In een ver verleden heb ik eens in een wedstrijd tegen Ton Timman glad gewonnen gestaan. Ik snapte alleen niet waarom hij maar niet opgaf, want mat binnen een paar zetten leek onafwendbaar. Maar de slimmerik had een val voor me opgezet en ik tuimelde er met open ogen in. Hij offerde zijn toren en toen zag ik pas dat als ik die nam hij pat stond en het remise zou zijn. En als ik en stapje met mijn koning opzij zou zetten, dan ging zijn toren er gewoon achteraan; hij zou eeuwig schaak blijven geven. Dus ik reikte hem de hand voor remise en had er de pest in dat ik het verknald had.
Maar het verschijnsel bleef me intrigeren. Toen verscheen het fantastische boekje Schaakkcuriosa van Tim Krabbé. Daarin werd het verschijnsel dolle toren uitgebreid behandeld. Het intrigeerde me toen nog meer. Gedurende een slapeloze nacht kreeg ik opeens een idee: ik zou proberen een probleem te componeren, waarin twee keer een dolle toren voorkomt.
Een poos later pakte ik mijn schaakbord en probeerde zo een stelling op het bord te krijgen. Tot mijn verbazing lukte het me binnen een uur om het essentiële deel van de stelling op het bord te zetten met twee torens en een manoeuvre om ze achtereenvolgens kwijt te raken. Maar om er een echt compleet probleem van te maken heeft me heel wat dagen gekost. Ik moest namelijk de stelling zo maken dat er maar één juiste beginzet, sleutelzet, was en er moest een min of meer duidelijk matvoering komen. Bij het laatste kreeg ik nog het idee dat er mat met een koningszet gegeven moest worden, wat alleen met een aftrekschaak kan. Dat laatste is niet goed gelukt, want er zijn voor de laatste paar zetten meerdere mogelijkheden, die precies evenveel zetten vergen. Maar de variant met een koningszet zit er bij.
Uiteindelijk is het een schaakprobleem geworden dat er oerlelijk uitziet. Mat in 39 zetten, maar een weinig subtiele beginzet. Ik heb het ter becommentariëring aan de expert Tim Krabbé toegezonden. Hij schreef me terug dat hij nooit zoiets gezien had. Daaruit heb ik geconcludeerd dat dit het enige schaakprobleem wereldwijd was, waar twee keer een dolle toren in voorkomt.
In mijn jeugd had ik een twee vriendjes met de achternaam Haring. Ze woonden schuin tegenover me. Ik was ze al lang uit het oog verloren, toen ik erachter kwam dat hun vader de wereldberoemd schaakprobleem componist Jac. Haring was. Natuurlijk had ik zijn naam in Schakend Nederland vaak zien staan. Maar ik had me nooit gerealiseerd dat het mijn overbuurman was. Ik heb hem aangeschreven wat ik er mee kon en hoe het te publiceren. Hij adviseerde me om het om te zetten naar een eindspelprobleem. Maar dat is er nooit meer van gekomen.
Bij mijn tweede promotie had ik stellingen nodig. Daarbij is het traditie om van de laatste stelling iets grappigs te maken, die wel hout snijdt en ook iets intellectueels in zich bergt. Toen bedacht ik dat een schaakstelling ook een stelling is. Dus heb ik hem als laatste stelling gepubliceerd met de tekst± ´Deze stelling is niet te dol´. Dat dolle slaat dan op het feit dat het niet te dol is om een schaakstelling als laatste stelling te hebben en dat de stelling met twee dolle torens niet te dol is.
Misschien kom ik er ooit nog eens toe om dit te probleem te bewerken in de zin van de aanbeveling van Jac. Haring. Maar voorlopig wil ik ook schaakliefhebbers die mijn proefschrift niet kennen ook de kans geven om van dit unieke schaakprobleem kennis te nemen.
Hieronder geef ik het probleem. Bij de uitleg geef ik eerst aan welke beginzetten falen en vervolgens geef ik de oplossing, waarbij ik voor de laatste paar zetten de door mij geprefereerde variant volg. De tekst is vrijwel identiek aan de tekst die ik tijdens mijn promotie verspreid heb.
Falende beginzetten:
Eerst geef ik aan welke beginzetten van wit falen en waarom. Vervolgens geef ik de oplossing.
