en daarvoor na de oorlog de doodstraf kreeg uitgevoerd.
Hoewel hij harde maatregelen tegen demonstraties had afgekondigd, werd hij demonstratief door de Duitsers afgezet omdat het publiek bij de verjaardag van prins Bernhard bloemen bij het paleis had gelegd. Na zijn afzetting trok hij zich terug uit Den Haag, maar dook in maart 1945 weer op, waarna hij contact zocht met de groep Geheime Dienst Nederland die in het Vredespaleis zetelde en ten behoeve van de Duitse contraspionage werkte. Misschien had het te maken met het handhaven van de orde na de Duitse capitulatie, waarvoor de Nederlandse regering in Londen grote hoeveelheden stenguns had laten droppen en bij de Duitse contraspionage in bewaring gegeven (de wapens waren door Reinder Zwolsman opgehaald en onder Duits toezicht in de Ursulakliniek ondergebracht).
Hij werd op 9 oktober 1940 als gijzelaar Buchenwald ingevoerd. Als reden voor de gijzeling werd vastgelegd: ‘Als Geisel wegen Behandlung der internierten Reichsdeutschen in den Aussenbesitzungen der Niederlande’. Hij werd op 7 november 1940 alweer vrijgelaten.
Hij werd na de oorlog in zijn functie als burgemeester hersteld. Hij toonde zich in naoorlogse stukken verontwaardigd over zijn onterechte afzetting, maar toonde geen enkele compassie met de ongeveer 280 omgekomen slachtoffers uit het communistisch verzet; hij toonde alleen zijn afschuw over de communisten. Hij wilde in 1945 niet de door anderen voorgedragen Hendrikus Rugers als hoofdcommissaris en wilde in plaats daarvan Nanning Pool tot hoofdcommissaris benoemen. Pool had een leidinggevende rol gespeeld bij het opsporen van de plegers van de aanslag op de hooiopslagplaats van de Wehrmacht in de Lulofsdwarsstraat, wat leidde tot het oprollen van de Nederlandse Volksmilitie. Dit had ongeveer honderd doden ten gevolge. Pool nam deel aan een feest, een grote vreet- en zuippartij, die door de Sicherheitsdienst werd aangeboden om de wrede dood van de vele communistische en Joodse slachtoffers te vieren. Onder druk vanuit het politiekorps zag de burgemeester er uiteindelijk maar vanaf.
De Monchy trad in 1947 af en werd vervangen door de corrupte en criminele BVD-burgemeester Visser.
Charles Alphonse Aurelius Maria Fortunatus Antoine graaf von Oberndorff
Brussel 23 juni 1906, Den Haag 5 oktober 1998
Hij werkte in 1914 bij het Duits gezantschap in Parijs. Hij huwde een Française en week uit naar Nederland, waar hij de Nederlandse nationaliteit verkreeg. Hij was een schilder van stillevens. Hij was voor de oorlog bij de NSB secretaris van de afdeling Buitenlandse Zaken; hij was privésecretaris van Mussert. Hij reisde met Mussert mee toen die in 1934 de Italiaanse fascistische dictator Mussolini bezocht. Hij verliet de NSB en werd lid van het fascistische Zwart Front van Arnold Meijer.
Hij nam op 18 september 1940 namens het Zwart Front deel aan besprekingen met de Nederlandse Unie van Jan de Quay om tot een fusie te komen. Toen het Zwart Front van naam veranderde naar Nationaal Front, bleef hij lid.
Na de oorlog werd hij majoor bij de Binnenlandse Strijdkrachten. Vervolgens ging hij werken voor minister Ringers van Openbare Werken en Wederopbouw.
Mr. Pieter Jacobus Oud
Purmerend 5 december 1886, Rotterdam 12 augustus 1968
Hij was lid van de Vrijmetselarij. Hij was begin jaren dertig adviseur van Julius Barmat. Hij was op uitnodiging van Barmat aanwezig bij een diner in Brussel ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de bank Goldzieher et Penso. Dit diner moet als essentieel gezien worden bij de activiteiten van Barmat om leden van de Belgische regering om te kopen en de bank Goldzieher et Penso frauduleus failliet te laten gaan. Hij trok zich terug als advocaat van Barmat toen hij op 26 mei 1933 tot minister van Financiën werd benoemd; een functie die hij tot 1937 bleef vervullen.
Hij werd op 15 oktober 1938 tot burgemeester van Rotterdam benoemd. In deze functie liet hij de infiltratie van de Rotterdamse communistische partij door Anton van der Waals voortzetten. Na de Duitse bezetting in mei 1940 werd onder zijn verantwoording Anton van der Waals door hoofdcommissaris Louis Einthoven van de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst naar de Rotterdamse Aussenstelle van de Sicherheitsdienst overgeheveld. Hij was eind mei 1940 de Duitse Sicherheitsdienst behulpzaam bij het laten arresteren van enige Rotterdammers, waarbij de communist Herman de Kadt die daardoor later in Dachau zou worden opgehangen. Verder liet hij de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst voor de Sicherheitsdienst doorwerken, waardoor enige tientallen communistische verzetsmensen het leven hebben verloren.
In 1941 probeerde hij naar Londen te gaan. Zijn voormalige politie-informant, die ondertussen van de Rotterdamse Aussenstelle van de Sicherheitsdienst overgegaan was naar de chef van de Duitse contraspionage Joseph Schreieder in Den Haag, spiegelde hem voor dat die wel voor een bedrag van twaalfduizend gulden een reis per boot naar Engeland kon regelen. Uiteindelijk vertrouwde Oud het niet en zag van de reis af. Van der Waals behield de inmiddels betaalde twaalfduizend gulden.
In juli 1941 trad hij af, nadat enkele NSB’ers zijn werkkamer waren binnengedrongen, hem een schort met tekens van de Vrijmetselarij hadden voorgebonden en daarvan foto’s maakten en die openbaar maakten om hem belachelijk te maken.
Na de oorlog werd hij in zijn functie van burgemeester van Rotterdam hersteld en bleef dat tot 1952. Hij werd daarnaast lid van de Tweede Kamer voor de mede door hem opgerichte VVD; hij was vrijwel al die tijd fractievoorzitter. Het is mij onbekend of hij bemoeienis met de door de VVD opgerichte criminele organisatie SOAN had.
Hendrik Pander
Den Haag 9 mei 1903, Wassenaar 6 april 1973
Hij was de eigenaar van de meubelfabriek Pander. Hij nam een failliete vliegtuigfabriek over en produceerde onder eigen naam vliegtuigen. Nadat een vliegtuig in 1934 verongelukte werden de vliegtuigactiviteiten gestaakt.
Hij was al ver voor de oorlog een fanatiek lid van de NSB en werd aan het begin van de oorlog lid van de SS. Hij leverde onder bedreiging met zijn pistool verschillende malen enkele van zijn arbeiders aan de Sicherheitsdienst uit als hij ze verdacht van voorbereiden van stakingen, plegen van sabotage of anti-Duitse gezindheid. Omdat hij bang was voor een aanslag vanuit zijn personeel liep hij altijd gewapend met een pistool door zijn fabrieken.
Hij werd onmiddellijk na de Duitse inval nog in mei 1940 naar Berlijn geroepen en kreeg daar opdracht voor het bouwen van onderstellen voor 5000 Junker-52 transportvliegtuigen om in sneeuw te kunnen landen (Schneekufen), waarbij er niet geheimzinnig over gedaan werd dat het voor een winteroorlog tegen de Sovjet-Unie was. De opdracht had een waarde van 1 miljoen gulden. De firma Van Berkel Patent uit Rotterdam vervaardigde de metalen onderdelen voor de Schneekufen. De productie startte in augustus 1940. Het personeel werd uitgebreid van 600 naar 2.000. Overigens gaf Pander aan dat de onderstellen qua ontwerp ongeschikt waren, maar Befehl ist Befehl en de ongeschikte onderstellen moesten geproduceerd worden. Omdat de Schneekufen ongeschikt waren liet Pander in 1941 een nieuw ontwerp voor Radschneekufen (een combinatie van wiel en ski) en die constructie was wel deugdelijk. Het werd snel daarop in productie genomen.
De communistische verzetsman Arie Kloostra, die op een andere afdeling van Pander werkte, vernam van de militaire productie en besefte meteen dat het voor een oorlog tegen de Sovjet-Unie bestemd was. Hij meldde het bij Haagse communistische verzetsleider Nico Wijnen die het doorspeelde aan de centrale verzetsleiding in Amsterdam. Die gaf het door aan Daan Goulooze die deel uitmaakte van de groep Wollweber en uit dien hoofde beschikte over seintoestellen. Na overleg met de Wollweber-leider Leon Trepper werd het bericht naar Moskou geseind, wat de eerste op feiten gebaseerde waarschuwing voor Stalin was voor een te verwachten Duitse inval.
Hij produceerde voor de Duitsers ook zweefvliegtuigen van het type Schulgleiter-38 voor militaire opleidingsdoeleinden (de opdracht kwam van Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden Friedrich Christiansen; ze waren onder andere voor de Hitlerjugend bestemd), laadkleppen voor transportvliegtuigen zodat minitanks makkelijk in- en uitgeladen konden worden, vleugels voor Dornier-vliegtuigen, achtervleugels, richtingsroeren, vleugels voor Siebel-vliegtuigen. De totale waarde van de bouw van de vliegtuigen en onderdelen daarvoor tijdens de oorlog bedroeg 20 miljoen gulden tegen zeventien miljoen omzet aan meubelen. Voor deze productie-uitbreidingen moest hij 2.000 man extra personeel in dienst nemen. De Schulgleiter werden gedurende de gehele oorlog gebruikt om leden van de Hitlerjugend enthousiast te maken om piloot te worden en ze de eerste beginselen van vliegen op zeer jonge leeftijd al bij te brengen.
Andere zaken die door Pander voor de Luftwaffe werden gemaakt waren: Schulgleiter zweefvliegtuigen voor opleidingsdoeleinden en om leden van de Hitlerjugend enthousiast te maken om oorlogspiloot te worden, speciale hydraulische laadkleppen voor Junker-52 transportvliegtuigen om mini-tanks te kunnen laden, hoogteroeren, vleugels voor Siebel 204 koeriersvliegtuigen en andere vliegtuigonderdelen.
Jacob Adriaan Nicolaas Patijn
Rotterdam 9 februari 1873, Den Haag 13 juli 1961
Hij was van 1911 tot 1918 burgemeester van Leeuwaren en van 1918 tot 1930 burgemeester van Den Haag. Hij was een bewonderaar van de fascistische dictator Mussolini, wat er in resulteerde dat hij door de Nederlandse regering tot gezant in Italië werd benoemd. In Den Haag is een straat naar de fascist Patijn vernoemd.
In 1922 gaf hij in zijn functie als hoofd van de politie opdracht aan de Haagse Politie Inlichtingendienst (onderdeel van de Vreemdelingendienst) om de communistische partij CPH te infiltreren. Daardoor infiltreerde per 1 januari 1923 Johannes Hubertus van Soolingen tegen betaling uit een geheim politiepotje de CPH; een actie die tijdens de oorlog werd voortgezet en wat meer dan 100 verzetsmensen het leven zou kosten.
Dora (Dolly) Peekema-Dibbets
Tandjong Poera (Nederlands Indië) 16 januari 1898, Leiden 19 maart 1953
Haar roepnaam was Dolly. Ze was de dochter van een baron en mocht daarom de titel ‘jonkvrouwe’ dragen. Door haar huwelijk met een niet-adellijk persoon verloor zij het recht die titel te dragen en mocht dat ook niet meer na de echtscheiding. In de praktijk voerde zij die titel wel ten onrechte, waarbij zij haar wat gewone voornaam verfraaide tot ‘Dorothea’.
Ze was op 13 december 1934 in Singapore voor de vierde maal gehuwd en dit keer met Wibo Godfried Peekema, de regeringsgemachtigde voor Algemene Zaken in Nederlands-Indië. Ze kwamen in 1939 in Den Haag wonen, waar hij hoofd van de juridische afdeling van het Ministerie van Koloniën werd. Bij de Duitse inval vertrok Wibo op 13 mei 1940 met de regering naar Londen en bleef Dolly alleen in Den Haag achter.
Ze kreeg vrij snel na het begin van de oorlog verhoudingen met NSB-hoofdcommissaris Petrus Hamer, die ze nog uit Nederlands-Indië kende, en de Reichskommissar für die besetzten niederländischen Gebiete Arthur Seyß-Inquart. Ze ging wonen aan de Van Kijfhoeklaan 122, wat op loopafstand van Seyß-Inquart’s residentie op het landgoed Clingendael was.
Door haar toedoen kon een groot deel van de Haagse afdeling van de verzetsgroep Het Parool, dat het gelijknamige verzetsblad uitgaf, opgerold worden, waardoor een aantal verzetsmensen om het leven kwamen.
Vervolgens werd ze spionne voor de Duitse topspion Traugott Protze. Daarbij functioneerde de Nederlandse Inlichtingendienstman Abraham van Dijk als contactpersoon tussen haar en Protze. Zelf had ze als informant de semiarts Jan Keunen, die met de Duitser Friedrich Schallenberg samenwerkte. In het Signalementenblad werd voor zowel Peekema als Van Dijk gewaarschuwd als gevaarlijke personen.
Ze reisde ten behoeve van Protze regelmatig naar Spanje om daar contacten te leggen met geallieerde diplomaten en militairen, om die vervolgens in bed geheimen trachten te ontfutselen. Zo kreeg ze in 1944 in Spanje een bed relatie met een Amerikaanse militaire attaché. Van hem vernam ze de plaats en dag van de geallieerde invasie in Normandië. Ze gaf de informatie onmiddellijk door aan Protze en die zond het weer door naar Berlijn. Het transport van de geheime informatie verliep zo omslachtig en traag dat die pas een paar uur na het begin van de invasie in Berlijn arriveerde, waardoor de informatie grotendeels overbodig was geworden.
Na de oorlog vernam haar man van haar escapades en ging onmiddellijk over tot een echtscheiding. Zij werd in 1948 tot acht jaar gevangenisstraf veroordeeld; ze overleed in 1953 kort na haar vrijlating.
Steven Pegels
Klaaswaal 17 oktober 1904, 25 januari 1986
(zijn CABR-dossier heb ik maar ten dele bestudeerd, zodat veel van zijn wandaden hier niet beschreven worden)
Hij kwam in januari 1923 bij de Haagse politie werken, maar werd in april 1924 wegens bezuinigingen weer ontslagen. Hij infiltreerde in 1924 als politie-informant de Haagse afdeling van de CPH (later CPN geheten). Daardoor komt zijn naam voor op de lijst van linksextremisten met de toevoeging: ‘Magazijnbediende. Secretaris Comité regeling Anti Oorlogsmeeting 2-8-1925. (juli 1925). Ondertekent Dienstweigeringsmanifest Mobiliseren 1925. Ondertekent Dienstweigeringsmanifest Mobiliseren 1927.’ Hij ondertekende ook nog een antimilitaristisch pamflet. Hij kwam in januari 1926 opnieuw bij de Haagse politie werken. Omstreeks deze tijd begon hij voor de Duitse spionage te werken.
Hij legde in 1933 een bezwarende verklaring tijdens een rechtszaak tegen een communist die van een moord op een politieman werd verdacht; de rechter beschouwde de verklaring als vals.
Hij kwam in mei 1936 bij de Haagse Politie Inlichtingendienst. Hij werkte eind jaren dertig samen met de Duitse spion Nowak. Eind jaren dertig bracht de politie-infiltrant Van Soolingen wekelijks verslag bij hem uit. In 1939 observeerde hij een wapenoefening van de NSB, maar trad er niet tegen op. Hij ontving in 1939 van de Duitse overheid het Verdienstkreuzes des Ordens vom Deutschen Adler. Hij kende Andreas George Bouten als spion voor de Duitsers.
Tijdens de bezetting maakte hij van begin af aan deel uit van de Documentatiedienst waar hij ten behoeve van de Sicherheitsdienst werkte. Hij werd per 1 maart 1941 lid van de SS. Hij werd toen lid van de NSB. Hij was betrokken bij het opvangen van de agenten die in het kader van het Englandspiel boven Nederland werden gedropt. Hij ging voor Traugott Protze van de Duitse contraspionage werken en deed voor hem de uitbetalingen aan andere politieagenten die voor Protze werkten, zoals Johannes Krom, Jan Viëtor, Cornelis Leemhuis, Antonie Bolland, Cornelis Bakker en Johannes Teunissen waarover hij chef was. Hij werd door de Sicherheitsdienst als V-Mann beschouwd.
In 1942 bereidde hij samen met Cornelis Bakker de uitvoering van diverse nieuwe anti-Joodse maatregelen voor.
Hij werd in maart 1943 benoemd tot chef van de Documentatiedienst. De verzetsgroep Karl wilde hem in 1944 liquideren, maar dat werd door ingrijpen van de Sicherheitsdienst voorkomen. Hij vertrok per 1 juli 1944 naar de Amsterdamse afdeling van de Rijks Recherche Centrale, maar keerde kort daarop weer terug bij de Documentatiedienst, die inmiddels formeel onderdeel van de Sicherheitsdienst was geworden. Kort daarop werd hij naar Assen overgeplaatst.
In het Signalementenblad van het verzet werd voor Pegels als gevaarlijk persoon.
Direct na de Duitse capitulatie in 1945 bood een Duitse spion hem een baan voor een Duitse inlichtingendienst aan. Hij werd door de chef van de Duitse contraspionage in Nederland Joseph Schreieder genoemd als V-Mann voor hem. Hij werd na de oorlog tot negen jaar gevangenisstraf veroordeeld, maar kreeg later een jaar strafvermindering.
Anne van der Ploeg
Nijega 14 augustus 1896, Gorssel 10 mei 1971
Hij kwam in 1926 of eerder bij de Haagse politie werken. Hij kwam in november 1931 bij de Vreemdelingendienst, waarbij de Haagse Politie Inlichtingendienst was ondergebracht. Hij beheerde daar de cartotheek met gegevens over communisten. Hij was uiterst waardevol vanwege zijn fotografisch geheugen.
Tijdens de bezetting maakte hij van begin af aan deel uit van de Documentatiedienst, waar hij ten behoeve van de Sicherheitsdienst werkte. Hij beheerde daar ook de cartotheek met gegevens over communisten maar arresteerde ook enkele communisten. De vele sterfgevallen van communisten in gevangenschap werden door hem geregistreerd. In 1942 hief hij de organisatie van de Jehova’s Getuigen op en arresteerde samen met veertig politiemannen enige tientallen van hen, waarvan er enkelen in concentratiekampen om het leven kwamen. Na de oorlog vertelden diversen weduwen van communistische verzetsmensen dat hij uiterst grof en onverschillig de doodsberichten uit de concentratiekampen overbracht en het trachtte op te lichten door ze een urn met een willekeurige schep as uit het crematorium te verkopen als zijnde de resten van hun overleden echtgenoot. Hij bleef vrijwel de hele oorlog door bij de Documentatiedienst werken, ook toen die in augustus 1944 formeel werd opgenomen in de Sicherheitsdienst.
Hij arresteerde in opdracht van Traugott Protze van de Duitse contraspionage Johanna Vis. Zij kwam op 9 februari 1945 in Ravensbrück om het leven.
In oktober 1944 werd hij vermoedelijk vanwege desertie gearresteerd en in januari 1945 naar Wolfheze gebracht. Hij beweerde daar ontsnapt te zijn, maar de V-Mann Haakman van het Sonderkommando Frank van de Duitse contraspionage claimde voor zijn vrijlating gezorgd te hebben.
Na de oorlog kwam hij bij de Politieke Opsporingsdienst te werken en daarna bij achtereenvolgens BNV, CVD en BVD waar hij steeds weer de cartotheek met gegevens over communisten beheerde in een afdeling die wederom Documentatiedienst heette. In 1947 was zijn officiële functie Hoofd Centrale Administratie en Documentatie.
Nanning Dirk Pool
Nieuwe Niedorp 8 mei 1890, 1962
(zijn CABR-dossier heb ik maar voor een klein deel bestudeerd, zodat de meeste van zijn wandaden hier niet beschreven worden)
Hij was lid van de Vrijmetselarij. Hij was in de jaren twintig chef van de Inlichtingendienst. Hij nam in opdracht van hoofdcommissaris François van ‘t Sant in 1923 Johannes Hubertus van Soolingen aan om in de communistische partij te infiltreren.
Hij werd op 10 mei 1941 bevorderd tot commissaris van politie bij de Justitieelen Dienst. De Duitsers belastten hem met zijn ervaring op het gebied van opsporen van communisten met de leiding over het onderzoek naar de brand in de Lulolfsdwarsstraat, waar hij dertig politiemannen op inzette. Hij stelde buitengewoon antisemitische landelijke opsporingsberichten op met betrekking tot Sally Dormits en zijn vriendin. Dat onderzoek leidde tot de dood van tientallen Joden en communisten. Toen Dormits in Rotterdam op een politiebureau zelfmoord pleegde, werd hij er onmiddellijk bijgehaald, waarvoor hij vanuit Den Haag overkwam. Hij nam deel aan een door de Sicherheitsdienst aangeboden zuipfestijn om de dood van tientallen door hem opgespoorde communisten en Joden te vieren.
Hij verduisterde bij een huiszoeking een schilderij en hing dat in zijn eigen woonkamer.
Vlak voor het einde van de oorlog werd door burgemeester De Monchy voorgesteld om hem tot hoofdcommissaris van politie te benoemen. Deze benoeming was politiek gezien niet haalbaar en werd daarom niet doorgezet. Na de oorlog werd hij hoofd van de Politieke Recherche Afdeling in Den Haag.
Nanning Pool schreef 16 oktober 1940 nationaal-socialistisch getinte brief aan Hamer om zijn lidmaatschap van de Vrijmetselarij te verdedigen. Pool wordt voorgesteld na oorlog weg te zuiveren (gebeurt niet wel met verlof gezonden):
‘Ik verklaar nadrukkelijk niet anti-Duitsch te zijn, integendeel hebben veel beginselen van het Nationaal-Socialisme en handelingen van de Duitsche overheid mijn volle sympathie. Het sis vanzelfsprekend moeilijk hiervoor bewijzen te geven: mogelijk kunnen de navolgende feiten mijn beweringen staven:
a. Ik heb in de jaren 1935-1936 en 1938 met mijn gezin mijn zomerverlof in Duitschland doorgebracht (2 maal Sauerland en 1 maal in de Rijnstreek).
b. Ik heb sedert 6 weken 2 Duitsche soldaten ingekwartierd. Zij hebben niet al-leen de beschikking over de hun toegewezen slaapkamer, doch vertoeven gere-geld te midden van mijn gezin en worden als gast behandeld.
c. Vele malen heb ik mij bij kennissen verzet tegen de domme leugencampagne tegen Duitschland, waaraan helaas nog vele Nederlanders geloof hechten. Meerdere keren heeft men mij van die zijde Duitschgezindheid c.q. N.S.B.-neigingen verweten.
d. Mijn Duitsche kennissen in Duitschland zijn slechts enkele privé-personen. Hier ter stede kende mij ambtelijk de voormalige secretaris van de Duitsche Legatie – de heer Wucherpfennig en kent mij eveneens ambtelijk de luitenant Ebele der geheime Feldgendarmerie, met wien ik eenige malen prettig heb sa-mengewerkt.
e. Ik moge U tenslotte – mogelijk ten overvloede – de uitdrukkelijke verzekering geven, dat door mij nimmer eenige Duitsch-vijandelijke c.q. onvriendelijke daad is verricht of verricht zal worden.’
Na de oorlog werd wel voorgesteld hem weg te zuiveren, maar dat gebeurde uiteindelijk niet. Hij ging in 1950 met vervroegd pensioen.
Leonardus Adrianus Poos (Leo, de dikke)
Hatert 16 januari 1901, Rijswijk 17 januari 1992
(zijn CABR-dossier heb ik maar voor een klein deel bestudeerd, zodat de meeste van zijn wandaden hier niet beschreven worden)
Zijn bijnaam was vanwege zijn omvang De Dikke. Hij was oorspronkelijk banketbakker. Per 1-12-1927 kwam hij als chauffeur bij de Haagse recherche werken.
Hij werkte begin jaren dertig onder hoofdcommissaris Van ‘t Sant al bij de Haagse Politie Inlichtingendienst. In de jaren dertig bezocht hij regelmatig de vergaderingen van de CPN om die te observeren. Hij maakte deel uit van de politiemannenzangvereniging Entre Nous dat in 1935 in Wuppertal op bezoek ging om contacten met de Gestapo aldaar te leggen. In de loop van 1939 werd hij bij de Centrale Inlichtingendienst gedetacheerd.
Tijdens de bezetting maakte hij van begin af aan deel uit van de Documentatiedienst waar hij ten behoeve van de Sicherheitsdienst werkte. Hij werd dan lid van de NSB. Hij leverde een belangrijke bijdrage aan het oprollen van de Stijkelgroep. Vanaf maart 1941 werd hij door de chef van de Documentatiedienst Crabbendam hij gedetacheerd bij de Sicherheitsdienst Referat IV C2 voor Bestrijding niet-linkse organisaties. Hij mishandelde gevangenen. Hij kreeg voor speciale opdrachten extra beloningen van de Sicherheitsdienst.
Hij werkte gedurende vrijwel de gehele oorlogsperiode nauw samen met Marten Slagter en ook veelvuldig met Anton van der Waals. Hij was al in augustus 1940 betrokken bij het arresteren van agenten die in het kader van het Englandspiel boven Nederland werden gedropt. De eerste agenten die hij arresteerde, landden in augustus 1940 op het strand bij Katwijk of Noordwijk. Hij maakte bij het Englandspiel deel uit van het zogenoemde ‘ontvangstcomité’.
Om vertrouwen te wekken droegen hij en Slagter een speldje van de Nederlandse Unie. Vanaf augustus 1941 deed hij onderzoek naar de Ordedienst. Het bekende lid van de Ordedienst Pim Boellaard werd door dit duo gearresteerd. Hij infiltreerde samen met Leo Poos de Ordedienst en kwam zo in contact met gedropte agenten uit Engeland.
Hij maakte rond augustus 1943 deel uit van het Sonderkommando Munt dat in Amsterdam leden van Rote Kapelle, waarbij ook Pam Pooters, gearresteerd werden.
In het kader van het Englandspiel verrichtte hij samen met Marten Slagter arrestaties van personen die door Anton van der Waals of uit verhoren van gedropte geheime agenten aan het licht waren gekomen. Bij de arrestanten werden huiszoekingen gedaan, waarbij het duo regelmatig kostbaarheden te eigen bate ontvreemden. Soms kwam het voor dat de arrestant een vermogend persoon was en dan keerde het duo enkele keren terug om de woning in belangrijke mate leeg te halen.
Omstreeks 1943/44 werd in het Signalementenblad van het verzet voor Poos als gevaarlijk persoon gewaarschuwd.
In 1944 wilde de verzetsgroep Karl een aanslag op hem plegen, maar doordat een infiltrant van de Sicherheitsdienst het verraadde werd het voorkomen en de groep gearresteerd, waarvan er velen om het leven kwamen.
Hij nam op 15 juni 1944 deel aan een door de Sicherheitsdienst gefingeerde wapendropping in Helvoirt, waarbij een verzetsgroep in de val werd gelokt. Bij de daaropvolgende schietpartij en fouillering kwamen 13 verzetsmensen om het leven.
Zijn dochter Maria huwde de zoon van de beruchte communistenjager en martelbeul Johannes Hubertus Veefkind. Zelf ging Poos tijdelijk een relatie aan met de vrouw van Veefkind, toen die wegens diefstallen een poosje in de gevangenis zat.
Hij was betrokken bij een in scene gezette wapendropping in Helvoirt om zo een verzetsgroep in de val te lokken. Bij deze actie veilen dertien doden onder de verzetsmensen.
Hij dook na de oorlog onder in Amsterdam en gebruikte daarbij een vals persoonsbewijs op naam van Christiaan Johannes van Zuylen dat hem in 1942 door de Documentatiedienst ter beschikking was gesteld. Hij werd op 9 juli 1945 gearresteerd toen hij bij zijn dochter Maria op bezoek ging.
Na de oorlog kregen hij en zijn maat Marten Slagter van de directeur van het Bureau Nationale Veiligheid het bevel om geen verklaringen over Anton van der Waals af te leggen anders dan tegen Einthoven zelf of de minister-president Beel.
Hij werd na de oorlog ter dood veroordeeld, maar dat werd omgezet in levenslange gevangenisstraf. In het oordeel stelde de rechter: ‘Voor zover arrestaties wel gerechtigd naar Nederlands recht, toch niet toegestaan omdat het “hulpverlening aan de vijand oplevert.” Dit oordeel was natuurlijk van toepassing op alle politiemannen die huiszoekingen deden.
De gevangenisstraf zat hij niet uit, maar hij mocht dwangarbeid in de Limburgse mijnen verrichten. Hij kwam in 1963 vrij. Hij kreeg een verbod om in Den Haag te wonen, omdat daar veel slachtoffers van hem woonden; daarom ging hij in de buurgemeente Rijswijk wonen waar hij ook veel slachtoffers had gemaakt.
Toen hij later in een bejaardenhuis in Rijswijk werd opgenomen, ontstond er veel onrust onder de andere bewoners, waarbij diverse voormalige verzetsmensen waren. De bezwaren werden door de leiding genegeerd, wat veel kwaad bloed zette en veel onrust en leed veroorzaakte.
Zijn naam komt voor op de lijst van Abwehr-agenten die de historicus Frans Kluiters heeft samengesteld.
Dr. Folkert Evert Posthuma
Leeuwarden 20 mei 1874, Vorden 3 juni 1943
Hij was een landbouwdeskundige. Politiek gezien werd hij tot de liberalen gerekend, alhoewel hij geen lid van een politieke partij was.
Hij was tijdens de Eerste Wereldoorlog van 1914 tot 1918 minister van Landbouw, Nijverheid en Handel. Hij nam tijdens de Eerste Wereldoorlog een pro-Duitse houding aan. Hij stond in contact met Julius Barmat die voedsel uit de Oekraïne wilde importeren, wat van groot belang voor de nijpende voedselvoorziening in Nederland kon zijn. Besprekingen met Barmat daarover werden overigens door de liberale minister van Buitenlandse Zaken Loudon gevoerd. Uiteindelijk ging de handel niet door. Barmat was overigens ook zeer pro-Duits en leverde veel voedsel aan Duitsland.
In 1943 werd hij vanwege zijn NSB-sympathieën door NSB-leider Mussert gevraagd om voor hem voor de functie van gevolmachtigde voor Landbouw en Visserij te worden. In 1943 werd hij door Jan Verleun van de verzetsgroep CS6 doodgeschoten.
Prof. dr. Jan Eduard de Quay
‘s-Hertogenbosch 26 augustus 1901, Beers 4 juli 1985
Hij was voor de oorlog hoogleraar psychologie aan de Katholieke Economische Hogeschool in Tilburg en lid van de RKSP.
Hij werd in de tweede helft van mei 1940 door de opperbevelhebber van het (gecapituleerde) Nederlandse leger benoemd tot regeringscommissaris voor de arbeid en riep in die functie Nederlanders op om in Duitsland te gaan werken, omdat daar de toekomst voor de Nederlandse economie lag: ‘Het is een Nederlands belang, dat een overschot van arbeidskrachten in ons land zijn brood zal gaan verdienen bij onze Oosterburen.’
Hij was tijdens de oorlog medeoprichter van de Nederlandse Unie die vernoemd was naar de fascistische Nationale Unie uit het begin van de jaren dertig (het bijbehorende periodiek heette De Unie, welke naam bij zowel Nationale als Nederlandse Unie past). Hij verklaarde zich een principieel tegenstander van verzet tegen de Duitse bezetter. Hij liet in november 1940 in een blad van de Nederlandse Unie publiceren dat ‘Het Nederlands Socialisme van de Unie is de Nederlandse versie van het Duitse Nationaal Socialisme’. Ook verklaarde hij in november 1940 op een kaderbijeenkomst van de Nederlandse Unie aanhanger van de principes van de Italiaanse fascistenleider Mussolini te zijn, terwijl Nederland in staat van oorlog met Italië verkeerde.
In maart 1941 liet de illegale CPN over De Quay naar Moskou seinen: ‘Katholisch-fascistischen Prof. de Quay wil met Nederlandse Unie bijna hetzelfde als NSB, maar alleen met een Nederlands masker; hij wil aansluiting bij het Derde Rijk.’
Hij was als leidend figuur betrokken bij geheime besprekingen met Arnold Meijer over een fusie tussen de Nederlandse Unie en het Nationaal Front. Hij verklaarde het politiek volkomen eens te zijn met de fascistische principes van Arnold Meijer; hij verklaarde zich een tegenstander van de democratie en vond dat de Nederlandse bevolking misleid moest worden over de werkelijke doelstellingen van de Nederlandse Unie. De Quay verklaarde bij de besprekingen dat de Nederlandse Unie naar het voorbeeld van de WA van de NSB een eigen weerbaarheidskorps wilde hebben en als dat door de Duitsers geweigerd werd dat Unie-leden konden toetreden tot een nog op te richten weerbaarheidskorps van het Zwart Front. De besprekingen mislukten overigens doordat Arnold Meijer de enige Leider wilde zijn en volledige zeggenschap over de goedgevulde kas van de Nederlandse Unie wilde hebben. Maar er waren geen principiële verschillen.
Hij werd aan het eind van de oorlog, toen het zuiden van Nederland bevrijd was, benoemd tot minister van Oorlog. Vervolgens werd hij Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant.
Hij werd na de oorlog lid van de KVP. Hij propageerde daar het corporatisme (variant van fascisme) van de Portugese dictator en massamoordenaar Salazar. Hij werd in 1959 minister-president. Hij wilde de op fascistische principes gebaseerde Publiek Rechtelijke Bedrijfsorganisaties verder uitbouwen, zodat een (fascistische) corporatieve staat zou ontstaan.
Hij leek als minister-president gechanteerd te worden door de fascistenleider en Wehrmachtinkoper Jan Baars om de laatste een verzetspensioen toe te kennen. Hoewel bewijsmateriaal voor verzetsdeelname totaal ontbrak, terwijl er wel overvloedige bewijzen voor landverraad waren, gaf De Quay opdracht hem een verzetspensioen toe te kennen. Dit verzetspensioen was in strijd met de wet op de Buitengewone pensioenen, omdat beide toenmalige vereisten ontbraken: bewijs van verzetsdeelname en zwaar lichamelijk of psychisch letsel als gevolg daarvan.
Hij was van november 1966 tot april 1967 nog een keer minister van Verkeer en Waterstaat en tevens viceminister-president.
Mr. Hermannus Reijdon
Voorschoten 6 december 1896, Leiden 24 augustus 1943
Hij werd in 1932 lid van de NSB met stamboeknummer 252. Hij was van 1933 tot 1938 redacteur van het NSB-weekblad Volk en Vaderland.
Hij werd op 1 februari 1943 door Duitsers benoemd tot secretaris-generaal van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten; in diezelfde periode was hij gemachtigde van de NSB-leider voor volksvoorlichting.
Hij en zijn vrouw werden door de communistische verzetsman Gerrit Kastein in hun woning neergeschoten, met een pistool dat deze via Anton van der Waals van de Sicherheitsdienst had gekregen. De vrouw overleed onmiddellijk en Reijdon stierf een half jaar later in het ziekenhuis. Reijdon had een schot door het ruggenmerg. Toen Kastein vernam dat Reijdon in leven was gebleven, ging hij naar het ziekenhuis en vroeg de röntgenfoto’s op. Waarschijnlijk was het een poging om Reijdon alsnog te doden.
Dr. mr. Carl Paul Marie Romme
Oirschot 21 december 1896, Tilburg 16 oktober 1980
Hij was voor de oorlog een prominent lid van de RKSP en namens die partij minister van Sociale Zaken. Hij liet steuntrekkers verplicht een kwartje van hun schamele hongerinkomen sparen, wat bekend staat als het ‘kwartje van Romme’. Hij nodigde in 1937 de Duitse minister van Arbeid Seldte uit voor een bezoek om te bespreken Nederlandse werklozen in Duitsland te laten werken.
Hij verkocht in augustus 1940 zijn reclamebedrijf Remaco, waarvan hij ook president-directeur was, aan het rabiaat antisemitische Duitse bedrijf ‘parteiamtliche Werbestelle der NS-Presse Allgemeinen Anzeigen GmbH’, dat een onderdeel van Hitlers partij NSDAP was; dat Duitse bedrijf verzorgde de fascistische propaganda en de antisemitische hetze. Remaco beheerde de reclamezuilen waarop reclameaffiches geplakt werden. Door deviezenproblemen ontstond er vertraging in de verkoop en op verzoek van de Duitsers bleef Romme aan als directeur. Op verzoek van de toekomstige Duitse eigenaren wilde Romme als eerste werkgever in Nederland zijn Joodse personeel ontslaan. Zij juridisch adviseur Rad Kortenhorst schreef toen dat voorzichtigheid betracht moest worden, omdat de ontslagenen rechten hadden die door een rechter konden worden toegewezen. Dientengevolge ontsloeg Romme slechts de helft van zijn Joodse werknemers. Remaco voerde tijdens de rest van de oorlog de fascistische en antisemitische reclame van de Duitsers en NSB uit. Aan het eind van de oorlog was er nauwelijks reclame en dreigde het bedrijf failliet te gaan. Toen kochten Romme en Kortenhorst het voor een gering bedrag terug. Na de oorlog werd de bedrijfsleider voor de bemiddeling van de verkoop tot drie-en-een-half jaar gevangenisstraf veroordeeld, maar de bij de verkoop belangrijkere Romme en Kortenhorst werden niet vervolgd.
Aan het eind van de oorlog was hij opgenomen in een kring van collaborateurs en profiteurs rond de makelaar Reinder Zwolsman en de zenuwarts Ed Hoelen.
Tijdens de oorlog schreef hij een boekje getiteld, dat na de oorlog verscheen onder de titel: ‘Nieuwe grondwetsartikelen.’ Het bevatte een duidelijke aanzet tot een fascistische staatsinrichting, waarbij de democratie werd afgeschaft en de samenleving in corporatieve standen (analoog aan de fasces van de fascistische Italiaanse dictator Mussolini) verdeeld moest worden.
Zo zou de Tweede Kamer in plaats van te worden gekozen voor de helft moeten worden benoemd door corporatieve standen en de andere helft door leden van de Provinciale Staten; die Provinciale Staten zouden dan weer voor de helft door de corporatieve standen aangewezen moeten worden. Mensen die niet in god geloofden zouden niet in overheidsdienst mogen komen. En de kerkgang zou verplicht moeten worden. In de inleiding schreef hij dat er voorlopig geen verkiezingen zouden moeten komen, maar dat het gezag in handen van het huis van Oranje zou moeten worden gelegd.
Hij schreef er niet bij in wat voor god de mensen moesten geloven: moest het een christelijke god of werden ook andere godsdiensten toegestaan? Ik denk dat hij naast atheïsten ook Joden van overheidsdienst wilde uitsluiten, want andere godsdiensten kwamen toen nauwelijks voor. Daarom kan zijn ‘grondwet’-boekje als een verkapt antisemitisch werkje beschouwd worden dat goed past bij zijn antisemitische tegen zijn personeel. En het paste ook goed bij de toenmalige katholieke doctrine dat de Joden schuldig waren aan de dood van Christus.
Hij zat in een comité ter aanbeveling van een door de staatsgevaarlijke en criminele organisatie SOAN op te richten Volksweerbaarheid, die tot doel had gewelddadig tegen linkse personen op te treden. Romme was de man achter het onthouden van politieke zendtijd aan de CPN, wat in principe tegen de grondwet in ging. Eigenlijk wilde hij de CPN verbieden, maar vond dat zinloos omdat die dan onder een andere naam opnieuw opgericht zou worden. De bestaande partij kon beter met infiltranten bespied en bestreden worden.
Na de oorlog werd hij fractievoorzitter van de KVP in de Tweede Kamer. In 1956 was hij kabinetsformateur. In die hoedanigheid ontving hij zijn studievriend Hoelen. Het is onbekend of dat ging om een advies voor een grondwetswijziging met betrekking tot het onbekwaam verklaren van koningin Juliana in verband met de Greet Hofmansaffaire of dat Hoelen gepolst werd voor een ministerschap voor Volksgezondheid.
Raimond Nazaire de Ruijter van Steveninck
Tiel 11 augustus 1894, Den Haag 26 oktober 1963
Hij begon zijn loopbaan met een detachering als militair in Nederlands-Indië; zijn laatste functie in het leger was vlieger. Hij keerde op 7 januari 1928 in Nederland terug. Hij deed in Leiden een rechtenstudie. In 1931 behoorde hij tot de oprichter van de NSB. Hij werd de eerste commandant van de Weerbaarheidsafdeling (WA). In 1933 werd een verbod afgekondigd om als ambtenaar lid van de NSB te zijn, waardoor hij zijn lidmaatschap opzegde.
Hij werd per 31 maart 1941 benoemd door de Duitse bezetter benoemd tot burgemeester van Leiden, waarmee hij de afgezette Adriaan van de Sande Backhuijsen opvolgde. In deze functie was hij als hoofd van de politie verantwoordelijk voor de activiteiten van de Leidse Politie Inlichtingendienst. Die activiteiten leidden tot een bloedbad onder het Leids communistisch verzet. Toen de Duitse bezetter op 25 juni vanwege de Duitse inval in de Sovjet-Unie aan veel burgemeesters opdroeg om communisten voor arrestatie voor te dragen, waarvan iedereen besefte dat ze vermoord zouden worden, liet hij niet alleen een flink aantal communisten voordragen, maar ook ongeveer vijftig leden van de Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij (RSAP). De benodigde gegevens daarvoor werden uit de archieven van de Inlichtingendienst gehaald. Omdat daartoe geen opdracht was gegeven en de Sicherheitsdienst geen politieke of verzetsactiviteiten door hen kon vaststellen, werden ze bijna allemaal weer in september 1941 vrijgelaten. Inclusief andere arrestaties van communisten in de loop van 1941 heeft dit aan ongeveer twintig Leidse communisten het leven gekost.
Na de oorlog werd hij tot 10 jaar internering veroordeeld, wat later naar vier jaar werd teruggebracht.
Richard Friedrich Salter
Lemberg (Polen) 26 augustus 1907
Hij was Joodse afkomst. Hij immigreerde in 1925 vanuit het Poolse Lwow en verkreeg in 1938 de Nederlandse nationaliteit. Hij was een informant voor de Centrale Inlichtingendienst van GS III.
Hij was secretaris van de Nederlandse Schermbond en leerde zo veel hoge militairen kennen, maar ook de goede schermer de communist Antonius Montfoort, die tijdens de oorlog een niet te verwaarlozen rol in het verzet speelde. Dat benutte hij om bij de communisten te infiltreren. Via Montfoort leerde hij omstreeks 1930 de communist William Charles van Oordt kennen en hielp die bij het schrijven van een boek over Lenin, waarbij stukken uit het Russisch vertaald moesten worden. Van Oordt werd tijdens de oorlog de bankier van het communistisch verzet. Eind jaren dertig werkte hij op een legertentoonstelling samen met Kees van Hasselt, de vader van in 1945 in de Ursalakliniek vermoorde Just van Hasselt. Ook legde hij contact met de Trotskist Leendert Molenaar.
Hij had een homoseksuele relatie met Leendert Jacobus Molenaar (schuilnaam Zwarte Kees), die tijdens en na de oorlog een onduidelijke rol speelde. Molenaar was een bekende schermer die uit dien hoofde in nauw contact stond met de bekende schermer de communistische verzetsman Antonius Montfoort (een broer van de communistische verzetsman Johannes Montfoort). Molenaar zou Troskist zijn en de eerste aanslag op Just van Hasselt hebben gepleegd (zie Zwolsman). Molenaar gaf voor bij het communistisch verzet betrokken te zijn en zei na de oorlog dat hij lid van de CPN was om die te kunnen bespioneren.
In de jaren dertig werd hij informant voor de Haagse politie Inlichtingendienst.
Hij werd in december 1940 lid van de NSB en bleef dat toto augustus 1944. Direct na de Duitse inval ging hij voor de Deutsche Revisions und Treuhand AG Abt. Feindvermögen werken, waarvoor hij huizen van gevluchte buitenlanders en Nederlanders leeghaalde. Hij moest onder andere het huis van de naar Londen uitgeweken minister van Buitenlandse Zaken Van Kleffens ontruimen. Het zilver moest naar mevrouw Seyß-Inquart en de meubels liet hij door Van Hasselt opkopen om ze aan Van Kleffens terug te kunnen geven. In augustus 1942 ging hij voor Lippmann, Rosenthal & Co werken waarvoor hij leidinggaf bij het leeghalen van 50.000 panden van Joodse en geëxecuteerde Nederlanders. Daar leerde hij de vader van de latere schrijver Harry Mulisch kennen. Hij werkte voor de Einsetzstab Reichsleiter Rosenberg. Begin 1944 werd hij V-Mann voor het Sonderkommando Frank van de Duitse contraspionage.
Via Montfoort wist hij contact te leggen met de prominente communistische verzetsmensen Hans Polak, Frits Boverhuis en Gerhard Badrian die alle drie actief waren in de verzetsgroep Persoonsbewijscentrale. Hij verraadde de broers Polak. Zijn ontmoetingen in Amsterdam met Boverhuis en Badrian werden geobserveerd door de Sicherheitsdienst; mogelijk heeft dat een rol gespeeld bij het mislukken van de overval op de Weteringschans.
Later penetreerde hij de verzetsbeweging Geheime Dienst Nederland en werkte samen met Reinder Zwolsman om die groep om te turnen in een onder controle van de Duitse contraspionage staande organisatie en zo een Spiel met Londen op te zetten: een soort tweede Englandspiel. Begin 1945 was hij in het kader van dat Spiel betrokken bij het uitlokken van het bombardement op Bezuidenhout. Hij maakte deel uit van een groepje met Zwolsman en Haakman dat een slaatje uit de hongersnood sloeg door aardappels te verhandelen die met toestemming van de Duitsers met binnenschepen uit het noorden van het land waren gehaald.
In het vroege voorjaar van 1945 ontstond er een contact tussen Just van Hasselt die een onderdeel voor de lancering van een V2-raket naar de geallieerden in Antwerpen wilde laten brengen. Het onderdeel was afkomstig uit de fabriek van Vrijenhoek. Het is onbekend of het om een gewone verzetsactie ging, een poging om coloboratiesmetten af te wassen of dat het om een truc van de Duitse contraspionage ging. Het leidde er in ieder geval toe dat Salter van Friedrich Frank van de Duitse contraspionage vervalste werktekeningen met betrekking tot onderdelen van de V2 kreeg en aan Van Hasselt overhandigde. Uiteindelijk kon de actie niet door gaan en toen gaf Salter aan Zwolsman door dat Just van Hasselt vermoord moest worden.
Na de oorlog werd Salter ruim een jaar geïnterneerd, maar kreeg geen straf.
Mr. dr. Adriaan van de Sande Backhuijsen
Leiden 18 april 1974, Leiden 23 april 1951
Hij was van 1902 tot 1927 diplomaat. Daarna werd hij per 1 januari 1927 burgmeester van Leiden. Hij werd per 31 maart 1941 door de Duitse bezetter ontslagen en in diens plaats werd de NSB’er Raimond Nazaire de Ruyter van Steveninck benoemd. Na de oorlog werd hij weer in zijn functie hersteld.
Na de Nederlandse capitulatie in mei 1940 gaf hij, gehoor gevend aan de uit 1938 daterende ‘Circulaire’ van minister van Justitie Goseling, opdracht om de Inlichtingendienst door te laten werken. De opsporing en het bespioneren van communisten werd ten behoeve van de Duitse bezetter voortgezet, ondanks dat men had behoren te weten dat dit waarschijnlijk tot vele doden zou leiden. Dit bloedbad werd inderdaad gerealiseerd middels de arrestaties die zijn opvolger vanaf begin juni 1941 liet uitvoeren. Op basis van het arrestatiepatroon bij de zogenoemde functionarissenarrestaties direct na de Duitse inval in de Sovjet-Unie, waarbij niet alleen CPN-leden maar ook ongeveer vijftig leden van de RSAP werden gearresteerd, kan opgemaakt worden dat de archieven van de Inlichtingendienst niet bij de Duitse inval werden vernietigd.
Willem Evert Sanders
Arnhem 9 augustus 1908, Amsterdam 11 april 1995
Hij was hoofdinspecteur van politie in Enschede. Hij werkte voor de Enschedese Politie Inlichtingendienst. Tijdens de Duitse bezetting bleef hij tot 1943 werkzaam voor de Inlichtingendienst en in het kader daarvan reisde hij meerdere malen voor overleg met de Sicherheitsdienst naar Den Haag, waarbij hij onder anderen met Friedrich Frank overleg voerde. Hij werd in december 1942 gearresteerd omdat hij niet wilde meewerken aan het naar Duitsland zenden van arbeidskrachten. Kort daarop werd hij weer vrijgelaten omdat hij nodig was voor het oplossen van overvallen op distributiekantoren door het verzet om bonnen buit te maken. In die functie liet hij communisten, Joden, gijzelaars, Jehova’s Getuigen en verzetsmensen arresteren. In 1943 werd hij door de Höhere SS und Polizeiführer Johann Rauter ontslagen.
Hij deed onderzoek naar de Silbertannemoorden door de leden van het Sonderkommando Frank. Hij moest de dossiers aan zijn chef Louis Einthoven overhandigen en die liet ze spoorloos verdwijnen.
Na de oorlog deed hij voor het Bureau Nationale Veiligheid onderzoek naar de activiteiten van Reinder Zwolsman tijdens de oorlog. Hij werd daarbij zwaar tegengewerkt en mocht niet meer op zijn bureau komen. Hij vertrouwde het niet meer en liet zijn secretaresse dossiers uit het kantoor smokkelen en liet die op film zetten. De fotograaf vond het vreemd en die waarschuwde het BNV. Toen gaf minister-president Beel bevel aan Sanders om al het materiaal inclusief de filmpjes onmiddellijk in te leveren. Sanders deed dat, maar zei dat een deel in Enschede lag en dat hij dat niet zo gauw had kunnen ophalen. Toen liet Beel Sanders door twee klaarstaande politiemannen arresteren. Na enkele uren werd hij weer vrijgelaten. Hij leverde kort daarop het resterende materiaal in bij het BNV in Enschede.
Maar daar werd dezelfde avond ingebroken en het materiaal wed gestolen. De politie wist het op te sporen en gaf het bewijsmateriaal voor de inbraak aan het Ministerie van Justitie. Al deze zaken maakten deel uit van de beruchte ‘affaire Sanders’ die eind jaren veertig en begin jaren vijftig speelde, maar vervolgens in de doofpot ging. Die gaf het pas een aantal jaren aan de Binnenlandse Veiligheidsdienst.
Omstreeks 2008 overhandigde de AIVD de filmrolletjes aan het Nationaal Archief, maar die zond ze terug omdat de ze niet te bekijken vielen en de AIVD verplicht was ze te laten restaureren. In 2017 waren de filmrolletjes ondanks herhaaldelijk aandringen nog niet bij het Nationaal Archief. Ik heb toen door de heer Raak van de SP Kamervragen laten stellen. Minister Plasterk kwam na enkele maanden met ontwijkende nietszeggende antwoorden; eigenlijk had hij toen weggezonden moeten worden vanwege het weigeren de Tweede Kamer van de gevraagde informatie te voorzien. Nog steeds zijn de filmrolletjes niet bij het Nationaal Archief: het heeft er alle schijn van dat de AIVD op traditionele wijze de filmrolletjes uit een zeventig jaren oude affaire heeft laten verdwijnen.
François van ‘t Sant
Den Helder 11 februari 1883, Rotterdam 3 juni 1966
Hij werd in 1906 politieman in Rotterdam. Ondanks zijn relatief hoge opleiding van HBS-B kwam hij in de laagst mogelijke rang van ‘schrijver’ voor ongeschoolden, waarvoor je overigens niet eens hoefde te kunnen schrijven. Na het afleggen een half jaar later van het examen voor politie-inspecteur werd hij bevorderd tot de ongeveer tien rangen hogere rang van adspirant-inspecteur. Veel stupide historici beschrijven dit als een razendsnelle carrière, maar het was gewoon een gebruikelijke gang van zaken. In werkelijkheid bleef zijn carrière heel lang stil staan. In 1914 werd hij benoemd tot hoofd van de rivierpolitie. Dat was een relatief onbelangrijke dienst binnen het politiekorps, maar werd door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog opeens erg belangrijk vanwege het voorkomen van spionage, sabotage, smokkel en later ook diefstal van voedsel en andere schaarse goederen. Hij werd in 1914 aangetrokken als medewerker van de net opgerichte Centrale Inlichtingendienst. Vanwege die positie en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd hij betrokken bij de net opgerichte Centrale Inlichtingendienst.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij opeens schatrijk. Hij verklaarde dat met dat hij op de beurs gespeculeerd had. Je kon inderdaad in deze woelige tijden op de beurs aardige winsten maken, maar dan moest je wel een groot beginkapitaal hebben. Met veel geluk kon je je kapitaal wel verdubbelen en misschien nog iets meer. Maar de levensstijl die hij er later op na ging houden laat zien dat hij zijn oorspronkelijk armzalige kapitaal tot veel meer dan honderdvoudige had laten groeien.
De echte verklaring daarvoor is dat hij van een Britse geheime dienst veel geld, 300.000 gulden (te vergelijken met 3 miljoen Euro nu), kreeg om spionnen aan te stellen die informatie over Duitse activiteiten in de haven moesten doorgeven. Die activiteiten betroffen meestal spionage en smokkel van voor het Duitse leger en de Duitse industrie essentiële goederen. Van ’t Sant stelde die informanten niet aan, maar gaf gewoon informatie uit eigen bron door en stak het geld in eigen zak. Hij stond bekend als pro-Engels, maar het moet niet uitgesloten worden geacht dat hij dat als een alibi gebruikte om stilletjes ook voor Duitsland actief te zijn, waardoor hij informatiestromen nog beter kon manipuleren.
Deze veronderstelling wordt ondersteund door de constatering van de historicus Frans Kluiters, dat Van ’t Sant als agent voor de Duitse Abwehr actief was [http://docplayer.nl/48618979-Abw-b03-adressen-1-bijlage-3-adressen.html]. In november 1916 was hij nog steeds niet bevorderd uit de armzalige laagste officiersrang van adspirant-inspecteur en werd opeens benoemd tot hoofdcommissaris in Utrecht, wat vijf rangen hoger was; dit was wel een absurd grote carrièresprong. Het lijkt er sterk op dat hij stilletjes uit de haven weggewerkt werd en dat de hogere rang een soort zwijggeld was. Dat hij op goede voet met de Duitsers stond blijkt uit het feit dat hij in april 1918 door de Duitse regering benaderd werd om vredesonderhandelingen met Groot-Brittannië te organiseren.
Zijn naam komt voor op een vooroorlogse Duitse lijst van Abwehr-agenten. Het is mij onbekend over welke periode hij voor de Abwehr werkzaam was, maar ik schat in dat het van tijdens de Eerste Wereldoorlog tot het eind van de Tweede Wereldoorlog was.
In 1920 werd hij benoemd tot hoofdcommissaris van politie in Den Haag. Deze post eiste vertrouwdheid met inlichtingendiensten, omdat De Haag vanwege de aanwezigheid van ambassades en de regering een sleutelrol in de wereld van de inlichtingendiensten vervulde. Als hoofdcommissaris gaf hij rechtstreeks leiding aan de Haagse Politie Inlichtingendienst. Hij regelde voor koningin Wilhelmina diverse precaire zaakjes, die veelal te maken hadden met de uitspattingen van haar echtgenoot prins Hendrik. In deze functie liet hij de chef van de Inlichtingendienst Nanning Pool een infiltrant in de communistische partij CPH werven; dat werd Johannes Hubertus van Soolingen, die in januari 1923 werd aangesteld.
Hij leefde op grote voet. Hij liet door een architect een grote villa, genaamd Windekind, ontwerpen die gebouwd werd op een van de fraaiste plekjes van Den Haag aan de Nieuwe Parklaan 76 met het Westbroekpark aan de achterkant. Het was een villa met meerdere kamers voor dienstbodes. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zou de Sicherheitsdienst de villa gebruiken om helpers van Joden op te sluiten, verhoren en martelen. Hij nodigde regelmatig gezelschappen uit bij hem thuis of in een restaurant, bijv. De Witte Brug, voor uitgebreid diners. Hij leefde als een miljonair. In de jaren dertig stond hij stond op goede voet met Julius Barmat. Hij stelde ook Johann Gottlieb Crabbendam aan als zijn persoonlijk assistent.