Ondanks het materiaaloverwicht en de hachelijke positie van de zwarte koning is de witte stelling schijnbaar hopeloos, vanwege de vrijwel onbeschermde positie van de koning. Een pion van zwart kan met schaak promoveren tot dame met in het kielzog nog een dame en een toren die net zoals de toren op c6 en de beide paarden ook nog hun bijdrage kunnen leveren om de onbeschermde koning te attaqueren Bij een onjuiste eerste zet door wit kan zwart het matnet rond de koning snel sluiten. Bijvoorbeeld:
A:
1. Df7 ‒ e8
Wit dreigt onmiddellijk mat te geven via Dc8:± of via Dc6:±, maar dit blijkt onvoldoende te zijn:
1. a2 ‒ a1D†
2. Kg1 ‒ h2 Tc6 x h6†
3. Kh2 ‒ g2 Da1 ‒ g1±
B:
1. Df7 ‒ e6
Wit dreigt wederom mat te geven middels Dc8:± of Dc6:±
1. a2 ‒ a1D†
2. Kg1 ‒ h2 Pe3 ‒ g4†
De witte koning kan weglopen, of het paard kan geslagen worden; bij elkaar zijn er vier mogelijkheden:
Ba:
3. Kh2 ‒ g2 Da1 ‒ h1†!
4. Kg2 x h1 Da3 x f3†
5. Kh1 ‒ g1 Ta4 ‒ a1†
6. De6 ‒ e1 Df3 x f2†
7. Kg1 ‒ h1 Tc6 x h6†
8. Lc7 ‒ h2 Th6 x h2±
Een ander vluchtveld voor de koning gaat ook niet:
Bb:
3. Kh2 ‒ g3 Da1 ‒ g1†
4. Kg3 ‒ h4 Dg1 ‒ h1†
5. Kh4 ‒ g5 Da3 ‒ c1†
en nu zijn er vier opties:
Bb1:
6. Kg3 x g4 Dh1 ‒ g2†
7. Lc7 ‒ g3 Dc1 ‒ f4†
8. Kg4 ‒ h5 Dg2 ‒ h3†
9. De6 x h3 Tc6 x h6±
of
Bb2:
6. Kg5 ‒ f5 Dh1 x f3†
7. Lc7 ‒ f4 Dc1 x f4†
8. Kf5 ‒ g6 Df4 ‒ f5±
of
Bb3:
6. De6 ‒ e3 Dh1 x h6±
Of het paard slaan met de pion
Bc:
3. f3 x g4 Tc6 x h6†
4. Lg8 x e6 Da1 ‒ h1†
5. Kh2 x h1 Da3 ‒ h3†
6. Kh1 ‒ g1 Ta4 ‒ a1±
of met de dame
Bd:
3. Dc6 x g4 Tc6 x h6†
4. Kh2 ‒ g2 Da1 ‒ h1†
5. Kg2 ‒ g3 Dh1 ‒ g1±
Een andere mogelijkheid is om op voorhand het schaak op de h-lijn te verhinderen, het nadeel hiervan is dat wit nu geen onmiddellijke dreiging meer heeft, zodat zwart eventueel een tussenzet zonder schaak kan uitvoeren:
C:
1. Df7 ‒ h5 a2 ‒ a1D†
2. Kg1 ‒ h2 Pe3 ‒ g4†
Als de koning op de tweede rij blijft, dan volgt:
Ca:
3. Kh2 ‒ g2 Da1 ‒ g1†
4. Kg2 x g1 Da3 x f3
5. Te6 ‒ e1 Df3 x f2†
6. Kg1 ‒ h1 Df2 x e1†
7. Kh1 ‒ g2 De1 ‒ f2†
8. Kg2 ‒ h3 Ta4 ‒ a3†
9. Lc7 ‒ g3 Df2 x g3±
En als hij naar de derde rij gaat:
Cb:
3. Kg2 ‒ g3 Da1 ‒ g1†
4. Kg3 ‒ h4 Da3 x f3†
Wit kan nu tevergeefs vervolgen met:
Cb1:
5. Lg8 x d5 Dg1 ‒ h1†
6. Kh4 ‒ g5 Df3 ‒ f6±
of met:
Cb2:
5. Dh5 x d5 Dg1 ‒ h1†
6. Kh4 ‒ g5 Df3 ‒ f4±
of door de toren te blokkeren
Cb3:
5. Te7 ‒ e6 Dg1 x f2†
6. Lc7 ‒ g3 Df2 x g3†
7. Kh4 ‒ g5 Df3 ‒ f4±
Het slaan van het paard leidt tot dezelfde stellingen als bij variant B.