Op Prinsjesdag 1932 verbood de Haagse burgemeester Bosch van Rosenthal de sinds 1910 bestaande demonstraties, Rooden Dinsdag genoemd, door eerst socialisten en later communisten. De communisten reageerden daarop door een protestvergadering in Den Haag te organiseren die wettelijk niet verboden kon worden. Na afloop ontstonden rellen en werd een politieman neergestoken die later overleed. De politie schoot op verschillende plekken in Den Haag en hakte met blanke sabels op de mensenmassa’s in: er vielen vele zwaargewonden. Ook waren er diverse meldingen van ‘politiemannen in burger’ die bewapend waren met ploertendoders en soms ook pistolen die samen met de politie de mensen te lijf gingen. Er werden naderhand veel steekwapens gevonden.
De kranten spraken er schande over en wezen unaniem de communisten als schuldigen aan. Na een maand werd de communistische beschuldiging dat de politie optrok met fascistische horden erkend en samen met hen op mensen schoot.
De burgemeester verklaarde toen, dat buiten medeweten van hem en de hoofdcommissaris, inspecteur van politie Van der Mark de fascistische Nationale Unie onder leiding van Groeninx van Zoelen had geronseld om de communisten te provoceren en samen met de politie tegen hen te vechten. Groeninx van Zoelen verklaarde dat hij een paar keer overleg had gevoerd met plaatsvervangend hoofdcommissaris Van der Meij en hem een circulaire had overhandigd die aan de NU’ers was toegezonden. De NU’ers kregen het advies zich te bewapenen met ploertendoders maar in de praktijk bleken er sommigen met pistolen en sabels bewapend te zijn.
Ze kregen van de politie instructie zich op het Nassauplein te verzamelen, waar ze vandaar naar toe moesten marcheren en dat ze een wit lintje moesten dragen om voor de politie herkenbaar te zijn. De politiemannen kregen opdracht om samen met de witte lintjes dragers op te trekken, daarnaast waren er drie- tot vierhonderd man in fascistisch uniform gekleed en hielden daardoor bij het marcheren een door de politie georganiseerde demonstratie.
De Inlichtingendienst speelde bij dit alles per definitie een belangrijke rol. De Inlichtingendienst viel rechtstreeks onder de hoofdcommissaris, waardoor het uiterst onwaarschijnlijk was dat de hoofdcommissaris van niets wist, zoals de burgemeester beweerde. Toen dat allemaal aan het licht kwam en duidelijk werd dat de burgemeester eerder enkele keren tegenover de Gemeenteraad gelogen had, verbood de burgemeester de Gemeenteraad om er verder over te discussiëren.
Van der Mark werd niet vervolgd vanwege de meervoudige pogingen tot doodslag of voor het toebrengen van ernstig lichamelijke letsels aan vele mensen en werd zelfs niet (oneervol) ontslagen vanwege het onrechtmatig handelen. Ruim een jaar later kreeg Van der Mark een dubbele promotie, wat volgens het bevorderingsbeleid eigenlijk niet toegestaan was, toen die tot het hoofd van de politie in Nijmegen werd benoemd. Deze zeer ongebruikelijke gang van zaken maakt het zeer aannemelijk dat de burgemeester en hoofdcommissaris Van ’t Sant wel degelijk van ter voren op de hoogte waren van het ronselen van de fascistische horden.
Van de Mark zou enige jaren later tot drie jaar gevangenis worden veroordeeld wegens criminele activiteiten, wat aantoont dat hij totaal ongeschikt was om een dubbele promotie te krijgen. Tijdens de oorlog zou hij voor de bunkerbouwer Reinder Zwolsman in Duitsland gaan werken.
Van ’t Sant kwam in conflict met burgemeester Bosch van Rosenthal en werd per 2 mei 1934 op non-actief gesteld. Hij werd per 1 januari 1935 wegens lichamelijke ongeschiktheid ontslagen. Daarna werd hij particulier secretaris van koningin Wilhelmina. Volgens de historicus Frans Kluiters was hij een agent van de Duitse Abwehr (contraspionage) [http://docplayer.nl/48618979-Abw-b03-adressen-1-bijlage-3-adressen.html].
Hij vertrok bij de Duitse inval in 1940 samen met koningin Wilhelmina naar Londen, waar hij benoemd werd tot hoofd van de Nederlandse Inlichtingendienst. Hij stuurde tijdens de oorlog Nederlandse agenten naar Nederland, die daar gearresteerd werden door gemengde teams van Sicherheitsdienst en politie, waarbij diverse Inlichtingendienstmannen tijdens de jaren dertig onder hem gewerkt hadden.
In augustus 1941 trad hij af als hoofd van de Centrale Inlichtingendienst, maar bleef particulier secretaris van koningin Wilhelmina zodat hij nog steeds veel geheimen vernam. In april 1942 werd voor hem de nieuwe functie van Directeur van Politie gecreëerd. Op aandringen van Churchill ontsloeg Wilhelmina hem in 1944 als particulier secretaris.
De geheim agent Alex Mertens beweerde na de oorlog dat het hem opviel dat voornamelijk agenten die aan de koningin werden voorgesteld in Nederland door de Sicherheitsdienst werden opgepakt. Dat zou zijn gekomen doordat koningin Wilhelmina de namen van de agenten aan Van ’t Sant vertelde en dat die het doorgaf aan Joseph Schreieder van de Duitse contraspionage in Den Haag. Ook Willem Sanders die na de oorlog onderzoek deed naar de gedragingen van Reinder Zwolsman kwam tot de conclusie dat het duo Zwolsman en Van ’t Sant spionage voor de Duitsers pleegde.
Na de oorlog bleef hij nog tot 1952 in Engeland wonen, volgens sommigen omdat hij bang was om bij onmiddellijke terugkeer in Nederland vermoord te worden.
Johannes Lubertus Savenije
Keulen-Ehrenfeld 17 oktober 1897, Eindhoven 13 april 1949
(zijn CABR-dossier heb ik maar voor een klein deel bestudeerd, zodat de meeste van zijn wandaden hier niet beschreven worden)
Hij was al sinds 1927 een informant voor de Duitse Abwehr; zijn woning aan de Spakenburgschestraat 8 was een aanloopadres voor Duitse spionnen (tot 1927 verhuisde hij regelmatig, maar daarna niet meer). Ook volgens de historicus Frans Kluiters was hij een agent van de Duitse Abwehr (contraspionage) [http://docplayer.nl/48618979-Abw-b03-adressen-1-bijlage-3-adressen.html]. Hij werkte sinds december 1936 bij de Vreemdelingendienst. Hij sprak vloeiend Nederlands en Duits. Hij kreeg in 1938 een medaille van verdienste uitgereikt door A. Wucherpfennig, secretaris van het Duitse consulaat, voor het verstrekken van inlichtingen betreffende de Vreemdelingendienst. Deze secretaris stond in nauw contact met de toen in Nederland verblijvende Duitse spion Traugott Protze.
Hij ging tijdens de oorlog bij de Sicherheitsdienst Referat IV C2 voor Bestrijding niet-linkse organisaties werken, eerst als tolk, maar deed later ook andere werkzaamheden. Hij werd in oktober 1940 lid van de NSB met stamboeknummer 112506 en ook lid van de SS.
Hij maakte deel uit van het ‘ontvangstcomité’ in het Englandspiel.
Mr. Josephus Robertus Hendricus van Schaik
Breda 31 januari 1882, Den Haag 23 maart 1962
Hij was oorspronkelijk advocaat. Hij was lid van de RKSP. Hij was van 1917 tot 1933 en van 1937 tot 1948 voorzitter van de Tweede Kamer. Hij was van 1933 tot 1937 minister van Justitie. Na de oorlog was hij gedurende twee korte perioden nog eens minister.
In 1934 weigerde hij in te laten grijpen toen fascisten een bomaanslag op een trein wilden plegen, die meer dan honderd mensen het leven had kunnen kosten; er waren sterke aanwijzingen dat NSB-leider Mussert van de geplande bomaanslag op de hoogte was. Onder zijn verantwoording werd een ongelovig persoon, ‘godloochenaar’, op de lijst van linksextremisten gezet, waarmee Van Schaik zich een tegenstander van de godsdienstvrijheid toonde (de persoon werd door deze registratie tijdens de oorlog door de Duitsers vermoord).
Hij gaf in 1934 opdracht aan de burgemeesters van grote gemeentes om de regionale inlichtingendiensten met de Gestapo te laten samenwerken. Hij stond toe dat Duitse spionnen ongehinderd in Nederland konden werken en zelfs mensen naar Duitsland ontvoerden. Hij ging ermee akkoord dat lokale inlichtingendiensten op onwettige wijze correspondentie onder valse naam met de Gestapo voerden en de correspondentie niet registreerden en archiveerden om controle door Gemeenteraad en Tweede Kamer onmogelijk te maken. Hij gaf opdracht om gegevens over Duitse vluchtelingen en Nederlandse communisten, verkregen via politie-infiltranten, aan de Gestapo in Berlijn te leveren. Na een interpellatie door het communistische Kamerlid Cornelis Schalker over de samenwerking met de Gestapo gaf hij te kennen dat hij een samenwerking met deze moordorganisatie doodnormaal vond. Hij liet op grote schaal Joodse en communistische vluchtelingen de grens overzetten naar een gewisse dood.
In 1936 liet hij de lijst van linksextremisten van de Centrale Inlichtingendienst in het Duits vertalen en aan de Gestapo leveren. Dat zou tijdens de oorlog bijdragen aan de dood van honderden linkse, vooral communistische, verzetsmensen.
De hele houding van Van Schaik suggereert dat hij fascistische principes aanhing. Dit is niet verbazingwekkend, omdat de prominente katholieke politici Romme, De Quay en Deckers ook openlijk van hun fascistische voorkeuren en antisemitische gevoelens uiting gaven.
Dr. Hendrik Jan (Chris) Scheffer
Woensel 7 juli 1919, Rotterdam 21 mei 2008
Zijn schuilnaam tijdens de oorlog en roepnaam na de oorlog was Rooie Kris. Hij maakte tijdens de oorlog deel uit van de verzetsgroep José onder leiding van Tjerk Elsinga, die na de oorlog overging in de geheime dienst, eigenlijk een criminele organisatie, van Hacke-Elsinga en vervolgens in de criminele organisatie SOAN.
Op 5 april 1945 pleegde de knokploeg waar Scheffer deel van uitmaakte een overval op de Dienststelle Meldekopf Rotterdam van de Sicherheitsdienst aan de Oudorpweg 33 in Rotterdam. De na de oorlog afgelegde verklaring over de achtergrond zou zijn dat de Dienststelle een ledenlijst van de Binnenlandse Strijdkrachten in bezit zou hebben. Mijns inziens is het een onzinnige verklaring, immers niemand buiten de Sicherheitsdienst kon vertellen dat daar zo een lijst zou bestaan en dat kon nooit bij een verzetsgroep bekend zijn. Als zo een lijst bij de Sicherheitsdienst zou bestaan, dan was die zeker niet in handen van een Dienststelle, maar op het hoofdkantoor van de Aussenstelle Rotterdam van de Sicherheitsdienst. Verder was de overval knullig, maar met veel bravoure opgezet. Zoiets doe je niet vlak voor de bevrijding. Wat de echte achtergrond van de overval was, is niet bekend.
De overval was zo opgezet dat een handlangster, Christina (Kitty) van der Have, een relatie met een Duitse militair moest aangaan, haar verjaardag in de bunker vieren en daarbij de militairen dronken moeten voeren en een slaapmiddel in de borrels moeten doen. Een nogal primitief romantische opzet die niet bij serieus verzet past. Toen de zwaarbewapende groep José naderde werd die van drie kanten onder vuur genomen, waarbij een van hen om het leven kwam.
Volgens de groep was Kitty echt verliefd geworden en had haar geliefde gezegd dat die maar beter weg kon blijven. Dit zou door de Duitsers opgevat zijn als waarschuwing voor onraad. Kitty zou door een briefje bij het kelderraam, waardoor de groep wilde binnenkomen, voor gevaar hebben willen waarschuwen, maar door een Duitse militair betrapt zijn.
De groep ging er vanuit dat Kitty moedwillig verraad had gepleegd en lieten haar arresteren. Nadat een onderzoek had uitgewezen dat Kitty onschuldig was, werd ze door Willem Mooij vrijgelaten. Daarop wilde de groep het recht in eigen hand nemen. De groep ontvoerde Kitty op 5 juni 1945 en martelde haar door het hoofd onder water te houden. De martelingen waren zo hevig dat de Gestapo er nog wat van had kunnen leren. Kitty zou bij die martelingen bekend hebben. Daarop vermoordde Scheffer haar met een injectie met cyaankali. Het lijk werd naakt in een zak gestopt, die vervolgens werd dichtgenaaid. De zak werd in het water Boerengat gegooid. Het lichaam werd zes dagen later gevonden met een onherkenbaar toegetakeld gezicht. Volgens de politieman Jan van den Ende, die onderzoek naar de moord deed, was de werkelijke reden van de moord niet het zogenaamde verraad, maar simpel dat Kitty te veel wist over duistere praktijken van de groep tijdens de oorlog en dreigde daarmee naar buiten te komen.
Overigens was Scheffer ook betrokken bij de moord op Pieter Adrianus Kuntz. Kuntz was een Duitser die al ver voor de oorlog in Nederland woonde. Tijdens de oorlog wilde hij niet in Duitse Wehrmachtdienst en dook onder. Hij werd echter gearresteerd door Anton van der Waals. Voor het Kriegsgericht werd de doodstraf tegen hem geëist, maar door het einde van de oorlog werd de zaak niet meer afgehandeld. Na de oorlog mocht hij vanwege zijn goede houding in Nederland blijven. Hij werd op 1 juni 1945 dood gevonden. De reden van de moord is nooit echt uitgezocht, maar het schijnt te maken te hebben met de ligplaats van een boot waarop geborgen munitie was opgeslagen. Kuntz was behulpzaam geweest bij het bergen van munitie dat de groep Josè goed kon gebruiken. Kuntz wist de ligplaats van de boot, maar wist ook dat die verplaatst zou worden. Na zijn arrestatie werd hij door de Sicherheitsdienst hierover ondervraagd en vertelde na enkele dagen waarin hij gemarteld werd de oude ligplaats in de veronderstelling dat de boot daar weg was gehaald. Maar de groep had de boot juist weer op die plek teruggelegd. De Sicherheitsdienst ging er heen en er werd geschoten waardoor enkele mensen van de knokploeg om het leven kwamen. Maar er is ook een bewering van een justitiemedewerker dat Kuntz net zoals Kitty te veel over de leden van de groep José wist.
De groep deed een valse aangifte wegens diefstal van een briljant tegen Mooij, die Kitty vrijgelaten had, en die werd daardoor op basis van een vals getuigenis tot twee jaar gevangenisstraf veroordeeld.
De groep José ging op in de geheime dienst Hacke-Elsinga die nauwe banden met VVD-minister Stikker onderhield. Die vormde de groep om tot de SOAN die een grote criminele organisatie werd die zich bezighield met smokkel, diefstallen en moorden.
Twee leden van de oorspronkelijk organisatie José werden in 1949 veroordeeld wegens smokkelactiviteiten in SOAN-verband. Een van hen werd bang dat er meer veroordelingen zouden volgen en besloot alle criminele activiteiten te vertellen, inclusief de martelmoord op Kitty. Daarop werd Scheffer gearresteerd en tot een voorwaardelijke straf veroordeeld. Heden ten dage zou iemand die zo een gruwelijke wrede martelmoord zou plegen waarschijnlijk een levenslange gevangenisstraf krijgen.
Scheffer ontwikkelde zich na een studie tot historicus. In 1976 werd Scheffer door KVP-minister van Justitie Andries van Agt aangesteld om historisch onderzoek te doen naar het gedrag van de oorlogsmisdadiger Pieter Menten tijdens de Tweede Wereldoorlog in Polen, waarbij hij zich in dienst van de SS schuldig had gemaakt aan het medeplegen van massamoorden. Pieter Menten was in 1947 eerst door Hoelen van de Ursulakliniek in bescherming genomen door hem voor justitie in zijn kliniek te verbergen. Vervolgens werd hij vrijwel van alle beschuldigingen vrijgepleit door de actieve steun van zijn advocaat Rad Kortenhorst, die tevens voorzitter van de Tweede Kamer was. Hoelen stond in nauw contact met de prominente KVP’ers Romme en Kortenhorst. Verder had de voormalige KVP-minister-president Beel nauwe banden met de SOAN. En nu legde wederom een KVP’er het onderzoek naar Menten in handen van Scheffer die uit de SOAN kwam om feiten te onderzoeken over iemand die door prominente KVP’ers in bescherming was genomen, terwijl Scheffer zelf ook een wrede moord had begaan en bij een tweede betrokken was.
Toen het verleden van Scheffer gedeeltelijk uit kwam was Van Agt gedwongen om de aanstelling van Scheffer in te trekken. Van Agt stelde daarbij dat hij niet op de hoogte was van het verleden van Scheffer. Later zou Van Agt zich inzetten voor de vrijlating van de vier van Breda die vele buitengewoon wrede massamoorden op hun geweten hadden. Eentje was zelfs verantwoordelijk voor de moord op tienduizend Haagse Joden.
Jan Hendrik Schoo
Tiel 12 december 1908
(zijn CABR-dossier heb ik maar voor een klein deel bestudeerd, zodat de meeste van zijn wandaden hier niet beschreven worden)
Hij kwam in 1933 bij de politie. Hij sprak goed Duits. Hij werd pas in 1942 lid van NSB met stamboeknummer 165646, Rechtsfront en SS met nummer 2273. Hij kwam in april 1942 bij de Documentatiedienst, waar hij nauw met de Sicherheitsdienst samenwerkte. Hij had als hobby hardlopen over langere afstanden, wat hem van pas kwam om vluchtende personen te achterhalen.
Hij was betrokken bij de inval in de woning van Gerbert Bakker, waardoor enkele communisten gearresteerd konden worden. Bij de daaruit volgende arrestatie van de communist Jan van Kalsbeek schoot hij zijn pistool leeg in diens rug Hij kreeg daarvoor een beloning van 300 gulden door de Sicherheitsdienstman Erich Deppner persoonlijk uitgereikt.
Hij verrichtte regelmatig extra opdrachten, zoals het opsporen van Joden en communisten. Daarvoor kreeg hij extra beloningen, waardoor hij zo rijk werd dat hij via Reinder Zwolsman een rijtje huizen voor 18.000 gulden kon kopen.
In augustus 1944 werd de Documentatiedienst geïncorporeerd in de Sicherheitsdienst, daarbij ging Schoo ook over.
Hij werkte direct na de oorlog nog voor de Politieke Opsporings Dienst. Hij werd toch nog tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld. Hij verloor eerst al zijn pensioenrechten, maar kreeg later 10% terug. Na zijn vrijlating in 1952 ging hij in Hengelo wonen. Hij hertrouwde met een Duitse vrouw en wilde naar Duitsland verhuizen.
Hendrik Alexander Seijffardt
Breda 1 november 182, Den Haag 6 februari 1943
Zijn naam werd in kranten meestal geschreven als Seyffardt. Hij was van 1929 tot 1934 chef van de Generale Staf, waar de Centrale Inlichtingendienst onder viel.
Hij trad af in 1934. Hij werd in 1937 lid van de NSB. Hij stond tweede helft jaren dertig in regelmatig contact met de Duitse spion Traugott Protze.
Hij richtte in 1942 het Nederlandsch Vrijwilligerslegioen op om Nederlandse vrijwilligers aan het oostfront laten vechten. Omdat de Sovjet-Unie op dat moment bondgenoot van Nederland was, voerde hij oorlog tegen de Nederlandse staat. Hij riep Nederlanders op om als vrijwilliger tegen de Sovjet-Unie te gaan vechten.
Hij kocht in Den Haag goedkoop een pand dat van een jood gestolen was en ging daarin wonen, omdat zijn eerdere woning ontruimd moest worden vanwege de aanleg van de Atlantikwall.
Hij was lid van het Secretarie van Staat, een soort voorloper van een toekomstig kabinet Mussert, waarin hij de functie van Gemachtigde voor het Vrijwilligerslegioen vervulde. Hij werd op 4 februari 1943 geliquideerd door Jan Verleun die lid van de communistische verzetsgroep CS6 was, de verzetsman Gerrit Kastein was bij de liquidatie aanwezig (volgens sommige historici werd de aanslag door Leo Frijda gepleegd, terwijl een van de twee genoemden er niet bij aanwezig was; omdat alle betrokkenen om het leven zijn gekomen, weet niemand het met zekerheid). Seijffardt overleed twee dagen later. De reden van de liquidatie zou zijn geweest dat het Secretarie van Staat gezien werd als een begin van een kabinet Mussert dat de militaire dienstplicht zou kunnen invoeren, waarna tienduizenden mannen nar het Oostfront gestuurd zouden kunnen worden (daarvan zou dan net zoals in de tijde van Napoleon het merendeel sneuvelen).
De dochters Seijffardt werkten tijdens de oorlog voor de Gestapo. Zijn zoon was lid van het Vrijwilligerslegioen, medewerker van de fascistisch georiënteerde ‘Economische Voorlichting’ en van het in schijn illegale blad De Gil, dat in werkelijkheid een geraffineerd propagandablad van de Duitsers was. Na een eis van acht jaar werd hij tot vier jaar gevangenisstraf veroordeeld.
Het is krankzinnig om te bedenken dat Seijffardt leiding gaf aan de Centrale Inlichtingendienst gaf, terwijl hij zelf staatsgevaarlijk was. En dat hij in de hoogste legerleiding zat, die het land tegen buitenlandse vijanden moest verdedigen, terwijl hij spioneerde voor de grootste vijand. Maar het hoort bij de traditie van de katholieke, protestants-christelijke en liberale partijen om te heulen met staatsgevaarlijke lieden en landverraders. Ze kwalificeerden de linkse partijen, en daarbij vooral de communistische partij, als staatsgevaarlijk en landverraderlijk, terwijl juist deze partijen tegen de staatsgevaarlijke NSB en de samenwerking met de potentiële vijand Duitsland protesteerden. Er is geen beter alibi voor het staatsgevaarlijk en landverraderlijk zijn dan anderen daarvan te beschuldigen.
De werkelijkheid was dat de katholieke, protestants-christelijke en liberale partijen de staatsgevaarlijke en landverraderlijke partijen waren naast de fascistische partijen waar ze nauw mee samenwerkten. Dat zien we aan het inhuren van gewapende fascistische horden in 1932 om de communisten met geweld te belagen, het benoemen van grote aantallen aanhangers van de NSB in de hoogste officiersrangen van het leger, het werven van NSB’ers en Duitse spionnen voor de inlichtingendiensten, de samenwerking met de Gestapo die in 1935 begon enz. En ook aan het na de oorlog opnemen van voormalige Gestapo-medewerkers in de Binnenlandse Veiligheidsdienst. En verder aan het na de oorlog opnemen van leden van de Duitse terreurorganisatie Werwolf in de SOAN en de Binnenlandse Veiligheidsdienst, het onbestraft laten van het beramen van een staatsgreep en ontvoeringen van en moorden op onwelgevallige politici door leden van de SOAN. En in de tweede helft van de twintigste eeuw de samenwerking tussen de organisatie Operatiën & Inlichtingen met de bloeddorstige Italiaanse moord- en terreurorganisatie Gladio. Operatiën & Inlichtingen stond op het laatst onder leiding van de PvdA-politicus Max van der Stoel, die altijd voorgaf op te komen voor mensenrechten, maar ondertussen nauw met de grootste fascistische moordenaarsbende in Europa samenwerkte.
Friedrich Wilhelm Simon
Amsterdam 24 maart 1884, Den Haag 26 september 1949
(zijn CABR-dossier heb ik maar voor een klein deel bestudeerd, zodat de meeste van zijn wandaden hier niet beschreven worden)
Hij was al ver voor de oorlog politieman. Vanwege het ‘ambtenarenverbod’ mocht hij geen lid van een fascistische organisatie zijn en maakte daarom in 1934 zijn dochter lid van de jeugdvereniging van de Algemeene Nederlandsche Fascisten Bond van Jan Baars.
Hij was tijdens het eerste oorlogsjaar werkzaam bij de Algemeenen Dienst. Hij werd op 22 januari 1941 lid van de NSB met stamboeknummer 126152. Hij werd door NSB-hoofdcommissaris Hamer na het afzetten van Crabbendam op de avond van 2 april 1941, enkele minuten later tot diens opvolger benoemd als chef van de Documentatiedienst en week later bevorderd tot commissaris. De benoeming vond midden in de operatie tegen de Stijkelgroep plaats. Hij gaf aan zijn ondergeschikte Heijnis de opdracht om alle informatie van de bij de communisten geïnfiltreerde Johannes Hubertus van Soolingen onmiddellijk aan hem moest worden doorgegeven.
Eind 1942 nam hij tijdelijk het hoofdcommissariaat waar omdat hoofdcommissaris Hamer vanwege zijn drankverslaving en regelmatige dronkenschap uit zijn functie was gezet. In 1943 werd Simon definitief naar de Justitieelen dienst overgeplaatst.
Toen naar aanleiding van de aanslag op Rauter bij wijze van represaille 80 personen op 8 maart 1945 gefusilleerd moesten worden, selecteerde hij samen met Friedrich Frank de slachtoffers.
Hij werd na de oorlog vervolgd voor het laten arresteren van de Stijkelgroep, terwijl dat het werk van Crabbendam was. Crabbendam die leiding had gegeven aan de opsporing en arrestatie van de Stijkelgroep werd niet vervolgd. Simon had alleen de lopende actie tegen de Stijkelgroep afgewikkeld. Hij werd na oorlog tot gevangenisstraf veroordeeld. Hij werd door Lou de Jong genoemd als eerste chef van de Documentatiedienst, om zo te verhullen dat het naoorlogse hoofd van afdeling B van de Binnenlandse Veiligheidsdienst Crabbendam in werkelijkheid de eerste chef was.
Marten Slagter (de lange)
Emmen 30 maart 1904
(zijn CABR-dossier heb ik maar voor een klein deel bestudeerd, zodat de meeste van zijn wandaden hier niet beschreven worden)
Zijn bijnaam was vanwege zijn lengte van 1,85 m ‘De Lange’. Hij kwam per 1-6-1923 bij de Haagse politie. Na wegens bezuinigingen ontslagen te zijn, kwam hij in juni 1925 opnieuw bij de Haagse politie. Hij werkte begin jaren dertig al onder Van ‘t Sant binnen de Haagse Politie Inlichtingendienst.
Hij onderhield vanaf 1935 contacten met de Gestapo. Hij werd secretaris van de politiemannenzangvereniging Entre Nous, om op die manier in 1935 een dekmantel voor geheim overleg met de Gestapo te hebben bij een bezoek van Entre Nous aan de Polizei Gesang Verein in Wuppertal. Bij die uitwisseling ontstonden contacten met de Duitser Kurt Döhring, die in mei 1940 een van de twee eerste Sicherheitsdienstmannen was die zich in Den Haag vestigde. Dit contact was feitelijk de voorbereiding op de Duitse terreur gedurende de Tweede Wereldoorlog in Den Haag. Na dit eerste contact werd Slagter voorzitter, om de geheime contacten nog makkelijker te laten verlopen en kon hij nog meer inlichtingendienstmannen bij het bestuur betrekken. In 1936 bracht Entre Nous een soortgelijk bezoek aan Breslau.
Hij werd meteen na Nederlandse capitulatie lid van NSB met stamboeknummer 95203; dit nummer beneden de 100.000 gaf aan dat hij al voor de oorlog geheim lid van de NSB was. Tijdens de bezetting maakte hij van begin af aan deel uit van de Documentatiedienst waar hij ten behoeve van de Sicherheitsdienst werkte. Vanaf maart 1941 werd hij door de chef van de Documentatiedienst Crabbendam hij gedetacheerd bij de Sicherheitsdienst Referat IV C2 voor Bestrijding niet-linkse organisatie onder leiding van Bartels. Hij mishandelde gevangenen. Hij kreeg voor speciale opdrachten extra beloningen van de Sicherheitsdienst. Die waren zo omvangrijk dat hij een in een welgestelde buurt op de Van Soutelandelaan 7 een van de Joodse Alexander Frenkel gestolen woning kon kopen.
Hij werkte gedurende vrijwel de gehele oorlogsperiode nauw samen met Leo Poos en ook veelvuldig met Anton van der Waals. Hij was al in augustus 1940 betrokken bij het arresteren van agenten die in het kader van het Englandspiel boven Nederland werden gedropt. De eerste agenten die hij arresteerde, landden in augustus 1940 op het strand bij Katwijk of Noordwijk. Hij maakte bij het Englandspiel deel uit van het zogenoemde ‘ontvangstcomité’.
Om vertrouwen te wekken droegen hij en Slagter een speldje van de Nederlandse Unie. Vanaf augustus 1941 deed hij onderzoek naar de Ordedienst. Het bekende lid van de Ordedienst Pim Boellaard werd door dit duo gearresteerd. Hij infiltreerde samen met Leo Poos de Ordedienst en kwam zo in contact met gedropte agenten uit Engeland.
Hij arresteerde in 1943 de prominente sociaaldemocratische verzetsman Wiardi Beckman, die in Dachau om het leven zou komen.
De door de Sicherheitsdienst gearresteerde Jood Jakob Mendels die middels chantage in een V-Mann werd omgeturnd, moest aan hem rapporteren. Op deze manier gaf hij leiding aan de infiltratie in een pilotenlijn van Nijmegen naar Spanje, waarlangs de Duitse contraspionage spionnen naar Engeland kon loodsen en aan het in Amsterdam oprollen van communistische geheime zenders naar Moskou van de Rote Kapelle. Hij maakte rond augustus 1943 deel uit van het Sonderkommando Munt dat in Amsterdam leden van Rote Kapelle, waaronder Pam Pooters, gearresteerd werden.
In het kader van het Englandspiel verrichtte hij samen met Marten Slagter arrestaties van personen die door Anton van der Waals of uit verhoren van gedropte geheime agenten aan het licht waren gekomen. Bij de arrestanten werden huiszoekingen gedaan, waarbij het duo regelmatig kostbaarheden te eigen bate ontvreemden. Soms kwam het voor dat de arrestant een vermogend persoon was en dan keerde het duo enkele keren terug om de woning in belangrijke mate leeg te halen.
In 1944 wilde de verzetsgroep Karl een aanslag op hem plegen, maar doordat een infiltrant van de Sicherheitsdienst het verraadde werd het voorkomen en de groep gearresteerd, waarvan er velen om het leven kwamen.
Hij nam op 15 juni 1944 deel aan een door de Sicherheitsdienst gefingeerde wapendropping in Helvoirt, waarbij een verzetsgroep in de val werd gelokt. Bij de daaropvolgende schietpartij en fusillering kwamen 13 verzetsmensen om het leven.
Na de oorlog kregen hij en zijn maat Leo Poos van de directeur van het Bureau Nationale Veiligheid het bevel om geen verklaringen over Anton van der Waals af te leggen anders dan tegen Einthoven zelf of de minister-president Beel.
In het najaar van 1944 liet hij zijn vrouw naar het ten zuiden van Leipzig gelegen Altenburg verhuizen, omdat hij het vanwege naar hem gerichte dreigingen uit het verzet en dreigende oorlogshandelingen het voor haar niet meer veilig in Nederland achtte.
Hij werd na de oorlog ter dood veroordeeld, maar dat werd omgezet in levenslange gevangenisstraf. Hij kwam in 1963 vrij.
Zijn naam komt voor op de lijst van Abwehr-agenten die de historicus Frans Kluiters heeft samengesteld.
Johannes Hubertus van Soolingen (Joop, Piet, Van Es)
Den Haag 9 juni 1886, Den Haag 7 juni 1959
Zijn roepnaam was Joop. Hij was de zoon van een politieagent. Hij ging als dertienjarige werken als behangersleerling. Hij werd ingeloot voor de militaire dienst en ging op zijn 19e in dienst. Hij meldde zich als vrijwilliger aan om in 1906 voor twee jaar in Nederlandsch Oost-Indië als milicien te gaan dienen. Na terugkeer werd hij weer behanger, maar behield het voornemen om ooit weer naar Nederlandsch Indië terug te keren. In 1914 werd hij vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gemobiliseerd.
Na de demobilisatie in 1918 bleef hij als vrijwilliger nog een jaar in het leger. Hij kreeg toen een opleiding, indoctrinatie, in het anticommunisme. Na dat jaar werd hij weer behanger.
De Amsterdamse inspecteur van politie Broekhoff, die de coördinatie tussen de Centrale Inlichtingendienst en de gemeentelijke inlichtingendiensten verzorgde gaf in 1922 te kennen dat hij infiltratie in de lokale afdelingen van de communistische partij CPH nodig vond. Dit werd doorgegeven aan de minister van Justitie Heemskerk. Die gaf opdracht aan de burgemeesters van de grotere gemeenten de opdracht om de CPH te infiltreren. In Den Haag gaf burgemeester Patijn de opdracht door aan hoofdcommissaris François van ’t Sant. De hoofdcommissaris riep de chef van de Inlichtingendienst Nanning Pool bij zich en speelde de opdracht door. De keuze viel op Johannes Hubertus van Soolingen die werd aanbevolen door de voormalige schoolvriend Lucas van Uffelen, die bij de inlichtingendienst werkte. Er werd afgesproken dat hij voor zijn werk, vooral het bezoeken van vergaderingen, 25 gulden per maand zou krijgen, wat later in zes gulden per week veranderd werd. Later werd het verhoogd tot tien gulden per week. Deze vergoedingen kwamen uit een geheim politiepotje, waar geen controle over was, zodat er zo nu en dan door de hogere politieofficieren mee gefraudeerd of uit gestolen werd.
Hij meldde zich in januari 1923 aan als lid van de CPH. Hij gaf regelmatig de plannen voor vergaderingen, demonstraties en stakingen door. Ook gaf hij door wie wat tijdens vergaderingen had gezegd en probeerde zoveel mogelijk de namen van aanwezigen door te geven. In de loop van de jaren dertig was er bij vergaderingen ook een herkenbare politieman aanwezig. Deze politieman en Van Soolingen mochten niet laten merken dat ze elkaar kenden. Binnen de inlichtingendienst werd Van Soolingen aangeduid met Van Es, naar de eerste letter van zijn achternaam.
In het begin was de organisatie van de inlichtingendienst nog niet erg goed, zodat het kon gebeuren dat een andere politie-informant Van Soolingen kon aanmelden om op de lijst van linksextremisten van de Centrale Inlichtingendienst te plaatsen met de volgende toevoeging: ‘Behanger. Was februari 1925 bestuurslid W.A.C. In 1926 bestuurslid afdeling C.P.H.‘ Al in februari 1923 werd hij in verband gebracht met het Werkloozen Agitatie Comité en in 1926 werd gemeld dat hij lid van het bestuur van een afdeling van de CPH was. Vervolgens zat hij namens de CPH in het Sacco en Vanzetti Comité, dat twee valselijk beschuldigde Amerikanen van de elektrische stoel moest redden. Hij reisde voor de CPH zelfs naar bijeenkomsten met buitenlanders in Antwerpen en Aken. Bij de wisseling van chefs van de Politie Inlichtingendienst werd hij steeds aan de nieuwe chef voorgesteld. Inlichtingendienstmannen waar hij in de loop der tijd verslag aan uitbracht waren Steven Pegels, Abraham van Dijk, Jacob Gros en Ari van den Bos.
In 1935 ging hij aan de Vaillantlaan 393 wonen. Hij werd ernstig ziek, waarna hij in 1936 arbeidsongeschikt werd verklaard. Hij kreeg toen een uitkering van negen gulden per week van de Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon, die een uitkering gaf aan armen zonder of zeer weinig inkomen. Deze uitkering werd in de volksmond ‘steun’ genoemd. Mensen die naast hun steun geld ontvingen, pleegden steunfraude, een vergrijp dat scherp vervolgd werd. Omdat Van Soolingen van de Inlichtingendienst geld ontving, pleegde hij steunfraude. Zo hielp de ene gemeentelijke dienst, de Inlichtingendienst willens en wetens iemand fraude te plegen tegenover een andere gemeentelijke dienst. In feite behoorde de chef van de Inlichtingendienst, en misschien de hoofdcommissaris en burgemeester De Monchy ook, daarvoor gevangenisstraf te krijgen.
Omstreeks 1938 kwam hij in contact met de uit Nederlandsch Indië overgekomen politie-informant radja Hakim Tampoebolon, die onder communistisch georiënteerde Indonesische studenten werkte. Waarschijnlijk omdat Van Soolingen nog heimwee naar Indië had, ontstond er een vriendschap waarbij Tampoebolon regelmatig bij hem over de vloer kwam. Dit mondde er in uit dat zijn dochter Alida een relatie met Tampoebolon kreeg.
Na de Duitse inval gaf burgemeester De Monchy volgens de Aanwijzingen die hij van de minister van Justitie had ontvangen opdracht aan de Inlichtingendienst om voor de Duitse bezetter door te werken. Nog in mei 1940 ontving Van Soolingen het verzoek om zijn infiltratie in de CPN voort te zetten, waaraan hij gevolg gaf. Zijn contactman binnen de Inlichtingendienst bleef Ari van den Bos.
Over zijn opdrachten verklaarde Van Soolingen tijdens naoorlogse verhoren:
“mijn opdrachten luidden toen: door te dringen in het ondergrondse werk van de communistische partij en alle bijzonderheden aan Van der Weerd door te geven, zoals verspreiden van illegale blaadjes, leidende figuren, leden van een terreurgroep enz.
[…]
Aanvankelijk kreeg ik voor dat werk fl. 6.- per week doch dat werd later verhoogd tot fl 10.- per week. Ik zelf was ook een illegaal werker voor de communistische partij en verspreidde ik in mijn omgeving de illegale blaadjes van “De Waarheid”. Ik deed dit om zoveel mogelijk vertrouwen te winnen en zo ver mogelijk in deze aangelegenheid te kunnen doordringen, althans niet om principiële redenen.’
In het begin had de infiltratie in de CPN weinig betekenis, omdat de opbouw van de illegale organisatie nog in volle gang was. Maar al in augustus 1940 was hij betrokken bij het verspreiden van illegale communistische publicaties. Bij de opbouw van de illegale CPN werden veiligheidshalve cellen van ongeveer vijf personen gevormd. Van Soolingen kwam in een groepje van Chris van Spronsen terecht. Dat groepje kwam zo nu en dan bijeen bij Willem Harthoorn aan het Oranjeplein 49. Als activiteit ging hij vanaf november het illegale blaadje De Vonk over 15 personen distribueren. Zodoende kende hij minstens 15 deelnemers aan de verzetsgroep De Vonk. Omdat hij al vanaf 1923 actief was in de CPN genoot hij veel vertrouwen van de deelnemers en kon hij door praatjes aan de deur informatie verwerven en nog veel meer namen van deelnemers achterhalen. Dit gaf hij allemaal door aan zijn contactman Ari van den Bos bij de Inlichtingendienst, die vanaf 25 november 1940 Documentatiedienst heette vanwege het vastleggen van informatie over communisten.
Ten gevolge van de informatie die hij aan de Documentatiedienst gaf werden op 28 april 1941 een paar communisten gearresteerd om te voorkomen dat een speciaal 1 mei-nummer van DE Vonk verspreid zou worden. Vanaf 6 juni 1941 begonnen er systematische arrestaties van communisten en op 12 augustus werden enige tientallen communisten in een grote operatie gearresteerd. Daarna vonden tot november 1941 arrestaties plaats onder mensen die in eerste instantie wisten te ontkomen of waarover door wrede verhoormethoden informatie was verkregen. Bij elkaar leidde het tot 136 arrestaties (ik te twee schijnarrestaties van V-Männer niet mee), 80 man die naar Duitse concentratiekampen verdwenen en 60 doden.
Uit de verhoren van de doodgemartelde Herman Holstege leerde de Sicherheitsdienst de namen van een communistische groep in Schiedam. Er volgden ongeveer dertig arrestaties, waaruit 25 doden volgden. Die kunnen allemaal op het conto van Van Soolingen geschreven worden.
Vanaf augustus 1941 ging Van Soolingen aan de politieman Jilis van der Weerd rapporteren. Rond april 1942 gaf hij door dat de illegale CPN in de regio Den Haag vanuit Delft opereerde. Dit resulteerde in mei-juli 1942 in een arrestatiegolf in Delft met ongeveer 60 arrestanten, waarvan er vier gefusilleerd werden en vier in een concentratiekamp om het leven kwamen.
Vanaf mei 1942 kwamen er grote aantallen doodsmeldingen uit de concentratiekampen binnen. Leden van de Documentatiedienst brachten de doodsmeldingen naar de achterblijvende familieleden. Daardoor was binnen de Documentatiedienst algemeen bekend dat het arresteren van communisten equivalent aan het vermoorden van communisten was. Van Soolingen leerde van de vele doden zowel vanuit de Documentatiedienst als van de communisten waarmee hij contacten bleef onderhouden. Hoewel hij al van begin af aan had kunnen weten dat zijn werk in vele doden resulteerde, had hij van mei 1942 absolute zekerheid dat hij een sleutelfiguur bij een massamoord was.
Vanaf zomer 1942 ging hij aan de Inlichtingendienstman Johannes Hubertus Veefkind rapporteren; hij kende hem al vanaf 1926 uit de Inlichtingendienst. In september 1942 meldde hij Veefkind dat hij iets groots op het spoor was en verzocht de arrestaties van communisten stop te zetten, omdat anders zijn leven mogelijk in gevaar kwam. Veefkind meldde dat aan zijn superieuren bij de Sicherheitsdienst: ‘[…] versichert, dass – wenn ihm einige Zeit für ruhige Arbeit gewährt wird, er imstande sein wird, wichtige Einzelheiten über die CPN in Den Haag zu melden. Er bittet, während diese Zeit in keinerlei Weise einzugreifen. Dadurch würde man höchstens ein oder 2 Mann festnehmen können und würde die ganze Sache im Sande verlaufen. Auserdem würde sein eigenes Leben denn gefährdet sein’. Dat grote was een contact me de nieuwe communistische stadsleider Jaap Boekman, die van Joodse afkomst was. Van Soolingen liet Boekman in de val lopen en die werd gearresteerd. Daaruit volgden ruim veertig arrestaties en 13 doden. Daarnaast verraadde hij ook de twee personen, Bronkhorst en Kleingeld, aan de Documentatiedienst. Van Soolingen zelf werd in februari 1943 ook gearresteerd, maar dat betrof een schijnarrestatie, want er volgde een onmiddellijk bevel tof ‘sofortige Wiederentlassing’.
Hij was ook betrokken bij het opsporen van materialen die in het kader van het Englandspiel ten behoeve van gedropte geheime agenten werden gedropt.
In de loop van 1943 ging Van Soolingen aan de Inlichtingendienstman Cornelis Heijnis rapporteren. Tot begin 1945 ken ik geen namen van arrestanten door zijn toedoen, alhoewel ze er waarschijnlijk wel zijn geweest. Begin 1945 verraadde hij de toenmalige drukker van De Waarheid. Er volgden vier arrestaties, waarna drie personen gefusilleerd werden. Het totale aantal bekende dodelijke slachtoffers van Van Soolingen bedraagt ongeveer 120.
In juni 1945 werd hij benaderd door zijn voormalige contactman bij de Inlichtingendienst Jakob Gros, die hem probeerde over te halen opnieuw voor de Inlichtingendienst de CPN te infiltreren. Dit ging niet door, want hij werd op 22 juni 1945 gearresteerd, doordat Nel Verheijen zijn verradersrol had doorzien en aangifte tegen hem had gedaan. Vervolgens heeft ook Antonius van der Kaaij verklaard dat hij Van Soolingen tijdens de oorlog had herkend als een vooroorlogs lid van de CPN.
Tijdens het proces tegen hem werden hem alleen de doden verweten die door de aangeefster van zijn verradersrol waren aangegeven plus nog het veroorzaken van de arrestaties van zijn aangeefster en een voormalig communistisch gemeenteraadslid. Een aangifte door Bronkhorst werd genegeerd. Op dat moment waren bij justitie wel zij verradersrol in de gevallen van de communisten in Delft en Jaap Boekman bekend. Die stonden vermeld in het dossier van Johannes Hubertus Veefkind en het was een standaardprocedure dat zulke stukken werden gedupliceerd naar alle betrokkenen van een misdrijf. Maar ze waren uit het dossier van Van Soolingen verwijderd, mogelijk was dat al het geval op het moment van de vervolging. Hij had dus vervolgd kunnen worden voor het veroorzaken van 24 doden in plaats van nu drie, maar dat gebeurde in het corrupte Nederlandse justitiële systeem niet.
Tijdens het proces benaderde de Centrale Veiligheidsdienstman Gros hem met het dringende verzoek om zijn naam en die van Abraham van Dijk tijdens de rechtszaak niet te noemen. Dit toont aan dat deze niet-vervolgde lieden veel te vrezen hadden.
De rechter gaf op beschaafde wijze te kennen dat hij kotsmisselijk van Van Soolingen was. Maar desalniettemin vond hij diens vooroorlogse werkzaamheden voor de Inlichtingendienst een verzachtende omstandigheid. Van Soolingen werd op 10 november 1947 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig jaar. De rechter verklaarde het milde vonnis met:
‘Overwegende dat na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde misdrijven en de te rechtszitting gebleken omstandigheden waarmede zij zijn begaan; mede gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het Hof bijzonderlijk heeft overwogen dat verdachte’s misdrijf zo laag en zo ignobel is en dat de wijze waarop hij zijn slachtoffers heeft verraden zo judasachtig is, dat slechts het feit dat verdachte een oude man is hem heeft gered van een vonnis waarbij hij tot levenslange gevangenisstraf werd veroordeeld.’
Hij wilde vervolgens in cassatie gaan. Maar zijn advocaat raadde het hem dat af, omdat Gros te kennen had gegeven dat de Inlichtingendienst wel een methode wist om hem vrij te krijgen.
Op 10 juni 1948 vroeg het hoofd ‘van den dienst’ (hoofd afdeling B van de Binnenlandse Veiligheidsdienst) Crabbendam bij de procureur-generaal het dossier van Van Soolingen op, terwijl hij er niets mee te maken had. Tegenwoordig bevat de twee dunne dossiertjes van Van Soolingen opmerkelijk weinig documenten. Veel stukken die er normaal gesproken in hadden moeten zitten ontbreken erin. Dit is alleen te verklaren door aan te nemen dat of Crabbendam in 1948 of een van zijn medewerkers op een eerdere datum stukken (bijv. voor de rechtszaak) onrechtmatig hadden laten verdwijnen.
De gebruikelijke procedure bij de Centrale Rechtspleging was dat als iemand een verklaring aflegde over een andere verdachte, dat die verklaring in het onderzoeksdossier van die verdacht werd opgenomen. In het dossier van Veefkind sr. staan verschillende verklaringen over Van Soolingen, die niet in het onderzoeksdossier van Van Soolingen zijn opgenomen. Ook in enkele andere dossiers komen verklaringen over Van Soolingen voor die niet in zijn dossier zijn opgenomen. Het is daarmee duidelijk dat het onderzoeksdossier van Van Soolingen gemanipuleerd is door allerlei belastende verklaringen te verwijderen. Daarmee werd voorkomen dat Van Soolingen de doodstraf kreeg, maar ook dat verschillende andere functionarissen als de hoofdcommissaris, burgemeester De Monchy en zelfs minister van Justitie (na de oorlog minister-president) in staat van beschuldiging moesten worden gesteld. Het is onduidelijk wie het dossier gemanipuleerd heeft: het kan Crabbendam zijn (daar is een spoor van), maar ook een ander lid van de Inlichtingendienst.
Op 9 november 1950 stuurde de directeur van de strafgevangenis op basis van een niet-bestaand medisch rapport een telegram aan de minister van Justitie dat Van Soolingen stervende was en verzocht om toestemming om hem naar huis te brengen om daar te sterven. De minister gaf toestemming. Namens de minister gaf secretaris-generaal Tenkink, die tijdens de oorlog de vervolging van de Nederlandse communisten ten behoeve van de Duitse bezetter gefaciliteerd had en de rechtsbescherming van communisten opgeheven had, de volgende dag toestemming. Van Soolingen werd per ziekenhuis naar zijn woonplaats Den Haag gebracht.
Spoedig liep Van Soolingen weer door zijn woning en beklom de trappen. Na enige weken werd gesignaleerd dat Van Soolingen gezond en wel weer thuis was, waarna de Haagse editie van De Waarheid er op 30 december over schreef. En die krant ging er in de dagen daarop, 2, 3 en 5 januari 1951, ophef over maken. Ambtenaren voelden zich gedwongen om te reageren en er werd een onderzoek ingesteld. De directeur van de strafgevangenis reageerde daar op een huichelachtige manier op met dat hij tot zijn verbazing geconstateerd had dat jij nog geen overlijdensbericht over Van Soolingen had ontvangen. Op 9 januari werd een kort medisch rapport opgesteld, waaruit bleek dat behalve wat ouderdomskwaaltjes Van Soolingen niets mankeerde. Dit werd bevestigd door de vrouw van Van Soolingen en twee dochters, die van hem af wilden omdat hij zijn gezinsleden terroriseerde. Hij werd op 29 januari 1951 weer gevangengezet. Alles bij elkaar genomen lijkt het het meest op een reddingsoperatie van hun spion door de Binnenlandse Veiligheidsdienst, waar het hoofd en voormalig Gestapo-agent Crabbendam achter zat.
Zijn vooroorlogs contactman bij de Inlichtingendienst Gros ging met pensioen. Maar hij bleef werkzaam voor de Binnenlandse Veiligheidsdienst om Van Soolingen regelmatig in de gevangenis te bezoeken met het doel dat die in zijn herhaaldelijke gratieverzoeken geen informatie over de activiteiten over de Inlichtingendienstmannen gaf aar hij mee had samengewerkt.
Zijn jongste dochter Alida huwde met de Indonesische communistenbespieder radja Tampoebolon. Toen die in verband met betrokkenheid bij de criminele organisatie SOAN naar Indonesië moest vluchten, ging zij met hem mee. Zij werd in 1955 in Jakarta door de broer van haar man door het hoofd geschoten en was op slag dood.
Het is mij onbekend wanneer hij werd vrijgelaten, maar in 1959 stierf hij in zijn eigen woning. Ondanks dat hij met zijn verraad meer dan honderd doden veroorzaakt heeft, komt zijn naam niet voor in de werken van Lou de Jong.
Mr. Antonie Cornelis van der Spek
Zwolle 23 februari 1909
Hij werkte in 1941 voor de Documentatiedienst bij het bestrijden van het communisme Hij observeerde in burger op het Oranjeplein opstandige communistische vrouwen die bakkerkarren leeghaalden, om zo aan voedsel te komen nadat er veel mannen gearresteerd waren. Hij liet een van de vrouwen arresteren.
Aan het eind van de oorlog was hij betrokken bij de moordaanslag op Just van Hasselt, die kort daarna in de Ursulakliniek vermoord zou worden op instigatie van Reinder Zwolsman en instemming van de directeur Ed Hoelen van de kliniek.
Na de oorlog was hij inspecteur bij de Haagse Politie Inlichtingendienst. Na de moord op de advocaat De Boer liet hij diens agenda met aantekeningen over collaborerende voorname Nederlanders verdwijnen; die agenda stond bekend als het ‘zwarte cahier’. Hij mishandelde in de gevangenis Emil Frank die gevangen was gezet om door te gaan voor de gezochte zware oorlogsmisdadiger Friedrich Frank, zodat er niet langer maar gezocht zou worden.
De SOAN-medewerker Friedrich Schallenberg werd informant voor de Inlichtingendienst en moest aan hem rapporteren. In 1947 was Van der Spek lid van een comité ter bestrijding van het communisme. Ook in 1947 haalde hij door de Duitsers geroofde goederen uit Duisland terug, maar in plaats van ze aan de eigenaren of de nabestaanden daarvan terug te geven, verkocht hij ze te eigen bate op de zwarte markt.
Hij ruilde met Schallenberg door roof uit woningen van gearresteerd communisten en Joden verkregen zilvergeld ter waarde van enige duizenden guldens tegen door brand aangetast bankbiljetten; die bankbiljetten waren door roof uit gebombardeerde huizen verkregen en konden zonder verklaring niet bij een bank ingewisseld worden, terwijl Van der Spek het makkelijk kon omwisselen tegen gave bankbiljetten die door de politie in beslag waren genomen. Hij kocht ook diverse goederen van Schallenberg die op oneerlijke manier waren verkregen. Hij smokkelde door de Duitsers geroofde goederen terug naar Nederland, maar in plaats ze terug te geven aan de eigenaren verkocht hij ze om de anticommunistische acties van de SOAN te steunen. Hij ontving regelmatig grote sommen geld van Schallenberg.
In 1948 was hij betrokken bij een actie van Schallenberg om de verdwenen effecten van de Duitse zwarthandelaar Mucke in handen te krijgen. Bij die actie werd Schallenberg vermoord.
Hij was betrokken bij een geplande transactie, waarbij door Frank Mucke tijdens de oorlog met zwarte handel voor de Wehrmacht verkregen en daarna in aandelen belegd vermogen dat door de latere Haagse burgemeester Visser werd verborgen, in handen van (corrupte) leden van de Inlichtingendienst gespeeld zou worden. In de aanloop naar die transactie werd Schallenberg vermoord.
In plaats van de afdeling moorden werd het onderzoek naar de dood van Schallenberg onmiddellijk opgedragen aan de Inlichtingendienst. Commissaris Hanken kreeg de leiding bij het onderzoek en Van der Spek werd zijn hoofdassistent, ondanks dat hij belanghebbende en mogelijk verdachte was. Later kreeg Van der Spek van de procureur-generaal het verwijt dat hij niet onmiddellijk lijkschouwing had laten verrichten; de reden van het verwijt was dat op onlogische wijze onmiddellijk werd aangenomen dat het om een zelfmoord ging terwijl Van der Spek wist dat het om een spion ging en dat alle sterfgevallen van spionnen verdacht zijn. De resultaten van dit onderzoek werden topgeheim verklaard en opgeborgen in de brandkast van de Inlichtingendienst in plaats van de normale plek bij de afdeling moordzaken. Daardoor hadden alleen de chef van de Inlichtingendienst en de hoofdcommissaris toegang tot het rapport en kon het rapport niet gebruikt worden bij andere zaken die met de SOAN te maken hadden.
Mr. Dirk Uipko Stikker
Winschoten 5 februari 1897, Wassenaar 23 december 1879
Hij begon zijn carrière als bankier en werd vervolgens president-directeur van de Heineken’s Brouwerijen. Hij richtte tijdens de oorlog de Stichting van de Arbeid op, omdat hij dat lichaam de belangen van het bedrijfsleven beter achtte te kunnen vertegenwoordigen.
Hij was in 1946 een medeoprichter van de Partij van de Vrijheid (PVV), die feitelijk een heroprichting van de vooroorlogse Liberale Staatspartij was.
In 1947 richtte hij de Stichting Opleiding Arbeidskrachten Nederland (SOAN) op. Het was een schuilnaam voor een geheime dienst die met alle mogelijke middelen het communisme moest bestrijden, waarbij geweld niet geschuwd zou worden. Eigenlijk was het een heroprichting van een door de regering gesubsidieerde in 1933 gestichte geheime dienst van de Liberale Staatspartij de Vrijheidsbond, die met uitsluiting van de NSB vooral met fascistische groeperingen samenwerkte en onder leiding van Sam Citroen stond.
De SOAN ontwikkelde zich als snel tot de grootste criminele organisatie uit de Nederlandse geschiedenis, waarin de dienst Hacke-Elsinga en de Duitse organisatie Werwolf in werden opgenomen. De SOAN deinsde niet terug voor moorden op concurrenten, het plannen van moorden en ontvoeringen op politici, het plannen van het vermoorden van de Indonesische onderhandelingsdelegatie voor de Veluweconferentie voor de onafhankelijkheid van Indonesië, het voorbereiden van een staatsgreep die pas op het allerlaatste moment werd afgelast, wapensmokkel naar Indonesië ten behoeve van de oorlogsmisdadiger Westerling, gestolen geld, het witwassen of het smokkelen voor verkoop in het buitenland van effecten en juwelen enz.