Wit kan ook de dame verplaatsen naar de diagonaal, maar dat blijkt ook te falen:
D:
1. Df7 ‒ f6 a2 ‒ a1D†
gevolgd door:
Da:
2. Df6 x a1 Da3 x a1†
3. Kg1 ‒ h2 Tc6 x h6†
4. Kh2 ‒ g3 Da1 ‒ g1±
of door:
Db:
2. Kg1 ‒ h2 Da1 x f6†
3. Te7 x e3 Df6 ‒ h4†
4. Kh2 ‒ g2 Dh4 ‒ h3†
5. Kg2 ‒ g1 Da3 ‒ c1†
6. Te3 ‒ e1 Dc1 x e1±
Al deze beginzetten met de dame blijken niet te helpen. Een torenzet misschien dan?
E:
1. Df7 ‒ e6
Zo worden weliswaar een toren en een loper geblokkeerd, maar er dreigt echter niets:
1. a2 ‒ a1D†
2. Kg1 ‒ h2 Da1 ‒ f1
Er dreigt nu mat door Dg2±, maar zwart kan nog wat spartelen:
Ea:
3. Kh2 ‒ g3 Df1 ‒ g2†
4. Kg3 ‒ h4 Da3 ‒ c1
5. Lc7 ‒ g3 Pe3 ‒ f5†
6. Df7 x f5 Dc1 x h6†
7. Te6 x h6 Tc6 x h6†
8. Df5 ‒ h5 Dg2 ‒ h3†
9. Kh4 ‒ g5 Dh3 x h5±
Of het veld g2 dekken met de toren:
Eb:
3. Te6 ‒ g6 Df1 ‒ h3†
4. Kh2 ‒ g1 Da3 ‒ a1±
Wit kan ook met de toren een van de paarden verwijderen:
F:
1. Te7 x e3 a2 ‒ a1D†
2. Kg1 ‒ g2 Da3 x e3
en vervolgens met de dame dreigen:
Fa:
3. Df7 x d5 Lc7 ‒ h3†
4. Kg2 x h3 Da1 ‒ f1†
5. Kh3 ‒ g3 Df1 x f2†
6. Kg3 ‒ h3 De3 x h6†
7. Kh3 ‒ g4 Df2 ‒ h4†
8. Kg4 ‒ f5 Dh6 ‒ g5±
of de dame verwijderen:
Fb:
3. f2 x e3 Ta4 ‒ a2†
4. Kg2 ‒ g3 Da1 ‒ g1†
5. Kg3 ‒ h4 Ta2 ‒ h2†
6. Lc7 x h2 Dg1 x h2†
7. Kh4 ‒ g5 Dh2 x h6±
Als de toren niet helpt dan misschien de loper?
G.
1. Lc7 ‒ d6
Op deze manier wordt de toren verhinderd op h6 te slaan en er dreigt Ta7:±
1. a2 ‒ a1D†
2. Kg1 ‒ h2 Da1 ‒ g1†
3. Kh2 x g1 Da3 ‒ c1†
4. Kg1 ‒ h2 Pe3 ‒ f1†
Wit heeft nu de keuze uit twee mogelijkheden:
5. Kh2 ‒ g1 Pf1 ‒ g3†
6. Kg1 ‒ g2 Da1 ‒ h1†
7. Kg2 x g3 Dh1 ‒ h2±
of:
5. Kh2 ‒ g2 Dc1 ‒ g5†
6. Lc7 ‒ g3 Pf1 ‒ e3†
Waarna het snel uit is, onafhankelijk wat wit kiest, het paard slaan of niet:
Gb1:
7. Kg2 ‒ g1 Ta3 ‒ a1†
8. Kg1 ‒ h2 Tc6 x h6†
9. Df7 ‒ h5 Th6 x h5†
10. Lg3 ‒ h4 Th5 x h5±
of:
Gb2:
7. Te7 x e3 Pd5 x e3†
8. f2 x e3 Ta4 ‒ a2†
9. Kg2 ‒ f1 Lc8 ‒ h3†
10. Kf1 ‒ e1 Dg5 x g3†
11. Ke1 ‒ d1 Dg3 ‒ g1±
We hebben nu zo ongeveer alles geprobeerd, de situatie lijkt hopeloos voor wit. Alleen de echte sleutelzet helpt.
Oplossing:
1. Df7 x d5!
Met dit dameoffer dreigt wit mat te geven middels Dc6: ±. Verder is nu de zwarte toren op c6 gepend, terwijl bovendien het belangrijke veld g5 gecontroleerd wordt zonder de dekking van f3 prijs te geven.