Nadat de schandalen rond de SOAN in de pers kwamen, werd deze organisatie omstreeks 1951-1952 opgeheven en opgenomen in de nieuwe organisatie Operatiën & Inlichtingen die in West-Europees verband samen ging werken met soortgelijke organisaties, waarbij met de Italiaanse terreurorganisatie Gladio. Het doel van de organisatie was het voorbereiden van zogenoemde stay-behinds die achter de vijandelijke linies zouden kunnen saboteren in geval van een oorlog met de Sovjet-Unie. De term ‘stay-behind’ dateert uit omstreeks 1944 toen geheime diensten uit Duitsland, Groot-Brittannië en Nederland overleg voerden over het oprichten van een soortgelijke organisatie die de naam ‘Werwolf’ kreeg (vernoemd naar het hoofdkwartier van Hitler). De Duitse term is nagenoeg gelijk aan de Nederlandse term ‘weerwolf’ en de Engelse term ‘werewolf’.
In 1948 was hij medeoprichter van de VVD, waarin de PVV werd opgenomen. Hij werd in 1948 minister van Buitenlandse Zaken in het eerste kabinet Drees. Na een conflict met partijleider Oud trad hij in 1951 af en werd secretaris-generaal van de NAVO.
Een merkwaardig toeval is dat in 1991 wapens uit een geheim depot van Operatiën & Inlichtingen in de auto van de crimineel John Mieremet werden gevonden. Dat depot bevatte allerlei wapens, valse identiteitsbewijzen, grote hoeveelheden geld en allerlei andere zaken die bestemd waren voor zogenoemde stay-behinds. De plekken van deze depots waren topgeheim. Dat de criminelen rond Mieremet de plek van zo een depot kenden (dit depot lag in de Scheveningse Bosjes pal ten oosten van het tenniscomplex De Bataaf), betekent dat zij of zelf betrokken waren bij Operatiën & Inlichtingen of nauwe betrekkingen met leden van die organisatie onderhielden. Het lijkt er aldus op dat de criminele activiteiten van SOAN op een of andere manier op een lager pitje bij Operatiën & Inlichtingen hebben voortbestaan. Maar het meest opmerkelijke is dat SOAN door een Heineken-directeur werd opgericht, terwijl Mieremet in het criminele circuit nauwe betrekkingen met Heineken ontvoerder Willem Holleeder onderhield.
Prof. dr. Max van der Stoel
Voorschoten 3 augustus 1924, Den Haag 23 april 2011
Hij was een prominent lid van de Partij van de Arbeid. Vanaf september 1981 was hij ruim een half jaar minister van Buitenlandse Zaken en nog een s vier-en-een-half jaar vanaf mei 1973. Hij oefende scherpe kritiek uit op de mensenrechtenschendingen in Oost-Europa en vooral op die in Griekenland en Tsjechoslowakije.
In 1988 kreeg hij de leiding over de stay-behind organisatie Operatiën & Inlichtingen (O&I). Deze organisatie was de laatste in een rij van de elkaar opvolgende organisaties Skorzeny-Kommando, Werwolf en SOAN. De term stay-behind stamt uit 1944 toen Duitse, Britse en Nederlandse geheime diensten aan het Comomeer, in Zürich en in Amsterdam onderhandelden over samenwerking, wat tot de organisatie Werwolf leidde. De Duitse term is nagenoeg gelijk aan de Nederlandse term ‘weerwolf’ en de Engelse term ‘werewolf’. Een prominente stay-behind voor Werwolf was onder anderen de van het Skorzeny-Kommando afkomstige Belgische SS’er Pierre Sweerts, die vervolgens ook voor SOAN actief werd.
De organisatie O&I werkte in West-Europees verband samen met soortgelijke organisaties; voor dat samenwerkingsverband is de term Gladio in gebruik geraakt genoemd naar de gelijknamige Italiaanse organisatie. Die Italiaanse organisatie pleegde de terroristische bomaanslagen op het station van Milaan met 16 doden en Bologna met 85 doden als gevolg. Verder was Gladio verantwoordelijk voor de moord op de voormalige Italiaanse minister-president Aldo Moro.
In de jaren tachtig werden er grote hoeveelheden wapens en geld geroofd uit de geheime opslagplaats voor stay-behinds in de Scheveningse Bosjes. In 1991 werden de topcriminelen Sam Klepper en John Mieremet gearresteerd en werd geconstateerd dat ze wapens uit het depot van O&I in hun bezit hadden. Omdat de opslagplaats nooit ontdekt had kunnen worden zonder informatie van een goed ingewijde, is hiermee duidelijk dat O&I net zoals zijn voorganger SOAN nauw met criminelen samenwerkte.
Door het incident met de wapens werd O&I in 1992 opgeheven met het schijnargument dat de Russische dreiging voorbij was. De laatste leider Van der Stoel liet in strijd met de wet alle documenten in het bezit van O&I vernietigen, met het oogmerk dat de samenwerking met topcriminelen niet aan het licht zou komen. Daardoor valt nu niet meer te achterhalen of de topcriminelen Klepper en Mieremet geheime medewerkers van O&I waren. Vanwege het met overheidsgelden in bescherming nemen van zware criminelen had Van der Stoel een zware gevangenisstraf verdiend.
Mr. Antoon Arnold Marie Struiken
Breda 27 december 1906, Den Haag 1 december 1977
In 1953 werd zijn achternaam veranderd in Struycken. Hij was lid van de KVP. Hij werd in 1950 minister van Justitie in het eerste kabinet Drees. Hij liet de politie-infiltrant Van Soolingen op frauduleuze manier vrij, zonder een medisch rapport op te eisen. Hij verleende gratie aan de ‘vier van Breda’ door hun doodstraf om te zetten in een levenslange gevangenisstraf; daarbij was Franz Fischer die vanuit de Haagse villa Windekind willens en wetens de moord op 12.000 Haagse Joden regelde.
Johannes Tamboer
Apeldoorn 18 april 1900, Den Haag 3 augustus 1973
(zijn CABR-dossier heb ik maar voor een klein deel bestudeerd, zodat de meeste van zijn wandaden hier niet beschreven worden)
Hij was voor en tijdens de oorlog politieman. Hij was in burger als post in de woning van Gerbert Bakker geplaats. Toen Jan van Kalsbeek en door had dat er vreemden in de woning waren, vluchtte hij. De agenten Schoo en Boersma achtervolgden hem. Schoo schoot Van Kalsbeek in de rug en ontving daarvoor 300 gulden beloning. Tamboer kreeg niets omdat hij bij gebrek aan munitie niet geschoten had. Hij was daar hevig verontwaardigd over.
Hij bleef na de oorlog politieman.
Z.H. Radja Hakim Abinara marga Tampoebolon
Siborongborong (Sumatra, Nederlands-Indië) 28 oktober 1914, Dinteloord 26 februari 1987
Hij was van Indonesische adel en ondertekende zijn brieven altijd met het voorvoegsel Zijne Hoogheid (Z.H.). Hij kwam in 1938 vanuit Nederlands-Indië naar Nederland onder het mom dat hij in Leiden ging studeren, maar daar kwam niets van terecht. Hij werd echter politiespion onder de leden van de communistisch gezinde Indonesische vereniging Perhimpoenan Indonesia.
In 1939 kreeg hij een vaste relatie met de dochter Alida van de politie-informant Van Soolingen (het contact moet via het Inlichtingenwerk tot stand zijn gekomen, want Van Soolingen behoorde tot een totaal ander milieu en woonde in een wijk met een totaal andere sociale status).
Tijdens de bezetting bleef hij informant, wat waarschijnlijk tot de dood van een aantal communistische Indonesiërs heeft geleid. Hij ging een tweede relatie aan met Petronella Brinckman, waarbij hij naar eigen zeggen ondergedoken zat. Cornelis Heijnis en Gerrit Loor van de Documentatiedienst deden in zijn afwezigheid huiszoeking bij hem, maar vonden niets. Volgens een naoorlogse verklaring van Tampoebolon lagen er stapeltjes krantjes van Vrij Nederland, Trouw en De Waarheid onder het vloerkleed. Dit lijkt een leugen te zijn, want De Waarheid werd fel bestreden door de andere twee bladen en politiemensen kijken bij huiszoeking altijd onder het vloerkleed. De huiszoeking lijkt tot doel te hebben gehad om aan de buurt de indruk te geven dat hij een verzetsman was.
Eind 1944 verbleef hij met een groep geestverwanten in Bocholt in Duitsland. Ik schat in dat hij met deze groep op Dolle Dinsdag naar Duitsland is gevlucht. In december 1944 kreeg hij toestemming om met zijn aanhang naar Nederland terug te keren. In januari 1945 kreeg hij van de Wehrmacht een vergunning om een fiets te bezitten, die niet in beslag mocht worden genomen. Dit soort vergunningen werden alleen bij hoge uitzondering aan goede relaties van de Wehrmacht verstrekt.
Na de oorlog claimde hij bij de Schade Enquête Commissie dat bij de inval een zogenaamd waardigheidscostuum, bezet met vele diamanten en robijnen, in beslag was genomen. Hij verwekte een kind bij Brinckman, dat hij erkende.
Hij wierp zich tijdens het proces tegen zijn schoonvader Van Soolingen op als getuige à décharge en verklaarde dat hij Van Soolingen al in augustus 1940 kende als lid van het communistisch verzet en dat hij wist dat zijn schoonvader illegale communistische lectuur verspreidde.
Hij werd lid van de geheime organisatie Hacke-Elsinga, die kort daarop omgedoopt werd in SOAN. De leden van deze organisatie ontvingen vijf- à zeshonderd gulden per maand, waar de regering illegaal vrijstelling van belasting werd verleend. Hij opende een restaurant aan het Rijswijkseplein dat moest dienen als ontmoetingsplaats voor Indonesiërs en communisten, maar met als bijbedoeling om die af te luisteren of inlichtingen aan hen te ontfutselen door het aangaan van gesprekjes. Voor dat doel adverteerde hij twee keer alleen in het communistische dagblad De Waarheid. Het geld voor het verlieslijdende restaurant kreeg hij of van de SOAN of van een inlichtingendienst. Overigens was het geen succes, want overgrote deel van de communisten had geen geld om in een restaurant te kunnen gaan eten.
Ten tijde van de Veluwe-conferentie raakte hij betrokken bij een moordpoging door de SOAN op de leden van de Indonesische onderhandelingsdelegatie voor onafhankelijkheid, waarbij Mohammed Hatta. Hij leverde aan het SOAN-lid Christiaan Scheuer gif waarmee de moord gepleegd zou moeten worden.
Hij was aanwezig bij de laatste ontmoeting tussen Schallenberg en diens moordenaars tot een paar minuten voordat de moord plaats vond. In de pers werd hij genoemd als de persoon die een met heroïne vergiftigde sigaret had geleverd, waarmee een ander de moord pleegde. Deze bewering lijkt mij onzin; vermoedelijk was de pers geïnspireerd geraakt door de geruchten over de geplande gifmoord op leden van de Indonesische onderhandelingsdelegatie.
In 1950 vluchtte hij naar Indonesië, omdat de grond hem te heet onder de voeten werd (hij had veel vijanden gemaakt en mogelijk zat de politie op zijn spoor). Hij nam zijn eerste relatie Alida van Soolingen mee en liet zijn tweede relatie met kind in de steek. Alida werd in 1955 door een broer van hem vermoord door middel van een schot door het hoofd. Hij overleed in 1987.
Mr. Jan Coenraad Tenkink
Vorden 3 november 1899, Den Haag 19 juni 1986
Toen de vooroorlogse secretaris-generaal van Justitie samen met de Nederlandse regering in mei 1940 naar Londen vertrok, werd hij benoemd tot opvolger. Hij voerde het persoonsbewijs in. Hij ging ermee akkoord dat de Politie Inlichtingendienst ten behoeve van de Sicherheitsdienst communisten opspoorde. Op 21 juni 1940 gaf hij opdracht aan alle politiekorpsen om de Duitsers inzage te geven in alle aanwezige cartotheken; daarmee gaf hij de Gestapo alle bij de Inlichtingendiensten aanwezige gegevens over communisten. Daarmee vervulde hij een sleutelrol bij de massamoord op ongeveer duizend communisten. In februari 1941 bevorderde hij Crabbendam tot een ‘inspecteur die een commissaris verving’, vanwege zijn rol bij de opsporing van communisten. Hij verzette zich niet toen de Duitse bezetter aan de politie opdrachten gaf om antisemitische maatregelen ten uitvoer te brengen. Hij trad in maart 1941 af.
In maart 1945 voerde hij samen met Willem Drees en het lid van de Duitse contraspionage Reinder Zwolsman besprekingen met de Sicherheitsdienst. Drees zei daarover na de oorlog dat het ging om de voedselvoorziening. Mijns inziens is dat een leugen, want dan zouden er mensen bij moeten zijn die verstand hadden van de voedselvoorziening. Met name de aanwezigheid van Tenkink en Zwolsman wijzen op afspraken om na de Duitse capitulatie de orde te bewaren en een eventueel procommunistische houding van de bevolking die met grof geweld de kop in te drukken. Voor dat doel had Zwolsman in samenwerking met de Sicherheitsdienst gigantische hoeveelheden gedropte wapens onder bewaking van de Sicherheitsdienst gesteld.
Hij werd na de oorlog weer secretaris-generaal van Justitie, waarna hij wederom akkoord ging met het opnieuw vervolgen van communisten. Hij gaf opdracht tot frauduleuze vrijlating van Van Soolingen zonder de vereiste ondersteunende documenten op te vragen.
Johannes van der Vaart
Hellevoetsluis, 3 augustus 1899
(zijn CABR-dossier heb ik niet bestudeerd, zodat de meeste van zijn wandaden hier niet beschreven worden)
Hij kwam in 1922 in dienst van de Haagse politie. Hij was sinds 1942 lid van de Documentatiedienst. Hij werd door de Sicherheitsdienst ingezet bij het ophalen van gedropte geheime agenten in het kader van het Englandspiel. Op 14 oktober 1943 werd hij geplaatst bij Referat IV A van de Sicherheitsdienst voor de bestrijding van het communisme.
Gerard Willem Valken
Zwolle 26 maart 1895, Ede 23 juni 1987
Hij werkte voor de oorlog bij de Rotterdamse politie. Hij werd door de Duitsers eerst benoemd tot commissaris en vervolgens plaatsvervangend hoofdcommissaris van politie in Den Haag. Aan het einde van de oorlog trad hij onder de Duitse bezetting hij ook daadwerkelijk op als hoofdcommissaris.
De leider Hans Munt van de Aussenstelle Den Haag van de Sicherheitsdienst had toegezegd dat als de politie criminelen uitleverde om bij wijze van represaille geëxecuteerd te worden, dat er daarnaast geen verzetsmensen meer, maar alleen nog maar ter dood veroordeelden zouden worden gefusilleerd.
Daarop selecteerde Valken een groot aantal arrestanten, kleine criminelen en verdachten van kleine strafbare feiten, en leverde die uit aan de Duitsers uit om bij wijze van represaille geëxecuteerd te worden. De meesten waren arrestanten van het Kommando Markgraaf; Markgraaf was een ondergeschikte van Valken die met een ploeg roofovervallen bestreed. De arrestanten waren niet veroordeeld en vaak niet verhoord; er zaten met zekerheid onschuldigen en verzetsmensen bij die bonnen voor onderduikers trachten te roven.
Met de uitleveringen zou hij de executie van verzetsmensen hebben voorkomen (maar ook enkele hebben veroorzaakt). Een voorbeeld daarvan zijn ongeveer twintig uitgeleverde personen die op 8 maart samen met zestig andere personen die op de Waalsdorpervlakte en Amersfoort geëxecuteerd werden. Maar daarbij moet bedacht worden dat communistische verzetsmensen en gewapende lieden automatisch ter dood veroordeeld werden en dat die zich onder de slachtoffers van vrijwel iedere massa-executie bevonden. Ondanks de afspraak werden toch ruim tien leden van de verzetsgroep Trouw gefusilleerd (dat er bij de 80 ook communistische verzetsmensen zaten hinderde de Nederlandse autoriteiten totaal niet).
Andere executies waarvoor hij een deel van de slachtoffers leverde waren die op december 1944 op de hoek van de Bezuidenhoutseweg en Laan van Nieuw-Oost Indië in Den Haag, op 12 maart 1945 op de Pleinweg en Hofplein in Rotterdam en die op 31 maart 1945 aan de Parallelweg in Den Haag. Zijn ondergeschikte Crabbendam haalde de gedoemde gevangenen af uit de gevangenis.
Behalve ongeveer honderd arrestanten van het Kommando Markgraaf zijn er ook nog vermoede plunderaars, bijv. na het bombardement op Bezuidenhout, en wat draaideurcriminelen uitgeleverd. Hoeveel daarvan in totaal zijn gefusilleerd is onbekend, maar het gaat om vele tientallen. Sicherheitsdienstman Munt vertelde na de oorlog dat ongeveer de helft van de geëxecuteerden door Valken waren geleverd. Omdat de Sicherheitsdienst niet over veel gearresteerde niet-communistische verzetsmensen beschikte, zou Valken best wel eens meer executies van verzetsmensen hebben kunnen veroorzaakt dan hij er voorkomen had. Voor deze massamoord kreeg hij na de oorlog een lintje als verzetsheld.
Hij werd na de oorlog hoofdcommissaris. Hij medeondertekende in 1948 een brief van Crabbendam waarin de uitermate laffe bewering gedaan werd dat superieuren die misdadige bevelen gaven onschuldig waren, maar dat ondergeschikten die ze uitvoerden wel schuldig waren. Daarbij moet bedacht worden dat ondergeschikten die weigerden bevelen uit te voeren door de superieuren bestraft werden, met in het uiterste geval uitlevering aan de Sicherheitsdienst die ze dan naar een concentratiekamp kon sturen.
Johannes Hubertus Veefkind jr.
Den Haag 16 september 1918
(zijn CABR-dossier heb ik maar voor een klein deel bestudeerd, zodat de meeste van zijn wandaden hier niet beschreven worden)
Zijn roepnaam was Joop. Hij was de zoon van Veefkind sr. Hij werd op 11 november 1940 NSB-lid met stamboeknummer 117134. Ook trad hij toe tot de SS.
Hij kwam per 1 april 1941 bij de Haagse Gemeentepolitie tegen een salaris van 80 gulden per maand en werd ingedeeld bij de Documentatiedienst. Hij werd per 11 september 1942 gedetacheerd bij Sicherheitsdienst Referat IV C ‘Bestrijding verzet’. Hij deelde daar een werkkamer met de Sicherheitsdienstman Bruno Neske. Hij werd door de Sicherheitsdienst ingezet bij het ophalen van gedropte geheime agenten in het kader van het Englandspiel. Hij werd op 7 oktober 1943 op non-actief gesteld, omdat hij voor de Zentrale Handelsgesellschaft naar Rusland zou worden gestuurd (het is mij onbekend of hij daadwerkelijk naar Rusland is gegaan, in ieder geval was hij in de loop van 1944 in Nederland).
Hij was betrokken bij de arrestatie van mensen die een nieuwsbulletin van De Waarheid verspreidden. Daarbij schoot hij meerdere malen op Theodorus van Gilst die op zijn fiets probeerde te vluchten. Een van de arrestanten was Hugo Desiré Rijhiner, die na de oorlog de Militaire Willemsorde ontving.
Hij trouwde op 8 september 1944 met de dochter Maria van de Gestapo-V-Mann Leo Poos. Hij werd na de oorlog tot gevangenisstraf veroordeeld.
Johannes (Jan) Hubertus Veefkind sr. (Bentink, Van Houten)
Leiden 6 augustus 1891, Hoorn 18 juli 1958
(zijn CABR-dossier heb ik voornamelijk bestudeerd voor zijn activiteiten tegen de communisten, omdat het doel van mijn onderzoek was, daardoor ontbreken hier de meeste van zijn wandaden tegen niet-communisten)
Zijn roepnaam was Jan. Hij verloor zijn moeder toen hij acht jaar oud was en werd door een tante opgevoed. Hij heeft de lagere school slechts voor een deel doorlopen. Hij vond van zichzelf dat hij een goede Christelijke opvoeding had genoten.
Hij kwam op 9 januari 1914 bij de Haagse politie werken bij de afdeling Verkeersbrigade en Voerwezen. Hij kwam in oktober 1922 bij de Vreemdelingendienst, waar hij de functie kreeg van ‘specialist voor extremistische stromingen’, en per 1 januari 1926 bij de nieuw opgerichte onderafdeling van de Vreemdelingendienst de Inlichtingendienst. Zijn hoofdtaak was het volgen van de communisten, waarvoor hij vergaderingen van de CPN bezocht en waarover hij rapporten met het besprokene moest opstellen en melden van de namen van leden. Al die rapporten kwamen bij de hoofdcommissaris terecht. Hij werkte nauw samen met de politie-infiltrant Van Soolingen, maar moest in het openbaar ieder contact met hem vermijden.
Hij werkte onder hoofdcommissaris Van ‘t Sant. Hij was lid van de politiemannenzangvereniging Entre Nous dat in 1935 een bezoek aan Wuppertal bracht, welk bezoek een dekmantel was voor het heimelijk aanknopen van nauwe betrekkingen tussen de Haagse Politie Inlichtingendienst en de Gestapo voor de bestrijding van het communisme.
Eind jaren dertig moest hij de NSB in de gaten houden. Omstreeks 1938 maakte hij na klachten van buurtbewoners een eind aan schietoefeningen door de NSB op de terreinen van de BPM (Shell), maar arresteerde niemand en nam geen wapens in beslag. Hij ontving in juli 1939 vanwege het begeleiden van de Duitse Minister für Wirtschaft Walther Funk bij diens driedaagse bezoek het Verdienstkreuzes des Ordens vom Deutschen Adler.
Hij werd op 11 november 1940 lid van de NSB, maar kreeg als beloning voor vooroorlogse verdiensten voor de NSB het eervolle stamboeknummer 95448, omdat hij voor de oorlog al geheim lid was geweest. Al in mei 1940, meteen na de Duitse inval legde hij weer contacten met zijn kameraden bij de NSB. Hij werd ook begunstigend lid van de Germaanse SS. Hij zei dat hij voor de oorlog wel eens de koningin had begeleid en dat hij nu spijt had dat hij haar niet had ‘koud gemaakt’.
Hij maakte bij het Englandspiel deel uit van het ontvangstcomité voor het arresteren van geheime agenten die boven Nederland werden gedropt. Al in augustus 1940 was hij betrokken bij het arresteren van een geheim agent die over zee naar Nederland was gekomen en op het strand van Katwijk of Noordwijk landde.
Tijdens de bezetting maakte hij vanaf de oprichting op 25 november 1940 deel uit van de Documentatiedienst. Alhoewel hij al vanaf januari 1941 direct voor de Sicherheitsdienstman Otto Lange werkte, werd hij per 1 mei 1941 formeel bij de Sicherheitsdienst gedetacheerd en maakte vanaf september 1941 formeel deel uit van de Sicherheitsdienst Referat IV A1 voor Bestrijding communisme. Hij werkte daarbij nauw samen met de V-Männer Willem van Duivenboden, Berend Doornebos en Johannes van Kersbergen. Hij ontving van de Sicherheitsdienst extra beloningen voor zijn werkzaamheden. Daarnaast verrijkte hij zich door geld van arrestanten te stelen en door bij huiszoekingen waardevolle zaken te ontvreemden.
Hij was in de periode 28 april 1941 tot maart 1943 bij bijna alle arrestaties, verhoren en mishandelingen van communisten betrokken. Hij was betrokken bij de honderden arrestaties in Den Haag, Delft, Leiden en Schiedam. Hij mishandelde bij arrestaties en verhoren. Bij de verhoren mishandelde hij communisten vaak ernstig, soms tot blijvend letsel leidend. Hij sloeg, stompte en schopte tot het bloed uit de gezichten spatte en ranselde met gummiknuppels, stoelpoten, zwepen en revolvers. Hij gooide zware voorwerpen in het gezicht van arrestanten. Hij sloeg mensen met het hoofd tegen de muur, zodat de tanden eruit spatten. Hij bedreigde arrestanten door een geladen pistool op hun hoofd te richten. Hij wikkelde een touw om de nek van een arrestant en dreigde de betrokkene te wurgen. Hoe sloeg zo hard op een oor dat betrokkene blijvend doof werd.
Ook benaderde hij de echtgenotes van gearresteerde communisten voor het verkrijgen van seksuele gunsten, soms in ruil voor een bezoek in de gevangenis. Hij zei tegen sommige families dat het de bedoeling was dat de gearresteerden nooit meer levend terugkeerden en tegen de vrouwen suggereerde hij dat ze voor hun seksuele behoeftes wel bij hem terecht konden. Hij was aanwezig bij de gruwelijke martelmoord op Herman Holstege en bracht hem na de martelingen naar een donkere cel waar die overleed. Hij zag er vervolgens op toe dat tijdens de begrafenis de verzegelde kist niet geopend werd. In 1942 bracht hij regelmatig de mededeling dat iemand in een concentratiekamp was overleden en bood een overlijdensverklaring voor een gulden aan en trachtte een urn met as te verkopen (de as was een willekeurige schep uit het crematorium). Hij arresteerde zelfs een volle neef van hem met diens vrouw, omdat de vouw een volle nicht van het communistische Tweede Kamerlid Louis de Visser was.
Tijdens de arrestatieacties consulteerde hij regelmatig de lijst van linksextremisten van de Centrale Inlichtingendienst uit 1939, waarmee hij kon nagaan of andere personen die hij in woningen aantrof voor arrestatie in aanmerking kwamen.
Hij ontving in 1942 van de politie-infiltrant Van Soolingen mededelingen over een communistische verzetsgroep in Delft en over de nieuwe communistische verzetslieden Jaap Boekman in Den Haag. Beide mededelingen leiden tot ongeveer honderd arrestaties. Bij de arrestaties in Delft schoot hij een arrestant in het been. Ook gaf hij verschillende malen opdracht aan Van Soolingen om uit te zoeken of een bepaalde communist, die hem van voor de oorlog bekend was, in het verzet actief was.
Op 7 juli voegde hij de net gearresteerde communistische verzetsman Herman Velleman toe: ‘Jammer dat je geen jood bent, dan leefde je geen 3 weken meer’ en nam hem mee voor verhoor waarbij hem enorm aftuigde.
Op 11 september 1942 werd hij officieel overgeheveld van de Documentatiedienst naar de Sicherheitsdienst.
In 1943 lokte Veefkind de met Gerrit Kastein samenwerkende verzetsman Christian Dutilh in Leiden in de val. Dutilh werd overmeesterd door een ploeg Sicherheitsdienstmannen.
Alhoewel hij na de oorlog beweerde een slechte verhouding met zijn chef de Sicherheitsdienstman Otto Lange te hebben, deelde hij van 1942 tot 1944 een werkkamer met hem.
Hij stal goederen en geld uit huizen van arrestanten. In het kader van het Englandspiel moest hij eind 1943 samen met een aantal politieagenten en Sicherheitsdienstmannen in Bergen op Zoom in de woning van de gearresteerde Antonius Juten posten. De Duitsers sleepten allerlei kostbaarheden uit de woning. Dat vond Veefkind ook een goed idee en vulde een paar koffers met gestolen kostbaarheden. Toen Juten vrijgelaten werd, trof hij een vrijwel leeggeroofde woning. Hij deed zijn beklag bij de burgemeester, waarmee hij bevriend was. Die sprak de Duitsers eropaan en die wilden niet toegeven dat ze verantwoordelijk waren, maar pakten vervolgens de stelende politiemannen wel aan, waarbij Veefkind.
Veefkind werd per 1 december 1943 geschorst en op 26 januari 1944 gearresteerd. Hij werd vervolgens gestraft en zat acht maanden gevangen. Gedurende zijn straftijd gaf hij leiding aan een ploeg medegevangenen uit het Oranjehotel die in gebouw Kleijkamp de overblijfselen van het duplicaat-bevolkingsregister, dat bij een bombardement gedeeltelijk vernietigd en voor de rest in wanorde was geraakt, in veiligheid te brengen en opnieuw te ordenen. Na de oorlog voerde hij de gevangenschap aan als voorbeeld van zijn anti-Duitse houding en vaderlandslievendheid. (Het duplicaat bevolkingsregister bevatte ook foto’s van alle personen die die ingeleverd hadden bij hun aanvraag van een persoonsbewijs; na de oorlog is het duplicaat register bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst terecht gekomen, die het na verloop van tijd vernietigd heeft. Daarmee zijn de portretten van de helft van de vermoorde Joodse bevolking vernietigd, waardoor de BVD een tweede papieren holocaust op de Joden uitvoerde: er mocht geen spoor van de vermoorden overblijven.)
Tijdens zijn gevangenschap vroeg hij zijn collega Leo Poos om voor zijn vrouw te zorgen. Dat vatte Poos letterlijk op: hij verliet zijn eigen vrouw, waar hij negen kinderen bij had, en trok in bij de vrouw van Veefkind. Na de vrijlating van Veefkind werd de oude situatie hersteld. De verhoudingen werden nog gecompliceerder toen in 1944 de zoon van Veefkind, Johannes Hubertus jr., met de dochter Maria van Poos trouwde.
In 1944 hielp hij de Sicherheitsdienst door een verzetsgroep van vijftien man in de val te lokken bij een door de Sicherheitsdienst gefingeerde wapendropping bij Helvoirt; dertien verzetsmannen verloren daarbij het leven.
Aan het eind van de oorlog werd hij eerst in Almelo en daarna in Assen gestationeerd. Op 11 februari 1945 was hij in Wierden betrokken bij een vuurgevecht tussen een Duits Kommando en de verzetsman Albert Ferdinand Lancker. Lancker wist een Duitser en een Nederlandse handlanger dood te schieten, maar vond uiteindelijk de dood, waarvan Veefkind na de oorlog beschuldigd werd.
Na de oorlog werd hij gearresteerd. In de gevangenis werd hij zwaar mishandeld door leden van de Binnenlandse Strijdkrachten, waarbij hij blijvende letsels bij opliep. De verzetsman Edmund Wellenstein wist een eind aan de mishandelingen te maken.
Hij werd tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld, wat vervolgens werd omgezet in twintig jaar. Hij overleed op 18 juli1958 in de gevangenis Oostereiland te Hoorn, anderhalve maand voor zijn vervroegde in vrijheidstelling die was gepland voor 7 september 1958.
Ondanks dat Veefkind meer dan honderd mensen de dood in joeg, komt zijn naam niet voor in de werken van Lou de Jong.
Hendrik Verboon
Maassluis 12 oktober 1909
Hij was van beroep koopman in tuinartikelen. Hij ging tijdens de oorlog ook in huizen handelen.
In 1941 werd er proces-verbaal tegen hem opgemaakt wegens oplichting, verduistering, mishandeling, vernieling en belediging.
Nadat hij gearresteerd was vanwege zwarte handel kocht hij zichzelf via Fritz Hillesheim vrij voor 50.000 gulden. Hij werd V-Mann voor de Jan Haakman en werkte samen met Anton van der Waals.
Hij nam regelmatig deel aan drinkgelagen in restaurant Chateau Bleu waar ook de eigenaar Alsem, Sicherheitsdienstmannen als Oskar Wensky en Fritz Hillesheim en de V-Mann Otto Haase, de buurman van Verboon, aan deelnamen.
Hij kreeg door de Duitsers een boete van 250.000 gulden opgelegd vanwege malversaties bij de aankoop van goederen voor de Duitsers. Hij bood vervolgens zijn buurman Otto Haase een beloning van 100.000 gulden indien die ervoor kon zorgen dat de boete werd kwijtgescholden. De boete werd kwijtgescholden, maar Haase beweerde na de oorlog dat hij de beloning geweigerd had.
In 1944 wilden Reinder Zwolsman en Ed Hoelen voor 600.000 gulden een pand aan de Grote Marktstraat in Den Haag van hem kopen. Verboon had het eerder samen met enkele ander panden voor 320.000 gulden van het ziekenfonds De Volharding gekocht, maar hij durfde de verkoop niet aan, omdat de regering in Londen ondertussen een verbod op transacties van meer dan 2.000 gulden had ingesteld.
De handel in Amerikaanse aandelen was door de Duitsers verboden. Maar er waren veel aandelen te koop, die waarschijnlijk uit Joods bezit kwamen (gestolen of door de eigenaren uit nood ter verkoop aangeboden). Verboon had een partij Amerikaanse aandelen in bezit gekregen en wilde die voor 43.000 gulden verkopen. Hij overhandigde ze en kreeg in ruil een dikke gesloten enveloppe. Op dat moment riep de koper ‘SD’ en viel de Sicherheitsdienst binnen. Die namen de aandelen plus de enveloppe, waar krantenknipsels in bleken te zitten, in beslag. De koper was een V-Mann van de Sicherheitsdienst. Vervolgens moest Verboon nog eens 1.000 gulden aan Hillesheim betalen om verder geen last te krijgen. De aandelen kwamen overigens ook bij Hillesheim terecht.
Ondanks alles bleef Verboon zaken met Hillesheim doen en verkocht hem veel huizen. Nadat de op Dolle Dinsdag gedeserteerde Hillesheim door Zwolsman gearresteerd was, bleef Zwolsman naar diens geld en huizenbezit zoeken. Zwolsman dacht dat Verboon geld van Hillesheim in beheer had en dat die de aankoop van huizen door Hillesheim in een NV had ondergebracht. Daarom arresteerde Zwolsman hem en hield hem enige weken gevangen.
Na de oorlog werd Verboon door Zwolsman en Laurentius van Laere verhoord.
Jan Nicolaus Viëtor (de zwarte)
Assen 28 december 1912
(zijn CABR-dossier heb ik maar voor een klein deel bestudeerd, zodat de meeste van zijn wandaden hier niet beschreven worden)
Zijn bijnaam was ‘De Zwarte’. Hij werd in 1933 lid van de NSB met stamboeknummer 3717, maar zegde vanwege het ambtenarenverbod in 1934 op. Hij was gehuwd met een Oostenrijkse vrouw en bracht daarom regelmatig zijn vakantie in Oostenrijk door. Hij vond het nieuwe regime na de zogenaamde Anschluß bij Duitsland een grote verbetering en veel beter dan de Nederlandse situatie.
Hij kwam per 15 juni 1933 bij de politie en werd in 1939 als agent in burger bij de Inlichtingendienst gedetacheerd.
Hij kwam bij Documentatiedienst. Hij werd lid van de NSB met stamboeknummer 102574 en de Germaanse SS. Hij kwam in 1941 bij de Sicherheitsdienst.
In het kader van het Englandspiel behoorde hij tot het ontvangstcomité dat gedropte geheime agenten arresteerde.
Hij werkte tijdens de oorlog voor Stelle P, een onderdeel van de Duitse contraspionage, dat onder leiding van de vooroorlogse spion Protze stond. Hij bedreef gedurende de oorlog spionage voor de Duitsers; hij brak onder andere in bij het archief van het ministerie van Oorlog om daar geheime documenten te ontvreemden en aan de Duitse contraspionage te leveren. Hij arresteerde de familie Mendels, waarvan de zoon gechanteerd werd om als V-Mann voor de Duitsers te werken, waardoor een pilotenlijn geïnfiltreerd kon worden en een belangrijke communistische cel in Amsterdam rond Pam Pooters. Hij ondernam via de geïnfiltreerde pilotenlijn een reis via Brussel en Parijs naar Spanje met het doel om als spion naar Engeland te gaan, maar brak zijn reis vlak voor de Spaanse grens af. Hij brak in bij het Geheim Archief van het ministerie van Oorlog om documenten ten behoeve van Duitsers te stelen.
In 1943 probeerde hij zijn benedenbuurman wegens oplichting te arresteren. De buurman was ondergedoken, maar Viëtor herkende hem op straat. De buurman vluchtte, waarna Viëtor zijn pistool op hem leegschoot (zes keer), maar miste. De Duitser Farenholtz schoot in een keer wel raak, maar de buurman ontkwam. Later bracht de buurman een bezoek aan zijn huis, wat gehoord werd. Viëtor probeerde hem opnieuw te arresteren, maar de buurman trachtte weer te vluchten. Viëtor schoot weer vijf keer op hem en kon hem toen arresteren.
Omstreeks 1943/44 werd in het Signalementenblad van het verzet voor Viëtor gewaarschuwd als gevaarlijk persoon.
Vanaf 1944 werkte hij voor het Sonderkommando Frank dat een onderdeel was van de Duitse contraspionage. Hij werkte daar samen met Anton van der Waals en Reinder Zwolsman.
Hij toonde zich na de oorlog hevig verontwaardigd over het feit dat Crabbendam als leider van de arrestatieploegen politiemannen arresteerde omdat ze voor de Sicherheitsdienst hadden gewerkt, terwijl Crabbendam als chef van de Documentatiedienst zelf die politiemannen bij de Sicherheitsdienst gedetacheerd had.
Hij werd tot elf jaar gevangenisstraf veroordeeld vanwege de moord op Veroordeeld voor moorden op de verzetsmensen Leonard Gerard Lambert op 14-4-45, Henricus Eugenius Reijnders en de broers Klaas en Arie Schaafsma alle drie op 2-5-45, waarbij de Sicherheitsdienst Enkelstroth bij aanwezig was. Voor zijn activiteiten tegen communisten werd hij niet vervolgd. Hij ging met een aantal medeveroordeelden in cassatie, omdat ze vonden dat gelijke gevallen gelijk bestraft moesten worden. Daarbij verwezen ze naar Crabbendam die voor gelijke daden in plaats van bestraft een hoge functie bij het Bureau Nationale Veiligheid had gekregen.
Willem Adriaan Johan Visser
Beek 7 maart 1904, Leiden 6 november 1975
Hij was lid van de CHU. Hij huwde in 1929 met jkvr. Jenny de Geer, wier vader een volle neef van de latere minister-president De Geer was. Hij las sinds 1933 het NSB-blad Volk en Vaderland, naar eigen zeggen uit ‘intellectuele belangstelling’. Hij was burgemeester van Avereest. In 1937 werd hij benoemd tot burgemeester van Soest. Hij werd op basis van nepotisme benoemd tot burgemeester van Zeist. In 1939 trad de burgemeester van Zeist, de plaats van herkomst van zijn vrouw, af. Tien dagen later werd Dirk de Geer minister-president en benoemde Visser vrijwel onmiddellijk tot burgemeester van de veel belangrijkere gemeente Zeist tegen de wens van de gemeenteraad en bevolking in.
Hij werd door de Duitsers aangesteld als leider van de gedwongen gefuseerde politiebonden. Hij gaf advies aan de NSB-er procureur-generaal Van Genechten voor het omvormen van de Nederlandse politie tot een Staatspolitie, die een gewillig instrument in handen van de Duitsers werd. Hij werkte daarbij samen met Karel Broekhoff, de coördinator van de vooroorlogse inlichtingendiensten, en Hij werd aan het begin van de oorlog directeur van de Zeistse afdeling van de NSB-organisatie Winterhulp. Hij organiseerde ten behoeve van de Duitsers in Zeist de eerste massale fietsendiefstal.
Na de oorlog werd hem verweten dat hij tegenover de Duitsers een welwillende houding had aangenomen en vooral recepties van nieuwbenoemde NSB-burgemeesters bezocht. Verder werd hem verweten dat hij een NSB’er tot wethouder had benoemd. Maar bij de zuivering werden deze verwijten ter zijde geschoven, ondanks protesten uit de gemeente en de Landelijke Organisatie voor Steun aan Onderduikers (LO). Visser voerde zelf aan dat hij in 1943 samen met het voormalige hoofd van de marechaussee kolonel August de Koningh enige tijd ondergedoken had gezeten bij de Duitser Fritz Mucke. Op dat moment was nog niet bekend dat deze Duitser een belangrijke Wehrmacht-medewerker was die op de zwarte markt goederen inkocht die aan het oostfront van nut waren. Door corruptie en fraude was Mucke schatrijk geworden. Visser en De Koningh beschikten over de sleutel van het bureau van waaruit Mucke zijn criminele activiteiten ontplooide. De Koningh participeerde zelfs actief in de zwarte handel voor de Wehrmacht aan het oostfront.
Mucke had met zijn zwarte handel vele miljoenen guldens verdiend. Hij vreesde arrestatie en uitzetting naar Nederland. Daarom bracht hij een deel van zijn vermogen over naar Duitsland. Mucke kon makkelijk naar het buitenland reizen, omdat Visser hem in 1944 van een vals paspoort had voorzien, waarin valselijk stond dat Mucke de Nederlandse nationaliteit had. Hij kon echter niet alles overbrengen en stalde daarom twee koffers vol juwelen en effecten bij burgemeester De Koningh, die ze kort daarop in de ambtswoning van Visser verstopte. Wettelijk had Visser de koffers aan de justitiële autoriteiten moeten overhandigen, maar de koffers ‘raakten zoek’ nadat Visser in de Ursulakliniek werd opgenomen (zie hierna) en kwamen in handen van criminelen met banden met de SOAN. Dit vormde de inleiding tot de moord op Friedrich Schallenberg.
Hij werd na de oorlog benoemd tot burgemeester van Den Haag, waarbij Beel tegen het advies en wens van de Commissaris van de Koningin in handelde; de familierelatie met De Geer was waarschijnlijk de belangrijkste kwaliteit. De Commissaris van de Koningin achtte Visser totaal onbekwaam. Beel zette de benoeming toch door omdat er iemand die door de Binnenlandse Veiligheidsdienst en de SOAN benoemd moest worden. Visser en zijn secretaris Willem Bos, beiden lid van de SOAN, voldeden daaraan. Visser stond in nauw contact met de stichter minister Dirk Stikker van de SOAN en had ook grote belangen in Heineken’s Brouwerijen, waar Stikker president-directeur van was geweest.
Hij smokkelde in 1947, 1948 en 1949 voor de rijke NSB’er Bonté tegen betaling geld van 10.000 gulden verschillende malen geld van Zwitserland naar Nederland, waarbij kennelijk betrokken waren minister-president Beel, minister van Justitie Van Maarseveen en de BVD onder leiding van Crabbendam. De secretaris van de burgemeester, Willem Bos, was de bewindvoerder over de in beslag genomen eigendommen van Bonté. Het gesmokkelde geld zat in een gesloten enveloppe die aan minister-president Beel geadresseerd was. Hierbij schond hij niet alleen de deviezenbepalingen, maar hielp hij Bonté ook aan geld dat de Nederlandse staat in beslag had moeten worden genomen, maar wat onmogelijk was doordat het in het buitenland was ondergebracht. Door geld van Bonté aan te nemen maakte hij zich schuldig aan heling en bovendien stak hij geld in eigen zak wat diefstal was. Hij had bij een Zwitserse bank een valse handtekening gezet, wat valsheid in geschrifte was en had valse beloften aan Bonté gedaan, wat oplichting was.
Hij werd tot aftreden gedwongen, waarna hij onderdook in psychiatrische inrichting Ursulakliniek van Ed Hoelen. Hij werd veroordeeld alleen voor de schending van de deviezenbepalingen vervolgd en tot drie maanden gevangenisstraf veroordeeld. De medeplichtigheid aan het onttrekken van in beslag te nemen geld aan de staat, heling, diefstal, valsheid in geschrifte en oplichting werden niet vervolgd. Het geld dat Visser smokkelde was voor de criminele organisatie SOAN bestemd. Voor de geldsmokkel zou hij opdracht van de minister van Justitie Van Maarseveen hebben gehad, terwijl Crabbendam van de Binnenlandse Veiligheidsdienst het geld in Nederland bij de SOAN zou bezorgen. Van Maarseveen en Crabbendam legden achter gesloten deuren een getuigenis af, evenals een aantal medewerkers van de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Zijn strafdossier werd vernietigd, zodat niemand meer van de details van de misdrijven kan kennisnemen, noch welke vooraanstaande politici erbij betrokken waren.
Frederik Willem van Vloten
Utrecht 15 april 1889, ~1949
Hij was voor de oorlog werkzaam bij diverse banken. In 1938 werd hij directeur van de Incassobank in Delft. Hij werd al in 1933 lid van de NSB.
Hij werd per 1 april 1941 aangesteld als burgemeester van Delft. Per 1 juni 1942 werd hij directeur van de Winterhulp. In maart 1943 trad hij op eigen verzoek af als burgemeester.
Als burgemeester van Delft was hij tevens hoofd van de politie. In die functie nam hij het toezicht op de activiteiten van de Delftse Politie Inlichtingendienst van zijn voorganger Gerardus van Baren over. Op basis van de door de Inlichtingendienst meest al onder Van Baren verzamelde gegevens werden in juni 1941 na de Duitse inval in de Sovjet in opdracht van de Duitsers 16 Delftse communisten gearresteerd, waarvan er 13 om het leven zijn gekomen. Vervolgens was hij in de periode mei-juni 1942 de Haagse Sicherheitsdienst en Documentatiedienst behulpzaam bij het laten achterhalen van namen en adressen van communistische verzetsmensen die gearresteerd moesten worden, maar waarvoor slechts summiere gegevens beschikbaar waren. Dir resulteerde in ongeveer 60 arrestaties, waarvan er minstens zeven om het leven zijn gekomen.
Na de oorlog werd hij veroordeeld tot vier jaar internering.
Dirk Vrijenhoek
Rotterdam 27 juli 1891, Den Haag 1 augustus 1950
In 1920 werd hij bijna opgelicht door Jan Haakman. Hij was directeur van de vloerenfabriek van zijn schoonouders en werd meteen na de Duitse inval volledig eigenaar om problemen vanwege de Joodse achtergrond van zijn schoonouders te vermijden. Zijn schoonouders werden in december 1942 naar Auschwitz gedeporteerd en meteen na aankomst vergast.
Hij stichtte meteen aan het begin van de bezetting een precisiemetaalwarenfabriek die uitsluitend voor de Luftwaffe ging werken. Daarbij was de Warsitz Werke in Amsterdam de hoofdaannemer voor opdrachten. Zij vriend Just van Hasselt was bedrijfsleider.
Hij werd op 29 december 1942 gearresteerd vanwege het in zijn huis ontvangen van Joodse overburen met zoon zonder dat die een ster op hadden en vervolgens wegens ‘jodenbegunstiging’ in Vught opgesloten. De buren zaten als huisbewaarder in een naburig pand van Reinder Zwolsman ondergedoken. Zijn Joodse vrouw werd in Westerbork opgesloten maar in maart 1943 weer vrijgelaten, omdat ze gemengd gehuwd was. Enkele dagen later werd ze weer gearresteerd en toen kon Vrijenhoek haar vanuit Vught via de Sicherheitsdienstman Fritz Hillesheim vrijkopen.
De bedrijfsleider Van Hasselt zette na de arrestatie van Vrijenhoek het bedrijf voort. Op 15 maart 1944 werd Vrijenhoek vrijgelaten nadat hij een grote vrijkoopsom aan Fritz Hillesheim had betaald. Toen bleek dat Van Hasselt met de financiën geknoeid had en werd op staande voet ontslagen. Meteen na zijn vrijlating liet Vrijenhoek de Sicherheitsdienst controleren of vijf van zijn werknemers die zich langdurig ziek hadden gemeld wel echt ziek waren.
Toen Fritz Hillesheim in september 1944 deserteerde, bracht hij een deel van zijn bezittingen onder bij Vrijenhoek. Vrijenhoek hielp hij hem bij het onderduiken, hoewel deze hem afgeperst had. Op jacht naar de bezittingen van Vrijenhoek deed Zwolsman namens de Sicherheitsdienst een huiszoeking bij hem, waarbij Henk Alsem aangaf welke goederen aan Hillesheim toebehoorden. Hij werd op 6 januari 1045 voor een dag door Zwolsman gearresteerd, omdat die dacht dat hij wist waar de bezittingen van Hillesheim verstopt waren. Na de oorlog woonde de van roof en afpersing door haar man schatrijk geworden weduwe van Hillesheim bij hem in huis.
Hij ging in 1944 onderdelen voor het lanceren van het Duitse V-Wapen produceren. Hij gaf personeel aan dat ziekte simuleerde omdat het in zijn fabriek niet voor de Luftwaffe wilden werken; hij stelde ze daarmee bloot aan uitzending naar Duitsland.
Kort na de bevrijding werd Vrijenhoek gearresteerd wegens collaboratie, maar op 1 november 1945 alweer vrijgelaten, omdat zijn bedrijf van belang was voor de wederopbouw van Nederland. In 1982 vroeg zijn weduwe een verzetspensioen aan bij de Stichting 1940-1945, omdat haar overleden echtgenoot een verzetsman zou zijn en dat verzoek werd in 1989 herhaald.
Antonius van der Waals (Cranendonk)
Rotterdam 11 oktober 1912, Waalsdorpervlakte 26 januari 1950
(Hier vermeld ik voornamelijk zaken die door andere geschiedschrijvers niet zijn vermeld; die zaken hebben direct of indirect met het bestrijden van het communisme te maken. Voor veel meer informatie beveel ik de boeken van Auke Kok aan)
Hij deed zich voor de oorlog voor als uitvinder op elektronisch gebied. Hij had een radioreparatiebedrijfje. Hij kon de geluidskwaliteit van een radio danig verbeteren, waartoe hij in zijn winkeltje een radiobuis installeerde. Later kwam uit dat hij een Philips-patent schond en Philips hem de keuze gaf tussen een hoge betaling per geplaatste buis of een gerechtelijke procedure vanwege de inbreuk op het patent voor de toepassing van de buis in radio’s. Hij stopte toen met zijn ‘uitvinding’ te verkopen. Het ging om de installatie van de door Philips ontwikkelde pentodebuis. Door deze affaire staat hij onder historici tegenwoordig bekend als briljante uitvinder.
Hij werd begin 1937 in opdracht van burgemeester Droogleever Fortuijn door de Rotterdams hoofdcommissaris Louis Einthoven ten behoeve van de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst geworven als politie-infiltrant binnen de Rotterdamse CPN. Het doel was de activiteiten van de groep Wollweber (Internationale Zeeliedenhulp), die bomaanslagen pleegde op schepen die wapens voor de staatsgreep plegende Spaanse generaal Franco vervoerden. Dat betroffen schepen van Duitsland, Italië en Japan (De Nederlandse regering schond met het toelaten van die schepen de zelfverklaarde neutraliteit, maar Nederland verdiende nou eenmaal goed aan de havenactiviteiten in verband met de wapenleveranties). De groep Wollweber plaatste ook wapens en illegale lectuur voor het Duitse verzet tegen Hitler aan boord van zee- en binnenvaartschepen met bestemming Duitsland.
Voor dat doel werd bij het scheepsonderhoudbedrijf A. de Hoop in Rotterdam een schijnfunctie voor Van der Waals gecreëerd. Daarmee kon Van der Waals zonder wantrouwen van de arbeiders aan boord van schepen komen, waarbij hij nauw met de Gestapo samenwerkte. Als dank kreeg het bedrijf in 1938 een gigantische marineorder om elektrische installaties aan boord van een groot aantal schepen aan te leggen, waarvoor het bedrijf eigenlijk te klein was. Bij het uitbreken van de oorlog vervielen de werkzaamheden van Van der Waals maar hij bleef desondanks tot januari 1943 in betaalde dienst.
Het scheepsreparatiebedrijf A. de Hoop waar Anton van der Waals in 1937 in dienst trad als dekmantel voor zijn spionageactiviteiten.
De namen van de leden van de groep werden in 1938 door de chef van de Inlichtingendienst Christoffel Bennekers aan de Gestapo in Hamburg overhandigd, onafhankelijk van het feit of ze strafbare handelingen hadden gepleegd of niet; dit gebeurde terwijl bekend was dat daarmee de levens van de leden in groot gevaar werden gebracht. Uiteindelijk resulteerde het in tien doden onder deze groep, die tijdens de oorlog meteen in het verzet ging.
Er zijn aanwijzingen dat hij tijdens de oorlogsdagen van mei 1940 voor de Duitsers spioneerde door de precieze opstelling van Nederlandse geschutsstukken door te geven. Er zijn zelfs aanwijzingen dat hij een week voor het uitbreken van de oorlog nog een bezoek aan Duitsland had gebracht. Onomstreden bewijzen ontbreken echter.
Hij werd meteen na de Nederlandse capitulatie door Louis Einthoven overgeheveld naar de Aussenstelle Rotterdam van de Sicherheitsdienst. Nadat hij zijn nut had bewezen werd hij in april 1941 overgeheveld naar Joseph Schreieder van de in Den Haag zetelende Duitse contraspionage om als V-Mann voor de Sicherheitsdienst te dienen om verzetsgroepen te penetreren.
Van Schreieder kreeg hij opdracht om onder leiding van Bruno Wolff, de chef van Referat IV A van de Sicherheitsdienst voor de bestrijding van het communisme, onderzoek te doen naar de bomaanslag op 21 april 1941 op een Duitse trein. De bomaanslag mislukte doordat een spoorwegbeambte op de fiets tegen de draad reed die gespannen was om de bom te ontsteken. De beambte raakte daardoor gewond.
Via een verzetsgroep in Delft rond professor Richard Schoemaker kwam hij Johannes Bierhuys op het spoor. Hij verwierf het vertrouwen van Schoemaker door te vertellen dat hij een krukasloze motor had uitgevonden, waardoor vliegtuigen minder zwaar zouden worden en meer bommen konden meenemen. Hij wilde de uitvinding aan Engeland presenteren. Daar had Schoemaker wel oren naar, maar wilde wel eerst het ontwerp en een prototype zien. Van der Waals kwam met een prototype aanzetten en Schoemaker was onder de indruk.
Schoemaker had niet door dat het de al jaren eerder uitgevonden Wankelmotor betrof, waar de Duitse industrie jarenlang in het geheim had gewerkt, maar waarin ze de belangstelling hadden verloren door hardnekkige afdichtingsproblemen, terwijl ze een nieuw project met betrekking tot de straalmotor waren begonnen. De Gestapo had Van der Waals het ontwerp in handen gespeeld in de hoop dat de Engelse oorlogsindustrie er veel tijd aan zou verspillen. Van der Waals was voor uitleg verschillende malen naar Duitsland geweest. Na de oorlog zouden Nederlandse historici, met een ziekelijke afkeer van techniek en exacte vakken, hardnekkig volhouden dat Van der Waals een briljante uitvinder was. Zelf kwam ik erachter doordat Van der Waals zich in een naoorlogs verhoor versprak en zijn uitvinding een wankelmotor noemde, terwijl die motor helemaal niet wankelt. Van der Waals wist het vertrouwen van Schoemaker in hem te versterken door een pistool te leveren; Schreieder had Van der Waals voor dat doel het pistool geleverd.
De dader van de bomaanslag was Johannes Bierhuijs, die bij mevrouw Santen-Blaauw in de Gerrit van Heesstraat in Haarlem ondergedoken zat. Gijsberta (Blaauw) was de stiefdochter van de wereldwijd bekende trotskist en voormalig communist Henk Sneevliet. Gijsberta was gehuwd met de trotskist Salomon (Sal) Santen. Eigenlijk zat de Sicherheitsdienst er niet ver naast dat er connecties met de communisten waren, maar het zat toch anders.
Bierhuijs was bovendien lid van de NSB geworden om zo te proberen interessante informatie te verwerven. Daardoor kwam hij erachter dat een zekere Cranendonk een gevaarlijke figuur voor het verzet was. Cranendonk was een schuilnaam van Van der Waals (de meisjesnaam van zijn moeder). Van der Waals was juist in mei 1941 lid van NSB geworden met stamboeknummer 132922, maar dat werd van hogerhand binnen een maand ongedaan gemaakt. Bierhuijs wilde Van der Waals liquideren en zo gingen de twee naar elkaar op zoek. Voor de liquidatie wilde Bierhuijs een pistool gebruiken dat hij van de kloosterling broeder Joseph Klingen had gekregen en dat was het pistool dat Van der Waals aan Schoemaker had geleverd.
Van der Waals liet twee leden uit de groep van Schoemaker in de val lopen en die werden op 6 mei 1941 gearresteerd. Uit de verhoren leerde de Sicherheitsdienst dat Bierhuys de bomaanslag had gepleegd. Toen Van der Waals en Bierhuys elkaar vonden ontstond een vuurgevecht. Van der Waals wist Bierhuys te overmeesteren en aan Schreieder uit te leveren. Van der Waals ontving 5.000 gulden van Schreieder.
In juni 1941 bood hij de Rotterdamse burgemeester Oud aan een overtocht naar Engeland te regelen. Van wie het initiatief uitging is niet bekend. Of Oud wist dat de man waarmee hij sprak dezelfde was als die hij in 1937 door de Rotterdamse Politie Inlichtingendienst had laten werven als spion is niet bekend. Maar het lijkt wel waarschijnlijk, want anders had Oud nooit zoveel vertrouwen in hem kunnen stellen. Oud betaalde 12.000 gulden maar kreeg alsnog argwaan en zag van de overtocht af. Van der Waals had het geld aan Schreieder moeten afdragen, maar zei dat het gestolen was.