1. Pe3 x d5
Na de voor de hand liggende zet 1. … a1D† gevolgd door 2. Kh2 Pf1† 3. Kg2 Pe3† 4. Te3: is zwart letterlijk en figuurlijk uitgeschaakt. En na 2. … Pg4† 3. fg4: helpt 3. … Dh1† ook niet vanwege 4. Dh1:, terwijl het na 3. … Dg1† 4. Kg1: Dc1† 5. Kg2 ook uit is. De aangegeven voortzetting 1. … brengt de dreiging 2. … a1D† 3. Kg2 Dh1† 4. Kh1: (4. Kg3 Daf3:±) Df3: † 5. Kh2 Dh3† 6. Kg1 Ta1± weer in de stelling.
2. Lg8 x d5
Wit dreigt nu mat te geven door zowel Lc6:± als Tc8:±; bovendien is zo de pion op f3 weer gedekt. Zwart heeft bijna geen schaakjes meer. Het vervelende paard op e3 is nu weg.
2. a2 ‒ a1D†
3. Kg1 ‒ g2 Da1 ‒ g1†
4. Kg2 x g1 Da3 ‒ c1†
5. Kg1 ‒ g2 Dc1 ‒ g1†
Natuurlijk niet 5. … Dg5† 6. Lg3 Dd5: 7. Pc6: Dc6: 8. bc6: Ta6: 9. Tc8:±.
6. Kg2 x g1 Ta4 ‒ a1†
Dit is de clou van de zwarte verdediging: de toren op a1 is dol! Wit moet meteen maatregelen nemen.
7. Te7 ‒ e1!!
Het doel van deze absoluut noodzakelijke zet is nu nog volkomen mysterieus. Dat al pas over 16 zetten blijken als wit het veld c7 moet ontruimen. Indien de toren dan nog op e7 staat bestrijkt deze het veld b7 wat dan tot pat aanleiding zal geven. Deze tussenzet is de enige manier om die toekomstige patval te vermijden.
7. Ta1 x e1†
8. Kg1 ‒ h2
Nu niet 8. Kg2 Tg1† 9. Kh2 Tg2† 10. Kg1 Tg1† enz. en zwart geeft wit aldus de keuze tussen eeuwig schaak en pat.
8. Te1 ‒ h1†
9. Kh2 ‒ g3
Natuurlijk niet 9. Kh1: en pat!
9. Th1 ‒ g1†
10. Kg3 ‒ f4 Tg1 ‒ g4†
11. Kf4 ‒ e3
De koning moet terug naar de derde rij, want anders 11. Ke5? Te4† 12. Ke4: pat.
11. Tg4 ‒ e4†
12. Ke3 ‒ d2
Na 11. Kd3 Te3† 12. Kc2 Te2† 13. Kb3 Te3† 14. Ka2 Te2† wordt een stelling met dezelfde mogelijkheden als met de aangegeven zet bereikt, maar het duurt een zet meer.
12. Te4 ‒ d4†
13. Kd2 ‒ c3
Ook 13 Kc2 Td2† enz. duurt een zet meer.
13. Td4 ‒ d3†
Na 13. … Tdc4:† 14 Pc4: is de dolle toren verwijderd en de patdreiging opgeheven.
14. Kc3 ‒ b2 Td3 ‒ d2†
Na 14. … Tb3† 15. Pb3: is wit uit de problemen.
15. Kb2 ‒ a3 Td2 ‒ a2†
Natuurlijk niet 15. … Td3† 15. Pb3 Tb3:† 17. Kb3: en de dolle toren is weg zonder dat zwart pat staat.
16. Ka3 ‒ b3 Ta2 ‒ a3†
Zwart probeert te verhinderen dat de witte koning veld c3 bereikt, want dan kan deze doorlopen naar e5 waarna de dolle toren opgeruimd kan worden via bijv. 16. … Tb2† 17. Kc3 Tc2† 18. Kd4 Td2† 19. Ke5 Te2† 20. Le4 Te4:† 21. Ke4: en de patdreiging is opgeheven.
17. Kb3 ‒ b2!!
De clou van het stormrondje van deze koningswandeling. Als wit 17. Kc2 speelt, geeft zwart schaak middels 17. … Tc3†, waarna wit geen stap verder is gekomen. Nu is zwart gedwongen om 17. … Ta2† te spelen, waarna de witte koning alsnog c3 kan bereiken.
17. Ta3 ‒ a2†
Natuurlijk niet 17. … Tb3†, want dan volgt Pb3:
18. Kb2 ‒ c3 Ta2 ‒ c2†
19. Kc3 ‒ d4 Tc2 ‒ d2†
20. Kd4 ‒ e5 Td2 ‒ e2†
Na 20. … Td5†: volgt 21. cd5: Te6† 22. Kd4 Te4† 23. Kc5 Tc4† 24. Pc4:
21. Ld5 ‒ e4!
Wit dwingt zwart de pennende loper te slaan, zodat de patdreiging verdwijnt.