Een aantal Rotterdamse politiemannen had door wat de kwalijke praktijken van Van der Waals betekenden. Ze wilden hem liquideren. Maar ze vonden dat ze voor zo een drastische stap eerst het advies van de voormalige hoofdcommissaris Einthoven moesten inwinnen. Die verbood hen die actie. Uiteindelijk wilden ze het toch doorzetten, maar Van der Waals wist zich steeds zo te manoeuvreren dat ze hem niet te pakken konden nemen. Toen greep de Sicherheitsdienst in en arresteerde enkele politiemannen, die naar een concentratiekamp werden afgevoerd.
De Sicherheitsdienst wilde Van der Waals als geheim agent naar Engeland laten gaan. Van der Waals zou daar 50.000 gulden voor krijgen. Hij vertrok, maar de Sicherheitsdienst brak de reis in Parijs af, door zijn dood door een aanslag voor te wenden. Van der Waals kreeg wel het geld. Overigens verklaarde Johannes Hubertus Veefkind na de oorlog dat Van der Waals wel degelijk enkele keren naar Engeland was geweest (ik heb mijn twijfels over de juistheid van die bewering).
Hij werd door Schreieder als sleutelfiguur ingezet bij het Englandspiel. Steeds als er vanuit Engeland een geheim agent werd gedropt, werd die verhoord. Met de verkregen gegevens zocht hij dan de contactpersonen in Nederland op. Daar wist hij dan door kleine details te vertellen die uit de verhoren kwamen het eerst vertrouwen te winnen en dat vervolgens te versterken door radio Oranje codeberichten te laten uitzenden. De verzoeken om die uit te zenden werden via Schreieder naar Engeland geseind; Schreieder liet die door gearresteerde geheime agenten via radiozenders naar Engeland uitgaan. Op die manier was Van der Waals in staat verschillende malen een verzetsgroep grotendeels op te rollen, waardoor tientallen mensen gearresteerd konden worden. Voor iedere arrestant ontving hij ongeveer 5.000 gulden.
Op 7 augustus 1942 pleegde de Nederlandse Volksmilitie in Rotterdam een aanslag op een trein met Duitse verlofgangers. De plaatsvervangend Befehlshaber der Sicherheitspolizei Friedrich Knolle schakelde Van der Waals in om de daders op te sporen. Van der Waals wist snel te melden dat de daders uit de communistische hoek kwamen, maar verder kwam hij niet.
Omstreeks eind 1942 kreeg hij in een verzetsgroep waarbinnen hij gepenetreerd was een filmrolletje onder ogen met de gehele Duitse kustverdediging in Nederland in beeld gebracht. Het was de bedoeling dat het filmrolletje naar Londen zou worden gebracht en Van der Waals wilde daar wel voor zorgen. Maar eerst wilde hij in contact met de leverancier komen. Zo leerde hij een zekere Jan Bakker kennen, wiens echte naam Gerrit Kastein was.
Juist toen raakte in verzetskringen bekend dat er een zeer gevaarlijke spion in hun gelederen werkzaam was en ze hadden zelfs zijn signalement. Kastein had gauw door dat hij waarschijnlijk met die spion te maken had en wilde hem liquideren. Hij liet zich door Van der Waals een pistool bezorgen, dat van Schreieder afkomstig was. Kastein gebruikte het om de beruchte NSB’er Hermannus Reijdon te liquideren. Vervolgens maakte hij een nieuwe afspraak met Van der Waals voor in een koffiehuis in Voorburg met de bedoeling om hem te liquideren.
Die dag had Kastein ook een andere ontmoeting en bij die ontmoeting viel hij in handen van de Sicherheitsdienst. De Sicherheitsdienst vond een notitie voor de ontmoeting, zonder te beseffen dat het met Van der Waals was. Kastein toonde zich bereid om daar onder bewaking heen te gaan. Bij het koffiehuis wist hij het van Schreieder afkomstige pistool te trekken en een Sicherheitsdienstman te verwonden en een vluchtpoging te doen. Omdat hij geboeid was, kon hij snel achterhaald worden. Van der Waals zat in het koffiehuis en hoorde het kabaal. Tot zijn stomme verbazing zag hij vier bewapende mannen het koffiehuis uit stormen, maar die waren te laat en zagen alleen nog maar de auto met Kastein erin wegrijden. De vier mannen hadden Van der Waals moeten liquideren, maar ze wisten niet wie het was.
Zowel door de liquidatiepoging door Kastein als waarschuwingen die in de illegale pers verschenen, vond de Sicherheitsdienst de positie van Van der Waals niet meer veilig. Daarom zetten ze op 19 juli 1943 in de Zestienhovenstraat in Rotterdam een aanslag in scene en zetten een opsporingsbericht voor de fictieve daders in de kranten met een flinke beloning, waarbij ze vermeldden dat het slachtoffer was overleden.
In 1943 verkreeg Van der Waals de Duitse ‘Staatsangehörigkeit’ (staatsburgerschap), iets wat eigenlijk alleen was weggelegd voor hen die dienst namen bij de SS.
Omstreeks 1943/44 werd in het Signalementeblad van het verzet voor Van der Waals gewaarschuwd al gevaarlijk persoon.
In 1944 trouwde hij onder valse naam met Johanna Cornelia (Corrie) den Held. Kort daarop scheidden ze weer in het besef dat een huwelijk onder valse naam ongeldig is, maar ze bleven wel samen. Haar broer Simon was een V-Mann van Schreieder die vooral actief was bij het in de val laten lopen van zwarthandelaren, waarna de Sicherheitsdienst de goederen in beslag nam en op de zwarte markt verkocht en de opbrengst verdeeld onder een klein clubje waar onder anderen Joseph Schreieder, Fritz Hillesheim, Friedrich Frank, Oskar Wensky en Reinder Zwolsman deel van uitmaakten. Bij deze roofpartijen kreeg Simon een conflict over de buit met Reinder Zwolsman. Haar zuster Catharina (Kitty) kreeg een verhouding met Schreieder. De roofpartij was dus gedeeltelijk een familiebedrijf.
Hij vermoordde zijn butler en hakte hem aan mootjes. De lichaamsdelen werden in een pakket gewikkeld, verzwaard en in een meer gedumpt.
Hij ging na de oorlog tegelijkertijd werken voor de Canadese, Britse en Nederlandse geheime diensten, terwijl hij contacten bleef onderhouden met de restanten van de Duitse inlichtingendienst. Voor zijn veiligheid werd hij naar Duitsland gestuurd. Louis Einthoven van het Bureau Nationale Veiligheid weigerde hem te laten opsporen en arresteren voor de betrokkenheid bij moorden op vele tientallen Nederlanders. Vander Waals vroeg zelfs een verzetspensioen bij de Stichting 1940-1945 aan.
Hij ging ook voor de Russische geheime dienst werken en verbleef twee maanden in Moskou. De Britse Intelligence Service beschouwde zijn contacten met de Russen als desertie en ontvoerde hem uit de Russische bezettingszone van Berlijn. Na detentie in verschillende Britse kampen in Duitsland werd hij overgebracht naar het hoofdkwartier van de Canadese Field Security in Nederland gevestigd in Oxerhof en vervolgens uitgeleverd aan Nederland.
Na zijn terugkeer volgde een strafproces. Daaraan voorafgaand werd een uitgebreid onderzoeksrapport opgesteld. Daarbij werd het aan getuigen die bij het Englandspiel betrokken waren geweest, verboden om verklaringen over Van der Waals bijdragen daaraan af te leggen, anders dn onder vier ogen tegenover Einthoven zelf. Van der Waals werd ter dood veroordeeld en als een van weinigen ook daadwerkelijk geëxecuteerd. Mijns inziens werd die ongebruikelijke executie doorgezet om te voorkomen dat Van der Waals ooit nog eens verklaringen over het Englandspiel zou afleggen en de rollen die lieden als Louis Einthoven en Reinder Zwolsman tijdens de oorlog hebben gespeeld.
Albert Hendrik Willem Weekenstroo
Arnhem 3 februari 1884, Rotterdam 7 januari 1959
(zijn CABR-dossier heb ik maar voor een klein deel bestudeerd, zodat de meeste van zijn wandaden hier niet beschreven worden)
Hij werkte bij de politie van Rotterdam. Hij was de chef van de Justitieelen Dienst met de rang van commissaris. Hij gaf in 1942 leiding bij het opsporen van Sally Dormits en het arresteren van leden van de Nederlandse Volksmilitie, waarvan het grootste deel om het leven kwam. Hij maakte er geen bezwaar tegen toen de vele Joden onder de arrestanten op gruwelijke wijze mishandeld werden.
Jan van der Weerd
Kampen 23 juli 1902
(zijn CABR-dossier heb ik maar voor een klein deel bestudeerd, zodat de meeste van zijn wandaden hier niet beschreven worden)
Zijn roepnaam was Jantien. Hij was voor de oorlog politieman. Hij kwam per 1 juni 1941 bij Documentatiedienst en bleef daarbij tot 16 oktober 1944. Hij schaduwde tijdens de oorlog verzetsmensen ten behoeve van de Sicherheitsdienst. Hij kwam op eigen verzoek bij arrestatieploegen voor Joden en arresteerde er zeer veel.
Op 15 september 1949 was hij een van de twee politiemannen die naar het plaats delict gingen nadat een andere politieman de vondst van het lijk van Friedrich Schallenberg telefonisch had doorgegeven.
Jilis van der Weerd
Herwijnen 27 februari 1908, Herwijnen 11 oktober 1990
(zijn CABR-dossier heb ik maar voor een klein deel bestudeerd, zodat de meeste van zijn wandaden hier niet beschreven worden)
Van der Weerd was sinds 1930 bij de Haagse politie. Hij werd in het najaar van 1940 lid van de NSB met stamboeknummer 132922 en de SS.
Hij kwam per 24 april 1941 bij de Documentatiedienst met opdracht bestrijding van het communisme. De politie-infiltrant Van Soolingen moest toen aan hem gaan rapporteren en Van der Weerd meldde alles aan de chef van de Documentatiedienst Cornelis Bakker; Van der Weerd betaalde hem daarvoor wekelijks 10 gulden. Hij stelde lijsten van communisten op. Hij arresteerde veel communisten en mishandelde ze beestachtig bij verhoren wat soms tot blijvend letsel leidde. Hij sloeg met gummistok, trapte en schopte op hoofd en lichaam tot de arrestanten in elkaar zakten. Veel communisten verloren door zijn toedoen het leven en hij gaf tijdens de oorlog zelf aan dat het de bedoeling was. Ook benaderde hij de echtgenotes van gearresteerde communisten voor het verkrijgen van seksuele gunsten, soms in ruil voor een bezoek in de gevangenis. Van der Weerd stal goederen uit de woningen van arrestanten.
Hij deed in september 1941 huiszoeking bij de communistische verzetsman Gerrit Kastein met de bedoeling die te arresteren. Van der Weerd speelde een belangrijke rol bij het in de val laten lopen van de stadsleider van het communistisch verzet Jaap Boekman en bij het daaropvolgende schaduwen en arresteren van hem. Ook nam hij deel aan het arresteren van communisten, zoals Gerbert Bakker, van wie de namen uit de verhoren van Boekman en zijn medewerkers bekend raakten. Hij was erbij aanwezig toen de Sicherheitsdienstman Ernst Knorr de communistische verzetsman Gerbert Bakker martelde.
Hij arresteerde in juni 1942 de sociaaldemocratische verzetsmensen Jacques Sassenus, Johannes Bron en Julius Varwijk; Varwijk werd gefusilleerd en Bron kwam in het concentratiekamp Neuengamme om het leven.
Vanaf de zomer van 1942 was hij betrokken bij het arresteren van Joden die zich niet voor deportatie gemeld hadden en van communistische gijzelaars. Vanaf eind 1942 werkte hij rechtstreeks voor de Sicherheitsdienst.
Na de oorlog werd hij tot vijf jaar gevangenisstraf veroordeeld, wat na gratie met een jaar verminderd werd. Bij de uitspraak stelde de rechter vast dat het bij de communisten in beslag nemen van goederen onrechtmatig was geweest. Hij vroeg in 1987 een verzetspensioen bij de Stichting 1940-1945 aan.
Jan Weuring
Zuidbarge (Emmen) 10 september 1895
(zijn CABR-dossier heb ik maar voor een klein deel bestudeerd, zodat de meeste van zijn wandaden hier niet beschreven worden)
Hij kwam in 1919 bij de Haagse Gemeentepolitie. Hij was vanaf 1932 sympathisant van de fascistische Baarsgroep. Vanaf 1937 stelde hij rapporten op over ronselarij en vrijwilligers voor de Internationale Brigade voor de Spaanse burgeroorlog. Hij werd in 1941 lid van de NSB met stamboeknummer 144542.
Hij kwam per 14 november 1941 bij de Documentatiedienst waar hij ten behoeve van de Sicherheitsdienst werkte. Hij ging in 1942 naar de Justitieelen Dienst om weer in 1943 bij de Documentatiedienst terug te keren. Waarschijnlijk was hij de politieman die Jaap Boekman tijdens verhoren mishandelde; hij mishandelde in ieder geval Evert Ruivenkamp. In februari 1943 deed hij in het kader van het oprollen van het communistisch verzet rond de verzetsleider Jaap Boekman huiszoeking bij Dominicus Middendorp, die net daarvoor door hem gearresteerd was. Tegen de pensionhoudster vertelde hij dat Middendorp nooit meer zou terugkeren, wat illustreert dat de Haagse politie donders goed wist dat de door hen gearresteerde communisten om het leven zouden worden gebracht. Hij mishandelde gevangenen ernstig. Hij werd belast met onderzoek naar de aanslag op generaal Seijffardt. In zijn aantekenboekje kwam in september 1943 de naam voor van de Surinaamse onafhankelijkheidsactivist Anton de Kom evenals die van de communistische publicist Gijsbert van Munster en de verspreider van illegale kranten Willem Marquenie; alle drie zijn om het leven gekomen. Ook de naam van Annetje Polak-Kupferschmidt komt in het aantekenboekje voor met het adres van haar ouders in de Zoutmanstraat.
Hij ging per 1 november 1943 naar de Gemeentepolitie in Woerden, waar hij als korpschef onderduikers opspoorde en arresteerde. Voor het laatste werd hij na de oorlog tot gevangenisstraf veroordeeld.
Joseph Hendrik van Wesemael
Amsterdam 4 februari 1920, vermist
Zijn roepnaam was Sjef. Hij was oorspronkelijk van beroep speelgoedkoopman. Hij was lid van de Germaanse SS. Hij werd V-Mann voor de Sicherheitsdienst en stond onder leiding van de Sicherheitsdienstman Otto Haubrock, waarbij hij de schuilnamen Karl Jansma en J.H. Versenaar gebruikte; de Sicherheitsdienst voorzag hem van valse papieren ten name van Versenaar. Hij werkte veel samen met Anton van der Waals.
Hij werkte voor de Documentatiedienst bij pogingen de leider van de Haagse CPN in 1942 op te sporen.
Hij infiltreerde pilotenlijnen in Limburg, en raakte in november 1943 ernstig gewond bij een aanslag nadat hij ontmaskerd was. Hij kreeg daarbij drie schoten door de longen en een door het scrotum, waarna hij in het ziekenhuis in Sittard werd verpleegd. Zijn collega V-Mann Rodin Barend Rodolf (Rado) Jordens werd bij die gelegenheid dodelijk gewond, zodat die twee dagen later overleed. Hij werd voor het laatst in juni 1945 gezien en verdween daarna spoorloos.
In 1944 werd hij in het Sonderkommando Frank opgenomen. Op 1 januari 1945 kreeg hij in het kader van het zogenoemde Saskiaspiel in de Anna Paulownastraat in Den Haag een schot door de onderkaak.
Na de oorlog verklaarde Haubrock dat hij Wesemael op 10 april 1945 naar Eindhoven had gestuurd om zich daar te melden bij majoor Jan Marginus Somer van het Bureau Inlichtingen die er dan voor zou zorgen dat hij in het Nederlandse leger werd opgenomen. Wesemael zou vervolgens naar Nederlands-Indië zijn uitgezonden. Maar er waren ook geruchten in omloop dat hij bij zijn tocht naar Eindhoven in een mijnenveld om het leven zou zijn gekomen (zijn lichaam is nooit gevonden).
Hij werd bij verstek ter dood veroordeeld. Formeel staat Wesemael te boek als vermist. Hij stond in 1970 nog in het opsporingsregister van plegers van misdaden gedurende de oorlog.
Sikko Wijmenga
Ternaard 7 juli 1903
(zijn CABR-dossier heb ik maar voor een klein deel bestudeerd, zodat de meeste van zijn wandaden hier niet beschreven worden)
Hij was voor de oorlog politieman. Hij werd meteen na Nederlandse capitulatie lid van NSB met stamboeknummer 96415; dit nummer beneden de 100.000 duidt er op dat hij al voor de oorlog geheim lid van de NSB was. Hij riep meteen na de Nederlandse capitulatie in mei 1940 het Haagse politiepersoneel namens hoofdcommissaris Van der Meij op om lid te worden van de NSB omdat het een morele verplichting was. Hij werd lid van de Documentatiedienst en vervolgens van de Sicherheitsdienst.
In het kader van het Englandspiel moest hij eind 1943 samen met een aantal politieagenten en Sicherheitsdienstmannen in Bergen op Zoom in de woning van de gearresteerde Antonius Juten posten. De Duitsers sleepten allerlei kostbaarheden uit de woning. Dat vond hij ook een goed idee en pakte ook een waardevolle zaken, maar had het vooral voorzien op een postzegelverzameling. Toen Juten vrijgelaten werd, trof hij een vrijwel leeggeroofde woning. Juten deed zijn beklag bij de burgemeester, waarmee hij bevriend was. Die sprak de Duitsers eropaan en die wilden niet toegeven dat ze verantwoordelijk waren, maar pakten vervolgens de stelende politiemannen wel aan, waarbij Wijmenga. Wijmenga werd gearresteerd en gevangengezet, maar werd na vier-en-een-halve maand vrijgesproken, omdat er bij huiszoeking geen gestolen spullen gevonden konden worden.
Hij werd na oorlog tot gevangenisstraf veroordeeld.
Kors Frederik van der Wilt
Rotterdam 11 februari 1892
Hij was politieman in Rotterdam. In 1931 hielden de communisten een vergadering in Rotterdam, waarna na afloop een spontane demonstratie ontstond. De aanwezige politiemannen vroegen om versterking, waarna de bereden brigade verscheen. Daarbij was Van der Wilt aanwezig. Bij de meppartij werd Van der Wilt van zijn paard geschoten (mijns inziens was dat een provocatie uit fascistische hoek, omdat fascisten over het algemeen bewapend waren en de communisten als ze vochten dat deden met hun vuisten of straatstenen).
Hij was een van de vier politiemannen die geroepen werden bij het lichaam van Sally Dormits, die op een politiebureau zelfmoord had gepleegd. Hij was actief betrokken bij de opsporing en arrestatie van leden van de Nederlandse Volks Militie (NVM), waarbij hij zich enorm uitsloofde. Hij werkte nauw samen met de Sicherheitsdienst. Zijn activiteiten leidden tot de dood van tientallen Joden en communisten. Hij observeerde in Den Haag bij station Hollands Spoor een ontmoeting tussen de neven Hendrik en Caspar Speksnijder. Bij de arrestatie ontstond een worsteling, waarbij de Duitse SD’er Hoffmann de kaak van Hendrik kapottrapte. Hij constateerde bovendien dat de anus van Caspar na een verhoor door de Sicherheitsdienst ernstig beschadigd was. Beide neven zijn om het leven gekomen. Hij deed mee aan een door de Sicherheitsdienst aangeboden vreet- en zuipfestijn om de dood van gearresteerde Joden en communisten te vieren.
Hij werd vanwege zijn bijdrage aan de massa-arrestaties van leden van de NVM bevorderd. Hij kreeg bovendien voor ieder van zijn drie kinderen een spaarbankboekje met vijfhonderd gulden er op. Het hele Rotterdamse politiekorps kreeg als dank voor de hulp bij het opsporen van de leden van de NVM een gratificatie van een weekloon.
Omstreeks 1943/44 werd in het Signalementenblad van het verzet voor Wijmenga gewaarschuwd als gevaarlijk persoon.
Bij de zuivering van de politie verklaarde Van der Wilt dat hij met betrekking tot zijn contacten en samenwerking met de Sicherheitsdienst overleg had gepleegd met zijn neef J. van der Wilt die commandant van de Ordedienst op de Linker Maasoever was. De Ordedienst was van mening dat een nauwe samenwerking van Kors van der Wilt met de Sicherheitsdienst belangrijke inlichtingen kon opleveren. De zoon van de neef heeft na de oorlog schriftelijk bevestigd dat gedurende de oorlog er geregelde contacten tussen Kors en zijn neef bestonden. De Ordedienst noch zijn neef persoonlijk hebben deze bewering nooit tegen gesproken, waarmee het er sterk op lijkt dat de extreemrechtse en fel anticommunistische Ordedienst willens en wetens heeft meegewerkt aan het de dood injagen van omstreeks tweehonderd Rotterdamse communistische verzetsmensen.
Hij bleef na de oorlog in dienst van de Rotterdamse politie, waar ze zo een massamoordenaar kennelijk goed konden gebruiken.
Reinder Zwolsman (Mickey Boersma)
Maassluis 29 augustus 1912, Wassenaar 1 februari 1988
(In het werk ‘Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’ wordt door Lou de Jong veel aandacht aan Reinder Zwolsman en de daarbij behorende figuren Henk Alsem en Fritz Hillesheim besteed. De inhoud van deze passages wijkt dermate sterk af van wat in de documenten staat, dat het min of meer uit de duim gezogen lijkt te zijn. Mijns inziens is er sprake van opzettelijke geschiedvervalsing om de figuur Reinder Zwolsman, met zijn connecties tot op het hoogste niveau in de politiek, in bescherming te nemen en het bestaan te verhullen van de samenwerking voor, aan het eind van en na de oorlog tussen Nederlandse en Duitse Inlichtingendiensten via de Geheime Dienst Nederland, Werwolf, SOAN en Gladio.)
Hij werd al op jonge leeftijd bouwondernemer en makelaar, nadat begin jaren dertig het Haagse bouwbedrijf van een oom failliet ging en hij de restanten van het bedrijf kon voortzetten.
Hij leidde in de jaren dertig een losbandig leven waardoor hij de ziekte syfilis opliep. Hij kwam daarvoor omstreeks 1935 onder behandeling van de zenuwarts Ed Hoelen van de Ursulakliniek in Wassenaar. In dezelfde tijd kreeg hij ten gevolge van onder dronkenschap veroorzaakt auto-ongeluk een hersenletsel, dat ook door Hoelen behandeld kon worden. Hij werd vanwege het dronken besturen van een motorvoertuig voor een jaar uit de rijbevoegdheid gezet. Het ongeluk gaf Zwolsman de mogelijkheid om te verhullen dat hij voor syfilis behandeld werd. Hij kreeg bij de behandeling morfine toegediend, waardoor een verslavingsafhankelijkheid van Hoelen ontstond.
Hij ging in 1938 failliet, maar het faillissement kon na enkele weken weer worden opgeheven. Hij kocht de lege NV ABEX. De louche zakenman Jan Haakman, later V-Mann voor de Sicherheitsdienst, had al begin jaren dertig zaken voor dat bedrijf gedaan; dit is waarschijnlijk de weg waarlangs de twee met elkaar in contact zijn gekomen.
In de zomer van 1940 begon het bedrijf ABEX vanuit het niets geweldig te floreren door enorme bouwprojecten van relatief luxueuze huizen in Den Haag en Wassenaar, makelaars- en verzekeringsactiviteiten.
Kort na het begin van de Duitse bezetting verwierf hij contracten voor de bouw van bunkers in België, Frankrijk en Kassel in Duitsland. Volgens naoorlogse onderzoeken door de politieman Evert Sanders gingen de bouwactiviteiten in België gepaard met spionageactiviteiten voor de Duitse bezetter. (De stukken uit het onderzoek door Sanders zijn in opdracht van minister-president Beel vernietigd, zodat er alleen stukken met conclusies resteren. Heden ten dage zijn alsnog stukken uit het onderzoek aan het licht gekomen, maar de AIVD houdt al tien jaar de openbaring tegen, ondanks de wettelijke verplichting en Kamervragen, waarbij minister Plasterk door ontwijkende antwoorden zijn grondwettelijke verplichting tegenover de Tweede Kamer schond.)
Vanaf eind 1941 was hij betrokken bij bunkerbouw voor de vliegtuigindustrie in Kassel in Duitsland. Er hebben foto’s bestaan van hem omringd met zijn werknemers en die van een zakencompagnon.
Hij stichtte in 1941 een nieuw bedrijf genaamd Sprietlaeck, waarin zijn bedrijven ABEX, Nieuw Blijdorp, Stadszoom werden opgenomen door een aandelentransactie, waardoor Zwolsman als directeur van Sprietlaeck van zichzelf kocht en de overige aandeelhouders geen enkel idee hadden of daarbij wel een zuivere prijs werd betaald. De zakenkrant Finantieel Weekblad suggereerde in 1942 dat het bedrijf een onbetrouwbaar geheel was, waar ‘de officier van justitie eens goed naar zou moeten kijken’. Binnen dat bedrijf werden zijn zuster Pietje Zwolsman, zijn morfineleverancier Ed Hoelen en voormalig RKSP-minister van defensie Laurentius Deckers commissaris. Behalve zijn zuster participeerden de commissarissen actief in de vastgoedtransacties. Later werd weer een nieuw bedrijf genaamd ‘Nassaulaan’ gesticht, waarin Sprietlaeck werd opgenomen, waarbij het financiële spelletje uit 1941 herhaald werd. De naam ‘Nassaulaan’ verwijst naar de straat waarin Ed Hoelen woonde.
In 1942 verhandelde hij de inventaris van hotels in Katwijk en Noordwijk die aan de Joodse eigenaren waren ontnomen.
In het najaar van 1944 deed hij enorme vastgoedtransacties via zijn bedrijven Nassaulaan in Den Haag en Stadszoom in Amsterdam, waarbij tegen de honderd panden verkocht werden. De panden, met een aankoopwaarde van tegen een miljoen gulden, waren voor het merendeel Joods bezit dat door de Niederländische Grundstückverwaltung verhandeld werd. De panden werden niet rechtstreeks aan Zwolsman verkocht maar via een Duitse stroman. Vervolgens werden de panden in een NV ondergebracht die hij aan een Argentijnse strovrouw verkocht. Op deze manier trachtte een onbekende hoge Duitse Nazi zijn vermogen voor na de oorlog in veiligheid te brengen, in de verwachting dat als het Argentijns bezit was worden het niet meer geconfisqueerd kon worden. Behalve aan de vastgoedtransacties verdiende Zwolsman aan de verkoop van een lege NV, het onderhoud, de glasverzekering en het incasseren van de huur. Toen de panden na de oorlog in beslag werden genomen en voor zover het om voormalig Joods bezit ging in het kader van het rechtsherstel aan de rechtmatige Joodse eigenaren werden teruggegeven, bleef Zwolsman verdienen aan het onderhoud, de glasverzekering en het incasseren van de huur.
Ook in het najaar van 1944 ging hij collaborateurs en oorlogswinstmakers helpen. Hij bood aan om onroerend goed, of aandelen in een NV met daarin vastgoedeigendommen, te verkopen met een opslag van 10% van de oorlogswinst. Hij zou die dan doorsluizen naar het Nationaal Steunfonds (NSF), dat geld beschikbaar stelde voor hulp aan onderduikers. Dan zou hij er via zijn goede relaties binnen de RKSP, zoals Deckers, Romme en Kortenhorst, ervoor zorgen dat ze niet vanwege collaboratie vervolgd zouden worden en dat ze de rest van de oorlogswinst konden behouden. Maar na de oorlog verklaarde het NSF dat het nooit geld van Zwolsman had ontvangen. De officier van Justitie schreef daarover dat Zwolsman het ‘te eigen bate’ had gebruikt. Zwolsman werd nooit vervolgd voor deze oplichting en specifieke manier van oorlogswinst opstrijken.
Een andere vorm van oorlogswinst maken was het volgende. Zijn zakenpartner Adrianus de Vetten, met wie hij in Kassel had samengewerkt, was bang dat zijn bedrijf in beslag zou worden genomen. Daarom sprak hij via Ed Hoelen met Zwolsman af dat die alle bouwmachines en –materialen zou overnemen en als de kust veilig was weer na de oorlog terug verkopen tegen een vastgestelde prijs. De transactie werd verder geregeld door Sebastiaan van der Mark, de buurman van Hoelen die administrateur bij De Vetten was. Maar Zwolsman betaalde niet. De zakenpartner werd na de oorlog gearresteerd en zat een poos gevangen. Toen die weer vrijkwam, weigerde Zwolsman de machines en materialen terug te leveren. En het contract was waardeloos, want in de kleine lettertjes stond dat de terug levering alleen zou plaatsvinden als de zakenpartner alle afgesproken verplichtingen was nagekomen. Maar door zijn detentie was die niet in staat om alle afspraken na te komen en zo beschikte Zwolsman over gratis verkregen machines en materialen die voor de naoorlogse herstelbouw zo schaars beschikbaar waren.
Een bewering die in de naoorlogse processen-verbaal met betrekking tot Zwolsman gedaan werd, maar waarvoor verder geen concrete aanwijzingen voor bestaan, is dat Zwolsman zijn eigen neef Maarten Pronk aan de Sicherheitsdienst verraden zou hebben. Pronk was een prominente figuur binnen het communistische verzet. Hij had in juni 1943 enige weken bij Zwolsman ondergedoken gezeten. Hij werd op een mij onbekende datum gearresteerd en in een proces ter dood veroordeeld. Hij werd op 13 januari 1944 gefusilleerd.
In de zomer van 1944 werd Zwolsman door kolonel August de Koningh bij de Sicherheitsdienst aanbevolen om als V-Mann op te treden en om leiding te geven aan een peloton marechaussees bij de bestrijding van de zwarte handel. De Koningh was voor de oorlog inspecteur van de marechaussee en werd in de zomer van 1940 door de Duitse rijkscommissaris Seyß-Inquart benoemd tot inspecteur-generaal van politie. De Koningh had in 1943 naar eigen zeggen samen met Willem Visser bij Fritz Mucke ondergedoken gezeten. Daar had hij zich bekwaamd in de zwarte handel in goederen bestemd voor de Wehrmacht aan het Oostfront. Als aanbeveling kan hebben geholpen dat Zwolsman zuster Wopkje gehuwd was met Georg Ernst Werner, die als in Nederland geboren Duitser verplicht was bij de Wehrmacht te dienen. Voor mij is een onopgeloste vraag of deze persoon identiek is aan een zekere Werner die samen met Veefkind sr. in augustus 1941 de communist Cornelis Hendrik Compter arresteerde. Indien dat het geval is, dan dateren de connecties tussen Zwolsman en de Sicherheitsdienst al uit 1941.
Aldus kwam Zwolsman terecht bij het Sonderkommando Frank van de Duitse contraspionage en kreeg de leiding over acht marechaussees, terwijl hij geen enkele politie-ervaring had. Zijn chef werd de V-Mann Jan Haakman. Hij hield zich daarvoor bezig met een tweetal zaken: roofovervallen op zwarthandelaars en winkeliers en infiltratie bij de rechtse verzetsorganisatie Geheime Dienst Nederland. In beide gevallen werkte hij samen met Anton van der Waals.
Bij de Sicherheitsdienst was een onder leiding van Oskar Wensky staande aparte afdeling voor de bestrijding van de zwarte handel. Een van diens ondergeschikten was Fritz Hillesheim. De afdeling zette V-Männer in die bij zwarthandelaren inkopen deden. Als de goederen geleverd werden, werden de zwarthandelaars gearresteerd en de goederen in beslag genomen. Maar daarna werden de goederen alsnog op de zwarte markt verkocht en de betrokken leden van de Sicherheitsdienst en hun chefs verdeelden de opbrengst en werden zo schatrijk. En als bonus boden ze de zwarthandelaren aan zich vrij te kopen, waarvoor het standaardtarief 5.000 gulden was, maar dat ook kon oplopen tot 50.000 gulden. Hillesheim moest onder andere de V-Männer uit betalen met een percentage van de buit, maar deed dat slechts ten dele en stak de rest in eigen zak.
Zwolsman werd betrokken in dat spel. Met zijn peloton marechaussees deed hij overvallen op de opslagplaatsen van zwarthandelaren en ging vervolgens de in beslag genomen goederen verhandelen, zodat het kantoortje van het peloton marechaussees eerder een handelskantoor met rinkelende telefoons was dan een soort politiebureau. De zwarthandelaars waren vaak winkeliers, die nog over achtergehouden voorraden beschikten. Voor het gemak begon Zwolsman ook allerlei bona fide winkeliers te overvallen en roofde niet alleen voorraden maar ook allerlei privéspullen uit de woningen. Daarbij was hij vooral geïnteresseerd in sterke drank en rookwaren. Bij de overvallen zwaaide hij vaak met zijn van de Sicherheitsdienst gekregen pistool en mishandelde de winkeliers. In een geval kreeg hij met Jimmy den Held, de zwager van Anton van der Waals ruzie over de verdeling van de buit. Hij nam hem gevangen en sloot hem op in het kantoor van Jan Haakman. Hij mishandelde hem en kneep hem de keel dicht en wist uiteindelijk het achtergehouden deel van de buit ter waarde van ruim 20.000 gulden in de vorm van juwelen te achterhalen.
Op Dolle Dinsdag dook Hillesheim onder. Dat deden wel meer Duitsers die geen zin meer hadden om te sneuvelen. In het geval van Hillesheim wilde hij zijn geroofde vermogen in veiligheid stellen en bovendien na de oorlog in Nederland kunnen blijven. Daarom moest hij het alibi krijgen dat hij het verzet had geholpen, waarbij de fantast Henk Alsem hem wel bij wilde helpen. Bij de Sicherheitsdienst waren ze kwaad, want ze verdachten Hillesheim er van zijn handen schoon te willen wassen en hen na de oorlog te verraden als dieven, rovers, oplichters, zwarthandelaars en afpersers. Daarom werd een felle jacht op Hillesheim ingezet.
Daarvoor werd Zwolsman met zijn peloton marechaussees ingezet, waarbij hem een beloning van 40.000 gulden in het vooruitzicht werd gesteld. Zwolsman kende de vrienden waarmee Hillesheim mee omging en had hem vrij snel te pakken. Hij leverde hem uit. Hillesheim werd ter dood veroordeeld door ophanging, wat op 4 december 1944 op het landgoed Oxerhof bij Deventer gebeurde, en Zwolsman streek zijn beloning op. Zwolsman wist dat Hillesheim voor 200.000 gulden aan huizen had gekocht en wilde die in handen krijgen, want als makelaar wist hij wel wegen om die papieren op zijn eigen naam te stellen. Tot januari 1945 bleef hij allerlei panden waarbij hij op verschillende adressen allerlei bezittingen van Hillesheim te eigen bate in beslag nam en en passant ook nog wat bezittingen van anderen meepikte. Daarbij kreeg hij ruzie met Henk Alsem, die hij ervan verdacht een deel van de bezittingen verborgen te houden. Hij sloot Alsem op in het gesloten deel van de Ursulakliniek, waar die zonder hoognodige medische verzorging vele wekenlang gevangen werd gehouden. Of de papieren ooit gevonden zijn is onbekend.
Bernardus Terheijden was in 1944 een zakenpartner van Zwolsman, die allerlei goederen op de zwarte markt inkocht, die door Zwolsman dan voor nog hogere prijzen verkocht konden worden. Henricus Terheijden, een broer van Bernardus, was gearresteerd vanwege het illegale bezit van een radio en in kamp Amersfoort opgesloten. Zwolsman wist met de Duitsers te ritselen dat Henricus werd vrijgelaten, maar moest daarvoor wel vier andere gevangen vanuit het Oranjehotel in kamp Amersfoort afleveren. Zwolsman bracht ze met twee auto’s over, maar zei daarbij dat hij ze bij een vluchtpoging zou neerschieten, waarbij hij met een pistool zwaaide. Ter verzachting bood hij ze onderweg nog wel een copieuze maaltijd in zijn villa in Blaricum aan. In Amersfoort bleek Zwolsman goede maatjes van de bewaker Joseph Kotälla te zijn. De vier gevangenen hebben weliswaar de oorlog overleefd, maar twee hadden het zeer zwaar gehad doordat ze als dwangarbeider naar Oostenrijk en Joegoslavië waren gestuurd.
Er vond nog een gevangenenruil plaats. Het ging om Willem Jacobus Cornelis Verwoerd, de zoon van de directeur Rijksbureau Huiden en Leder. Daarvoor moesten zes gevangenen ingeleverd worden voor graafwerkzaamheden bij het front bij Arnhem. Dat was een levensgevaarlijke klus, omdat voortdurend granaten insloegen. Een van de gevangenen, de bekende verzetsman Dirk Eskes, zag na verloop van tijd kans te vluchten, maar werd enkele weken later toch gepakt en twee maanden daarna met 23 anderen bij Hattem gefusilleerd. Voor deze prachtige daad kreeg Zwolsman 24 paar damesschoenen (toen een kostbaar goed) die hij aan zijn relaties bij de Sicherheitsdienst uitdeelde en zo goede sier kon maken.
In opdracht van Joseph Schreieder van Duitse contraspionage infiltreerde Zwolsman de Haagse afdeling van de verzetsgroep Geheime Dienst Nederland (GDN) die in het Vredespaleis zetelde. Hij gebruikte daarbij de schuilnaam Mickey, wat ongeveer gelijk was als Miki wat de schuilnaam van de in Amsterdam zetelende echte leider Wim Schoemaker van de landelijke organisatie GDN was. De Duitse contraspionage in het Englandspiel had via Anton van der Waals toegang gekregen tot verschillende zenders. Via zo een zender werd verzocht een nieuwe marconist te sturen. Daardoor werd Johannes Steman gedropt door het Bureau Bijzondere Opdrachten (BBO) in Londen en die kwam bij de GDN aan. Daarmee had Joseph Schreieder na het beëindigen van het Englandspiel een nieuwe radioverbinding met Londen. Er ontstond een radioverkeer waarbij Steman de boodschappen opving en noteerde, een GDN-medewerkster ze decodeerde, een koerierster ze naar Zwolsman bracht, die ze naar Friedrich Frank bracht, die ze op zijn beurt doorgaf aan Schreieder. Schreieder schreef dan een antwoord dat de omgekeerde weg volgde.
Door het radioverkeer konden allerlei bestellingen aan BBO worden doorgegeven en die betroffen vooral sigaretten, chocola, koffie, thee, kaas en dergelijke, maar ook wapens als stenguns. De leden van de GDN en van het Sonderkommando Frank en enkele andere Sicherheitsdienstmannen genoten van deze zaken mee. De chef van de Duitse contraspionage Schreieder gebruikte ze echter ook om aan V-Männer te geven, die zo verzetsgroepen konden penetreren door daarmee te laten zien dat ze rechtstreekse contacten met Londen hadden, wat veel vertrouwen uitstraalde. Bij deze gang van zaken kwamen enkele leidende leden van de GDN regelmatig in de vlak bij het Vredespaleis gelegen Willemsparkflat bij Friedrich Frank van de Duitse contraspionage en zijn V-Männer op bezoek.
Behalve de zender van Steman controleerde de Sicherheitsdienst ook een vijftal andere zenders. Via een van die zenders werden gegevens over de posities van onderdelen noodzakelijk voor de start van V2-raketten vanuit het Haagse Bos doorgegeven. Die posities lagen verspreid over de wijk Bezuidenhout. Zo hoopte de Duitse contraspionage een bombardement op Bezuidenhout uit te lokken omdat propagandistisch goed uitkwam als de geallieerden de bevolking zouden bombarderen. Tot grote vreugde van Friedrich Frank lukte dat. Na de oorlog werd door Evert Sanders geprobeerd Zwolsman hiervoor medeverantwoordelijk te houden.
Een buitengewoon staaltje was dat via het radio-Spiel op 9 januari door Schreieder bewerkstelligd werd dat de Britse luchtmacht op 10 en 11 maart vier wapendroppings bij Nieuwkoop deed. Zwolsman kreeg van de Duitse contraspionage een aantal vrachtwagens ter beschikking en de bijbehorende Fahrbescheinigungen, zodat hij probleemloos de diverse wegcontroles kon passeren en de wapens in de Ursulakliniek kon opslaan. Het ging om onder meer 500 stenguns met bijbehorende munitie en ander wapentuig. De bedoeling was om die na de Duitse capitulatie aan de onder controle van de Ordedienst staande Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS) te verdelen en die NBS op strategische plekken in Den Haag op te stellen. In het geval de bevolking de oude regering niet terug zou willen hebben werden ze geacht een gigantisch bloedbad aan te richten (na de oorlog werd verwezen naar een communistische dreiging, maar dat is natuurlijk onzin, want de meeste serieuze communisten waren al vermoord of zaten ver weg gevangen). Alhoewel er weinig over uitgelekt is, lijkt het om een actie in het kader van de operatie Werwolf te gaan.
De Sicherheitsdienst maakte zich bezorgd over het feit dat er diverse Duitse militairen op straat gedood werden. Daarom werd een bijeenkomst met het verzet gearrangeerd, waarbij van Duitse zijde onder ander Hans Munt en Friedrich Frank deelnamen. De mensen uit het ‘verzet’ n feite waren het gegoede burgers die soms tot het verzet behoorden en soms collaborateurs waren. Uit het echte verzet waren mensen afkomstig van het Nationaal Comité, Medisch Contact, Landelijke Organisatie voor Steun aan Onderduikers en het Studentenverzet. Maar de vertegenwoordigers deden dat zonder de leiding van hun organisaties te consulteren. Eigenlijk was het een groepje uit de omgeving van de GDN en Zwolsman. Daarnaast was er iemand van de GDN aanwezig en Zwolsman zelf nam ook deel. Een chauffeur van het Sonderkommando Frank haalde de deelnemers van huis op, wat wel enige indruk geeft hoe illegaal ze waren. Er werd afgesproken dat er niet meer zomaar op Duitse militairen geschoten zou worden, dan zouden de Duitsers bij represailles geen ongewapende verzetsmensen meer doodschieten. De Duitsers kwamen de afspraak niet na, want er werden nog heel veel communisten doodgeschoten en op 8 maart ook nog een tiental leden van de Trouw-groep.
Verder was hij in maart 1945 aanwezig bij besprekingen tussen de Sicherheitsdienst en het drietal Willem Drees, Jan Tenkink en August de Koningh. Na de oorlog verklaarde Drees dat de gesprekken over de voedselvoorziening gingen, maar Tenkink en De Koningh hadden niets met de voedselvoorziening te maken en konden daar ook geen zinnig woord over zeggen. De enige overeenkomst tussen deze drie is dat het allemaal felle anticommunisten waren en dat de laatste twee met de openbare orde te maken hadden. Het meest waarschijnlijke is dat er afspraken gemaakt werden om een eventuele procommunistische opstand van de bevolking gezamenlijk, dus met inzet van Duitse militairen, de kop in te drukken.
Op 31 maart 1945 werd er door twee politiemannen en een knokploegleider (wat de achtergrond van de KP-leider was, is in nevelen gehuld; het kan een V-Mann of een crimineel zijn geweest) een aanslag gepleegd op Just van Hasselt en zijn vrouw. De twee slachtoffers werden gewond en kwamen in respectievelijk ziekenhuis Westeinde en de Ursulakliniek opgenomen. Op 2 april vlak voor middernacht drong Zwolsman met een kompaan, beiden gekleed in uniform van de Sicherheitsdienst, het ziekenhuis binnen en ontvoerden Van Hasselt naar de Ursulakliniek en hield hem daar gevangen. Op 7 april stormde Zwolsman naar binnen en gaf opdracht om Van Hasselt om het leven te brengen. Van Hasselt werd in de kelder van de Ursulakliniek begraven. De reden van de moord is onbekend. Waarschijnlijk gaf Zwolsman het bevel in opdracht van Friedrich Frank. Mogelijk was de achtergrond een misleiding operatie, waarbij vervalste bouwtekeningen van de V2-raket in opdracht van Frank door Van Hasselt naar de geallieerden in Antwerpen moesten worden overgebracht. Frank zou Van Hasselt niet meer vertrouwd hebben of gewoon de operatie afgeblazen hebben.
Naast deze moord zijn er nog berichten over drie moorden die door Zwolsman en zijn peloton marechaussees zouden zijn gepleegd. Deze beweringen zijn na de oorlog nooit uitgezocht, zodat het niet duidelijk is of het om een vals gerucht of een doofpotaffaire gaat.
Direct na de oorlog kwam hij bij de arrestatieploegen terecht en werd lid van de Politieke Opsporingsdienst (POD). Hij deelde daarbij een kamer met Laurentius van Laere en Hendricus Teseling. Hij arresteerde bij voorkeur collega-makelaars, waar hij iets bezwarends over wist, en mensen die iets bezwarends over hem wisten. Verder ritselde hij de vrijlating van bevriende zakenrelaties zoals Hoelen. Verder liet hij bezwarende informatie over zichzelf en bevriende relaties verdwijnen. Er werd een belastende verklaring tegen hem werd ingediend, waarbij de verklarende (een gearresteerde collaborateur di vrijwillig in Duitsland had gewerkt) vertelde dat hij als bewijsstuk een foto thuis had liggen met Zwolsman bij de bunkerbouw in Kassel. Daarop trok Zwolsman een politie-uniform aan en haalde de foto op bij de echtgenote van de arrestant en liet de foto spoorloos verdwijnen. Bij huiszoekingen nam hij regelmatig waardevolle zaken in beslag die vervolgens verdwenen.
Na enkele weken had hij genoeg van het slecht betaalde politiebaantje en stortte hij zich weer op de veel lucratievere makelaardij en bouwactiviteiten. Hij had zoveel vijanden gemaakt dat een daarvan zijn woning in augustus 1945 beschoot.
Op 4 december 1945 werd hij gearresteerd door een ongebruikelijk grote arrestatieploeg van 12 man. Hij weigerde mee te gaan en hield zich ziek, waarop hij op een brancard werd afgevoerd. De beschuldigingen tegen hem luidden: verraad en samenwerking met de vijand, spionage, deviezensmokkel, handel in Joods bezit en uitvoeren van werkzaamheden voor de Wehrmacht. Ook het achterhaalbare vermogen werd in beslag genomen, wat volgens de boeken een waarde had van 176.822,59 gulden: niet gek voor iemand die voor de oorlog een noodlijdend bedrijfje had en in 1938 failliet ging.
Het onderzoek tegen Zwolsman werd in handen gelegd van Willem Evert Sanders. Maar die werd het werken onmogelijk gemaakt; hij ondervond aan alle kanten tegenwerking bij het Bureau Nationale Veiligheid (BNV). Een keer vloog zelfs het archief waar hij zijn onderzoeksmateriaal met betrekking tot Anton van der Waals had opgeslagen in brand.
Enige tijd later werd Sanders definitief de toegang tot zijn kantoor ontzegd. Daarop liet hij zijn secretaresse een aantal dossiers naar buiten smokkelen en liet die fotograferen, want hij vertrouwde de gang van zaken niet en was bang dat de dossiers vernietigd zouden worden. Dit raakte bij zijn meerderen bekend en toen werd minister-president Beel ingeschakeld. Sanders moest onmiddellijk bij Beel persoonlijk de dossiers komen inleveren. Sanders deed dat zo ver dat mogelijk was, maar hij had een deel van de dossiers thuis in Enschede liggen. Daarop liet Beel Sanders arresteren door reeds klaarstaande politiemannen. Dit was het begin van de spraakmakende affaire Sanders. Beel zorgde ervoor dat de dossiers vernietigd werden. De stukken betroffen onder andere Zwolsman, Hoelen, Sonderkommando Frank en de Silbertannemoorden. Ook had Sanders bij een huiszoeking een filmpje van een feestje in 1944 bij Zwolsman thuis in beslag genomen. Je kon daarop zien met wie Zwolsman omging en dat was belangrijk bewijsmateriaal. Mogelijk stonden er behalve Gestapo-medewerkers ook Nederlandse toppolitici als Deckers en Romme uit Beel’s partij op. Beel eiste het filmpje op en liet het bij Zwolsman thuisbezorgen, zodat die het alsnog kon vernietigen.
De in Enschede liggende dossiers werden door een broer van Sanders ingeleverd bij een bijkantoor van het BNV, maar ze werden dezelfde avond gestolen. De politie kon ze opsporen, maar toen kwamen ze als bewijsmateriaal in handen van de Haagse Gemeentepolitie, die ze in 1951 aan het Ministerie van Justitie overdroeg. Enige jaren later werden ze aan de Binnenlandse Veiligheidsdienst overhandigd. De dossiers zijn waarschijnlijk onwettig vernietigd, maar de filmrolletjes zijn nog in bezit van de AIVD. Die wilde ze omstreeks 2008 aan het Nationaal Archief overhandigen, maar die stuurde ze terug omdat ze eerst gerestaureerd moesten worden omdat ze anders ontoegankelijk zijn. De AIVD voldoet tot nog toe niet aan de wettelijke plicht de rolletjes te restaureren en laat ze langzaam vergaan, zodat een belangrijk stuk geschiedenis van Nederland definitief verloren gaat.
Op basis van het sterk beperkte materiaal volgde er een strafproces, waarbij alleen het verraden van Hillesheim en de roofovervallen aan de orde kwamen; de bunkerbouw, spionage en handel in Joodse bezittingen werden niet ter sprake gebracht. Zwolsman erkende de roofovervallen en zei dat de geroofde goederen nodig waren om wapens onder te verbergen. Bij de gestolen goederen waren bijvoorbeeld gouden tientjes, ik kan me niet goed voorstellen hoe je onder een gouden tientje een stengun kunt verbergen. Het eindoordeel van de rechter was dat de uitlevering van Hillesheim niet strafbaar was en voor de roofovervallen op Nederlandse kruideniers werd geen straf opgelegd omdat de rechter vond dat daarmee de Duitsers zwaar benadeeld werden. Aldus werd Zwolsman in november 1946 vrijgelaten. Zwolsman kreeg bovendien zijn in beslag genomen bezittingen terug, waarmee hij zijn rijkdommen verkregen door roof, chantage, afpersing, handel in Joodse bezittingen, zwarte handel, bunkerbouw, beloningen als V-Mann voor de Gestapo e.d. kon behouden. Ook werd hem geen naheffing door de belastingdienst opgelegd, ondanks dat uit het onderzoek was gebleken dat de privé-uitgaven van Zwolsman in het laatste oorlogsjaar anderhalf miljoen gulden bedroegen.
Na zijn vrijlating begon hij weer als bouwondernemer en kreeg zeer veel opdrachten voor de wederopbouw van Den Haag, dat veel woningen verloren had door de bouw van de Atlantikwall en het bombardement op Bezuidenhout.
In 1950 kreeg Zwolsman door koningin Juliana de relatief lage onderscheiding Bronzen Leeuw vanwege zijn verzetsactiviteiten voor BBO.
In de loop In 1957 benoemde Zwolsman de voormalige minister-president Beel tot commissaris in zijn bedrijf, waarbij de dank voor het laten stopzetten van het gerechtelijk onderzoek en het alten verdwijnen van bewijsmateriaal vast wel een rol heeft gespeeld. Een andere toppoliticus uit de KVP die een commissariaat in de VAB kreeg was de voormalige staatssecretaris van Economische Zaken Wim van der Grinten. Die werd in 1956 benoemd en in 1958 bevorderd tot voorzitter van de raad van commissarissen. In 1977 zou Van der Grinten optreden als informateur van het eerst kabinet Van Agt. Overigens was dat niet de eerste kennismaking met de Zwolsman-bedrijven. Vanaf 1945 had Van der Grinten de leiding gehad over het Nederlands Beheers Instituut dat toen het beheer over de Zwolsman-bedrijven voerde.
Zwolsman had door zijn bouwactiviteiten veel te maken met de KVP-wethouder voor Volkshuisvesting en Wederopbouw Louis Feber, die tevens locoburgemeester was. Door ‘wanbeleid’ raakte er bij de gemeente twee miljoen gulden zoek en daarom moest Feber aftreden. Prompt bood Zwolsman hem een baan aan. Twee jaar later werd Feber gearresteerd omdat hij samen met bankdirecteur Charles van Houten via aandelenmanipulaties 200.000 gulden verduisterd had. Van Houten was eerder betrokken geweest bij de oprichting van het Bureau Nationale Veiligheid en de Bilderberg-groep en nauw bevriend met prins Bernhard.
In 1961 begon Zwolsman met een spectaculaire overnames van vastgoedbedrijven, waarvan de Exploitatie Maatschappij Scheveningen de bekendste was. Een minder bekende overname was die van de Willemsparkflat waarin Zwolsman tijdens de oorlog bijna dagelijks bij het Sonderkommando Frank van de Duitse contraspionage op bezoek kwam. Vlak voor de overname werd de flat omgedoopt in Hotel Majestic, dezelfde naam als tijdens de Tweede Wereldoorlog het hoofdkwartier van de Gestapo in Parijs. Zwolsman financierde alles door te betalen met aandelen of het geven van aandelen in onderpand voor leningen. Doordat hij ook uitgebreide relaties in de politiek had, leek het gehele Zwolsman-concern gebouwd te zijn op dezelfde principes als het Barmat-concern enige decennia eerder.
Bij de snelle expansie van zijn concern wilde hij ook met commerciële televisie beginnen. Samen met Verolme construeerde hij het REM-eiland net buiten de territoriale grenzen om vandaar televisie-uitzendingen te gaan plegen. De huidige omroep TROS is daaruit voortgekomen. Voor de financiering stichtte hij de Volks Aandelen Trust (VAT) en zweepte het minder welvarende deel van de bevolking op om mee te doen in een hype om daar aandelen in te kopen. Zelf stapte hij er tijdig uit met veel winst, maar de minvermogende kleine aandeelhouders werden later opgezadeld met het frauduleuze faillissement van de bank Teixeira de Mattos, waardoor de aandelen veel waarde verloren.
Voor het belonen van politici werden creatieve oplossingen gevonden. In Rijswijk moest het winkelcentrum Bogaard ontwikkeld worden. Zwolsman wierp zich op als projectontwikkelaar en de KVP-burgemeester Archibald Bogaardt moest ook een kluif toegeworpen worden. Zwolsman kocht van hem een armzalig lapje grond in Italië voor 495.000 gulden, terwijl Bogaardt daar een paar jaar eerder slechts 40.000 gulden voor had neergeteld.
Zwolsman was een bouwondernemer en wilde daarom graag veel verbouwingen aan het vastgoed in het door hem gestichte concern verrichten. Maar daarvoor waren bouwvergunningen nodig en die werden niet altijd verleend, vooral niet als iemand uit de verkeerde partij wethouder was of de gemeenteraad dwars lag. Tot Zwolsmans geluk vlogen dan veel van die panden, die soms zwaar oververzekerd waren, in brand, soms zo dat ze tot de grond toe afbrandden: theatergebouw Kunsten en Wetenschappen. Kurhaus, landgoed Backershagen en een perceel in Rucphen. Verder vlogen twee aan het Brederode-concern verkochte panden in brand, waarbij mij niet duidelijk is of de overdracht al had plaatsgevonden: Grand Hotel en Oranje Galerij. Nadat in de dagbladen berichten verschenen dat het wel erg toevallig was dat er zoveel panden van Zwolsman in brand vlogen, hield de reeks branden op.
In de loop van de jaren waren in de kranten zo nu en dan artikelen verschenen over de activiteiten van Zwolsman tijdens de oorlog. Vooral het overbrengen van gevangenen naar kamp Amersfoort in ruil voor de vrijlating van een relatie van Zwolsman werd een paar keer aan de orde gesteld. Zwolsman reageerde daar nooit op. Maar in 1969 kwam de voormalige Belgische SS’er Anton van der Gouw met de bewering dat hij kon aantonen dat Zwolsman betrokken was bij de moord op 124 mensen en dat hij daar een boek over zou publiceren. Nu reageerde Zwolsman fel en wist via de rechter te bewerkstelligen dat het boek verboden werd. Daarbij verwees de officier van justitie naar artikel 261 van het wetboek van strafvordering, ‘dat bescherming biedt tegen ongewenste publiciteit, zowel wanneer het gaat om feiten die op waarheid berusten als wanneer dat niet het geval is’. Daarom weten we nu niet wat er van waar was en waar het op sloeg; de officier van justitie liet in ieder geval open dat het waar kon zijn en voorkwam daarmee een discussie over de feiten in de rechtszaal.
Als ik moet raden dan zou ik aan de Aktion Silbertanne denken die door leden van het Sonderkommando Frank werden begaan. Weliswaar was Zwolsman lid van dat Sonderkommando, maar ik heb nergens een aanwijzing kunnen vinden dat Zwolsman bij de Aktion Silbertanne betrokken was. Bovendien was het aantal slachtoffers van de Aktion veel kleiner.