21. Te2 x e4†
22. Ke5 x e4
Wit mag niet slaan volgens 22. fe4:, want dan raakt hij zijn loper op c7 nooit meer kwijt. Wit moet namelijk proberen om met de koning op c7 te komen en vervolgens naar d8 te komen, zodat een aftrekmat mogelijk wordt. Want na 22. … Te6† blijft zwart eeuwig schaak geven, zonder dat de loper op c7 er tussen geplaatst kan worden. Na de tekstzet lukt dit wel als volgt:
22. Tc6 ‒ e6†
Is dit niet al te dol?; nog een dolle toren!
23. Lc7 ‒ e5!!
Wit dwingt zwart wederom een loper te slaan. Wit moet de loper van c7 weghalen, omdat op het slot de koning naar veld c7 moet kunnen ontkomen om pat te vermijden; daarvoor moest dit veld dus eerst ontruimd worden.
Vanwege deze zet moest wit al op de zevende zet zijn toren laten slaan. Zou deze toren op e7 zijn blijven staan, dan kan deze zwarte toren niet op dezelfde als de vorige via het koningsdriehoekje Kb2-a3-b3-b2 onschadelijk worden gemaakt, omdat zwart dan eenvoudig eeuwig schaak over de derde rij kan geven beginnende met Tb3†. Zou wit dan met Pb3: de toren verwijderen, dan is het pat! Aan het slot zal gedemonstreerd worden wat er gebeurt als de loper op c7 blijft staan (eventueel met de op de zevende zet geslagen toren op e7).
23. Te6 x e5†
24. Ke4 ‒ d3 Te5 ‒ d5†
25. Kd3 ‒ c3 Td4 ‒ c3†
26. Kc3 ‒ b2 Td3 ‒ d2†
27. Kb2 ‒ a3 Td2 ‒ a2†
28. Ka3 ‒ b3 Ta2 ‒ a3†
29. Kb3 ‒ b2
Ter herinnering: zou de op de zevende zet geslagen witte toren nog op e7 staan, dan had zwart eenvoudig met 29. … Tb3† kunnen vervolgen en steeds schaak gevend over de derde rij blijven bewegen. De witte koning komt dan nooit meer over de derde rij heen. Ook al zou de witte koning over de velden f1 en g2 proberen weg te vluchten, dan wordt deze via Tg1† en Tg2† definitief op de velden h1 en h2 gevangen gehouden.
29. Ta3 ‒ a2†
30. Kb2 ‒ c3 Ta2 ‒ c2†
31. Kc3 ‒ d4 Tc2 ‒ d2†
32. Kd4 ‒ c5 Td2 ‒ d5†
33. Kc5 ‒ c6 Td5 ‒ d6†
Na 33. … Tc5† 34. Pc5: hebben de zwarte koning en de pion op a7 weer bewegingsvrijheid en is de patdreiging definitief weg.
34. Kc6 ‒ c7 Td6 ‒ c6†
Verhindert dat de zwarte koning de loper slaat, waarna er onmiddellijk mat dreigt.
35. Kc7 ‒ d8 Tc6 ‒ c7
Andere mogelijkheden waarmee zwart het mat even lang kan uitstellen zijn:
a. 35. … La6: 36. ba6: Tc8:† 37. Kd7 Tb8 38. Tb8:† Kb8: 39. g8D±.
b. 35. … Lf5 36. bc6: Lc8 37. Tf8 La6: 38. Kc7† Lc8 39. Tc8:±.
c. 35. … Tc4: 36. Pc4: Kb7 37. g8D Le6 38. De6: Ka8 Kc7±.
en de volgende mogelijkheden gaan zelfs een zet sneller:
d. 35. … Td6† 36. Kc8: Td8† 37. Kc7 Th8: 38. gh8:D±.
e. 35. … Ta6: 36. Kc8: Tc6† 37. Kd7† Tc8 38. Tc8:±.
Ik kies voor een van de leukste oplossingen:
36. g7 ‒ g8D Tc7 ‒ d7†
37. Kd8 x c8 Td7 ‒ f7
38. Pa6 ‒ c7† Tf7 x c7†
39. Kc8 x c7±
Het is wel zo consequent als na al 31 koningszetten de getergde koning zelf het vonnis voltrekt!